1

Dit is een brief van Paulus, een dienaar van Christus Jezus. Hij heeft mij uitgekozen om Zijn apostel te zijn en overal het goede nieuws bekend te maken,
namelijk dat God nL heeft gedaan wat Hij lang geleden door Zijn profeten in de Boeken al had beloofd.
Het gaat over Gods Zoon, Jezus Christus, onze Here. Menselijk gezien stamt Hij van David af. Doordat Hij terugkwam uit de dood heeft de Heilige Geest bewezen dat Hij de machtige Zoon van God is.
Jezus Christus heeft mij genade gegeven en tot apostel gemaakt. Ik moet in de hele wereld mensen oproepen God te gehoorzamen en in Jezus Christus te geloven.
U hoort daar ook bij; ook u bent geroepen om bij Jezus Christus te horen.
Beste vrienden van God in Rome, die geroepen zijn om bij God te horen: Het is mijn diepe verlangen dat u de genade en de vrede van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus zult ervaren.
Om te beginnen dank ik God door Jezus Christus voor u allemaal. Want het nieuws dat u in Christus gelooft, gaat over de hele wereld.
God weet dat ik voortdurend voor u bid. Ik dien Hem met hart en ziel en vertel de mensen het goede nieuws over Zijn Zoon.
Telkens wanneer ik bid, vraag ik God of ik (als Hij het tenminste goed vindt) een veilige reis naar Rome mag maken om u te bezoeken.
Ik verlang ernaar u te zien. Ik wil u zo graag iets geestelijks geven, iets waardoor u versterkt wordt.
Of kan ik het beter zo zeggen: Ik wil graag dat u en ik door elkaars geloof bemoedigd zullen worden.
U moet weten, broeders, dat ik vaak van plan ben geweest u te bezoeken om bij u (net als bij andere volken) mensen voor Christus te winnen. Maar tot nu toe ben ik telkens verhinderd.
Het is namelijk mijn plicht beschaafde èn primitieve volken, ontwikkelde èn ongeletterde mensen het goede nieuws te brengen.
Daarom verlang ik er vurig naar om, voor zover dat in mijn vermogen ligt, ook u in Rome die blijde boodschap te brengen.
Ik schaam mij niet voor dit goede nieuws. Het is immers door de kracht van God het middel waardoor mensen die het geloven, gered worden. In de eerste plaats is dit nieuws voor de Joden, maar ook voor alle andere volken.
Want in die blijde boodschap wordt de rechtvaardigheid van God bekendgemaakt. Dit betekent dat iedereen volkomen op Hem moet vertrouwen. De profeet Habakuk heeft immers geschreven: "De rechtvaardige zal in vertrouwen op Mij leven." (a)
Vanuit de hemel straft God alle slechte, zondige mensen, die de waarheid niet willen accepteren.
Want die mensen kunnen heel goed weten dat God er is. Hij heeft het hun Zelf bekendgemaakt.
God is wel onzichtbaar, maar Zijn werk (alles wat Hij heeft geschapen) bewijst Zijn eeuwige kracht. Want sinds het ontstaan van de wereld is Zijn bestaan duidelijk te herkennen uit wat Hij gemaakt heeft. Daarom hebben de mensen geen enkele verontschuldiging.
Hoewel de mensen in staat waren God te kennen, wilden zij Hem niet de eer geven die Hem toekomt en Hem niet eens danken voor alles wat Hij heeft gedaan. Zij hielden zich met allerlei ideeën bezig. In hun verdwazing raakten zij het spoor bijster.
Hoewel zij dachten dat ze alles wisten, waren zij in werkelijkheid dom.
In plaats van de eeuwige God te eren, maakten zij afgodsbeelden van sterfelijke mensen, vogels, zoogdieren en reptielen.
Daarom liet God hen een speelbal worden van hun eigen onreine begeerten, zodat hun lichamen misbruikt en onteerd werden.
Zij ruilden Gods waarheid in voor de leugen. Zij vereerden de dingen die God gemaakt heeft in plaats van God Zelf. Hij is toch de Maker! Hem komt alle eer toe, voor altijd en eeuwig.
Daarom heeft God hen losgelaten en zijn hun slechte begeerten hun de baas geworden. Het is zelfs zo erg dat de vrouwen zich van een natuurlijk seksueel leven hebben afgekeerd en op tegennatuurlijke wijze met elkaar omgaan.
En met de mannen is het al even erg. Die willen niets meer weten van een natuurlijke seksuele omgang met vrouwen, maar branden van begeerte naar elkaar. Mannen die schandelijke dingen doen met andere mannen! Zij ondervinden in hun diepste wezen de gevolgen van hun afdwalen van God.
Omdat zij niets van God wilden weten, heeft God hen overgelaten aan alles wat in hun verdorven gedachten opkomt. Zij gaan zich te buiten aan allerlei onbehoorlijke dingen.
Zij zitten vol onrechtvaardigheid en misdaad, vol hebzucht, kwaadaardigheid en jaloezie. Zij zijn uit op moord, ruzie, list en bedrog.
Gemeen als ze zijn, houden zij van roddel en kwaadsprekerij. Zij haten God. Het zijn brutale, verwaande opscheppers. Ze weten altijd wel iets slechts te bedenken en zijn hun ouders ongehoorzaam.
Zij zijn onverstandig en onbetrouwbaar, ongevoelig en genadeloos.
Zij weten dat God dit niet kan toestaan. Want wie zoiets doet, verdient de eeuwige dood. Maar toch doen ze het. Erger nog: Zij vinden het prachtig als anderen eraan meedoen.

2

Maar ook alle andere mensen treft dit oordeel. Want wie zegt dat dergelijke mensen streng gestraft moeten worden, veroordeelt daarmee zichzelf. U doet immers dezelfde dingen?
Wij weten dat God rechtvaardig oordeelt. Hij geeft ieder die zulke slechte dingen doet een rechtvaardige straf.
Of denkt u misschien dat u, die anderen veroordeelt voor dingen die u zelf ook doet, Gods straf zult ontlopen?
Bent u dan niet blij dat God zoveel liefde toont en trouw en geduldig is? Begrijpt u niet dat Hij zo lang met Zijn straf wacht om u de kans te geven met de zonde te breken?
Maar nee, u blijft hardnekkig weigeren uw leven te veranderen. Het is uw eigen schuld als de toorn van God u treft op de dag van het rechtvaardige oordeel.
Als Hij de wereld oordeelt, zal Hij ieder geven wat hij verdient.
Hij geeft eeuwig leven aan hen die geduldig de wil van God doen, op zoek naar de glorie en eer en het leven dat nooit eindigt.
Anderzijds zal Hij Zijn strenge straf laten neerkomen op hen die alleen maar aan zichzelf denken en die, in plaats van zich aan de waarheid te houden, onrecht doen.
Wie liever kwaad doet, zal vreselijke pijn en ellende te verduren krijgen. Dat geldt voor iedereen: Niet alleen voor de Joden, maar ook voor alle andere mensen.
Maar ieder die het goede doet, zal door God worden verhoogd en vrede ervaren. Ook dat geldt niet alleen voor de Joden, maar eveneens voor alle andere mensen.
Want voor God zijn alle mensen gelijk.
De mensen die de wet van God niet kennen, gaan verloren zonder dat er naar de wet verwezen wordt. En de mensen die de wet van God wel kennen, worden door de wet veroordeeld.
Om voor God vrijuit te gaan, moet u doen wat Hij wil, of u Zijn wet nu kent of niet.
Hoewel er veel volken zijn die de geschreven wet van God niet hebben, doen die van nature toch wat God wil. Daaruit blijkt dat zij weten wat goed en kwaad is.
De wet van God staat in hun hart geschreven. Hun geweten vertelt hun wat zij moeten doen: Of hun gedachten klagen hen aan, òf hun gedachten spreken hen vrij. Dit is het goede nieuws dat ik breng: Er komt een dag dat Jezus Christus in opdracht van God Zijn oordeel zal uitspreken over het verborgen leven van de mensen, over hun diepste gedachten.
En u, die er trots op bent Joden te zijn, vertrouwt op de geschreven wet van God! U bent er trots op dat u de enige, ware God kent en weet wat Hij wil.
Omdat u onderwijs uit de wet krijgt, kunt u onderscheiden wat goed is.
Daarom beschouwt u zich als mensen die blinden op de goede weg leiden, als een licht voor hen die in het duister leven.
Omdat in Gods wet de waarheid en de kennis onder woorden zijn gebracht, denkt u buitenstaanders en kinderen iets te kunnen leren.
Maar als u anderen onderwijst, waarom onderwijst u zichzelf dan niet? U beweert dat men niet mag stelen. Steelt u zelf dan niet?
U zegt dat men geen overspel mag plegen. Maar wat doet u zelf? U zegt dat u een grote afkeer van afgoden hebt. Toch hebt u uw eigen afgod: het geld! Want u berooft de tempel!
U gaat er prat op Gods wet te kennen. Maar waarom maakt u God dan te schande door Zijn wet te overtreden?
Er staat niet voor niets in de Boeken: "Het is uw schuld dat de naam van God over de hele wereld door het slijk gehaald wordt!" (a)
Uiteraard heeft uw besnijdenis naar de Joodse wet alleen waarde als u zich aan de wet houdt.
Maar als u dat niet doet, bent u niet beter af dan de mensen die geen Jood zijn. Als niet-Joden zich aan de wet houden, zal God hun dan ook niet alles geven wat Hij de Joden beloofd heeft?
Zij die niet van geboorte Jood zijn, maar wel de wet van God naleven, zullen u (die de wet kent, maar niet houdt) veroordelen.
Omdat u als Jood geboren bent en volgens Joods gebruik besneden, bent u nog geen echte Jood. Nee, een echte Jood is iemand die in zijn hart recht voor God staat.
Het gaat er niet om of u lichamelijk besneden bent, maar of uw hart en gedachten voor God geopend zijn. Iedereen die zo'n levensverandering heeft ondergaan, krijgt zijn eer van God, niet van mensen.

3

Is het dan niet belangrijk om Jood te zijn? Wat heeft de besnijdenis dan voor nut?
Veel! In alle opzichten! In de eerste plaats omdat God Zich juist aan de Joden heeft bekendgemaakt. Hij heeft hun Zijn woorden toevertrouwd.
Als sommigen van hen ontrouw zijn geweest, zal God daardoor dan ook ontrouw worden?
Nee! Ieder mens mag dan een leugenaar zijn, God is het niet; Hij spreekt altijd de waarheid. Er staat immers in de Psalmen: "Here, Uw uitspraken zijn altijd rechtvaardig. U wint al Uw rechtszaken." (a)
Maar als onze onrechtvaardigheid de rechtvaardigheid van God bevestigt, hebben wij d...n recht van spreken? Is God dus onrechtvaardig als Hij ons oordeelt? Dat is natuurlijk een menselijke gedachte!
Nee, God is niet onrechtvaardig! Anders zou Hij toch geen rechter van de wereld kunnen zijn.
Maar als God meer eer ontvangt door mijn oneerlijkheid (omdat die zo schril afsteekt tegen de waarheid van God) waarom word ik dan nog als zondaar veroordeeld?
Sommigen laten ons zeggen: Doe het kwade dan maar, opdat het goede daaruit voortkomt. Deze mensen verdienen het oordeel.
Wil ik hiermee zeggen dat wij als Joden beter zijn dan de andere volken? Nee, absoluut niet. Ik heb al eerder gezegd dat alle mensen, Jood of niet-Jood, schuldig zijn. Ze worden allen beheerst door de zonde.
Het staat zo in de Boeken: "Voor God is niemand rechtvaardig, werkelijk niemand.
Er is niemand verstandig. Er is niemand die echt zijn best doet om God te vinden.
Alle mensen hebben zich van God afgekeerd; zij zijn met elkaar de verkeerde weg opgegaan! Niemand doet wat goed is, zelfs niet één.
De mensen slaan walgelijke, gemene taal uit. Zij gebruiken hun tong voor leugen en bedrog. Hun lippen spuwen dodelijk vergif.
Hun mond is vol vloeken en hatelijkheden.
Zij staan meteen klaar om te doden;
waar zij geweest zijn, laten zij een spoor van verwoesting en ellende achter.
Zij weten niet hoe zij in vrede moeten leven.
Zij houden geen rekening met God. Van enig ontzag voor Hem is geen sprake."
Het is duidelijk dat deze woorden in het bijzonder gelden voor de Joden, die Gods wet hebben. Zo wordt iedereen de mond gesnoerd en gaat niemand vrijuit. De hele wereld moet schuld bekennen voor God.
Ook al houdt men zich aan de wet, dan nog gaat men voor God niet vrijuit. Het enige wat de wet doet, is de mens bewust maken van zijn zonde.
Maar nu is aan het licht gekomen dat God de mens buiten de wet om vrijspraak wil geven. Daar is in de Boeken al op gewezen.
Deze rechtvaardigheid voor God wordt bereikt door op Jezus Christus te vertrouwen. Dit geldt voor alle mensen die in Hem geloven, wie zij ook zijn.
Alle mensen hebben gezondigd en missen daardoor Gods nabijheid.
Maar God is zo goed en vergevend hen weer aan te nemen (zonder dat het hun iets kost en zonder dat zij het hebben verdiend) omdat Jezus Christus hen uit de greep van de zonde heeft bevrijd.
God heeft Christus Jezus gegeven als verzoeningsoffer. Door Zijn bloed zal de mens, wanneer hij gelooft, Gods rechtvaardigheid ontdekken. God heeft namelijk de zonden die eerder gepleegd waren, verdragen
om uiteindelijk (in deze tijd) te laten zien hoe rechtvaardig Hij is. Ook als blijkt dat Hij ieder mens, die door geloof bij Jezus hoort, in ere herstelt.
Waarop kunnen wij ons dan nog beroemen? Nergens op! Waarom niet? Omdat we niet met God in het reine kunnen komen door ons aan de wet te houden.
Wij komen met God in het reine door op Jezus te vertrouwen en niet door stipt de wet na te leven.
God is toch niet alleen de God van de Joden; Hij is immers ook de God van de andere volken?
Natuurlijk, er is maar één God. Hij spreekt Joden èn andere mensen vrij op voorwaarde dat zij in Jezus Christus geloven.
Betekent het dan dat wij door op Jezus Christus te vertrouwen, de wet opzijschuiven? Nee, integendeel. Dan doen wij juist wat de wet zegt.

4

Hoe staat het dan met Abraham, die de stamvader van ons Joodse volk is?
Als hij door zijn eigen inspanning vrij voor God stond, zou hij reden hebben om trots te zijn. Maar bij God kun je niet trots zijn.
In de Boeken staat het zo: "Doordat Abraham op God vertrouwde, werd hij vrijgesproken van schuld." (a)
Wie werkt voor een beloning, krijgt die niet omdat het een gunst is, maar omdat hij er recht op heeft.
Als iemand zich echter (zonder eigen inspanning) toevertrouwt aan God, Die de goddeloze vrijspreekt, verklaart Hij hem onschuldig op grond van zijn vertrouwen in Hem.
David zei toch ook dat u gelukkig bent als God u vrijspreekt zonder dat u er iets voor hebt gedaan.
"Gelukkig is hij wiens misstap vergeven en zonden niet meer gezien worden." zei hij.
"Gelukkig is hij aan wie de Here zijn zonde niet toerekent." (b)
Geldt dit alleen voor de Joden, die besneden zijn? Of ook voor de mensen bij wie dat niet gebeurd is? Ik heb toch gezegd dat Abraham vrijspraak kreeg, omdat hij op God vertrouwde! Nu, wanneer was dat?
Toen hij besneden werd of daarvoor? Daarvoor! Pas nadat hij door zijn vertrouwen op God vrijgesproken was, werd hij besneden.
Dat was het teken waarmee zijn onschuld werd bezegeld. Dus is Abraham de voorvader van allen die op God vertrouwen, ook van hen die niet besneden zijn.
Zij zijn pas echt kinderen van Abraham, als zij net zo op God vertrouwen als hij, toen hij nog niet besneden was.
God beloofde dat Hij de wereld aan Abraham en zijn nakomelingen zou geven; niet omdat Abraham zich zo goed aan Gods wet had gehouden, maar omdat hij God geloofde en daardoor recht voor God stond.
Als Gods beloften alleen gelden voor mensen die zich aan de wet houden, dan zou daarmee het geloof overbodig zijn en Gods belofte niets te betekenen hebben.
Als de wet overtreden wordt, volgt daarop straf. Maar als er geen wet is, kan die ook niet overtreden worden.
Wat God ons door Zijn genade wil geven, wordt alleen ons eigendom als wij in Hem geloven. En Gods belofte aan al Abrahams nakomelingen is vast en zeker. Zij geldt niet alleen voor hen die volgens Gods wet leven, maar ook voor hen die, net als Abraham, alleen op God vertrouwen. Want als het om geloof gaat, is Abraham de vader van ons allemaal.
In de Boeken staat immers dat God hem aanwees als een vader van vele volken. (c) En hij is dat voor God, op Wie hij vertrouwde, Die de doden levend maakt en voor Wie alles wat nog moet komen, er al is geweest.
Hoewel alle hoop vervlogen was, bleef Abraham verwachten en geloven dat hij de stamvader van vele volken zou worden, want God had het gezegd! Hij besefte maar al te goed dat hij op honderdjarige leeftijd te oud was om nog een kind te verwekken.
En zijn vrouw Sara was ook al veel te oud om nog een kind te krijgen. Toch werd zijn vertrouwen daardoor niet minder. Hij ging niet twijfelen. Integendeel!
Hij klemde zich vast aan de belofte van God. Zijn vertrouwen bleef sterk en hij gaf God alle eer.
Hij was er absoluut van overtuigd dat God kon doen wat Hij beloofd had.
Daarom verklaarde God hem rechtvaardig.
Dat 'rechtvaardig verklaard worden' heeft niet alleen betrekking op Abraham.
Het is ook geschreven met het oog op ons. Wij worden immers ook rechtvaardig verklaard, want wij vertrouwen op God, Die onze Here Jezus uit de dood heeft laten terugkomen.
Hij heeft Jezus voor onze zonden laten sterven en Hem uit de dood laten terugkomen om ons rechtvaardig te verklaren.

5

Omdat wij ons aan God hebben toevertrouwd, zijn wij rechtvaardig geworden. Wij hebben nu vrede met God dank zij onze Here Jezus Christus.
Hij heeft ons dit bevoorrechte leven binnengeleid, waar wij vol verwachting uitkijken naar alle grootse dingen die Hij voor ons heeft klaarliggen.
Maar dat is niet het enige waarover wij zo blij zijn. Wij zijn ook nog blij als wij het moeilijk hebben, want wij weten dat wij daardoor leren vol te houden.
Als wij volhouden, doorstaan wij de proef. En als wij de proef doorstaan, wordt onze hoop sterker.
Die hoop is geen valse hoop, omdat Hij ons hart gevuld heeft met Zijn liefde door de Heilige Geest, Die Hij ons heeft gegeven.
Christus is immers toen wij nog hulpeloos waren, op het juiste ogenblik voor slechte mensen gestorven.
Is er iemand die voor een onschuldig mens wil sterven? Nauwelijks! Misschien gaat iemand nog zover dat hij zijn leven geeft voor een goed mens.
Maar God heeft ons Zijn grote liefde getoond door Christus te sturen en Hem voor ons te laten sterven toen wij nog schuldige zondaars waren.
Wij zijn dus voor God rechtvaardig geworden door het bloed van Christus. Des te meer zal Hij ervoor zorgen dat Gods vreselijke oordeel aan ons voorbijgaat.
Vroeger waren wij vijanden van God. Maar doordat Gods Zoon Zijn leven voor ons gaf, is die vijandschap veranderd in vriendschap. En omdat Jezus leeft, zijn wij voor altijd veilig.
Maar daar houdt het niet mee op! Wij prijzen ons gelukkig over deze nieuwe relatie met God. En dan vooral door onze Here Jezus Christus, want Hij heeft ervoor gezorgd dat het nu weer goed is tussen God en ons.
Samengevat is het zo: Door de schuld van één mens, Adam, is de zonde in de wereld gekomen en de dood is het logische gevolg van de zonde. De dood breidde zich uit naar alle mensen, want zij zondigden allemaal.
De zonde was al in de wereld voordat Mozes Gods wet ontving. Maar zolang die wet er niet was, werd de zonde niemand toegerekend.
Toch ontkwam in de tijd van Adam tot Mozes niemand aan de dood, ook al had men niet, zoals Adam, gezondigd door een uitdrukkelijk verbod van God te overtreden. Wat een tegenstelling tussen Adam en Christus, Die nog komen moest!
Hoe schril steekt de zonde van de mens af tegen de genade van God! Door de schuld van één mens, Adam, zijn de mensen gestorven. Maar hoog boven alles uit torent de genade van God voor alle mensen, de onverdiende gift van die ene mens Jezus Christus, Die Zijn eigen leven opofferde om tallozen van de dood te redden.
Met die gift is het anders dan met de zonde van Adam. Door die ene zonde zijn velen veroordeeld. Maar door die ene gift van genade in Christus zijn velen vrijgesproken, hoewel zij het niet hadden verdiend.
Door de overtreding van die ene mens kreeg de dood de wereld in zijn macht. Hoeveel meer is er door die andere mens, Jezus Christus, gebeurd! Door Zijn overvloedige genade is vrijspraak mogelijk geworden. Wie die grote gift van Hem aannemen, zullen samen met Hem leven en als koningen regeren.
Dus, zoals door die ene overtreding van Adam alle mensen werden veroordeeld, worden door die ene goede daad van Christus alle mensen vrijgesproken, zodat zij kunnen leven.
Zoals de ongehoorzaamheid van Adam tot gevolg had dat de mensen zondaars werden, is het gevolg van de gehoorzaamheid van Christus dat tallozen rechtvaardig worden verklaard.
Toen de wet van God erbij kwam om aan te tonen dat geen mens zich aan Gods geboden zou houden, namen de overtredingen toe. Maar hoe de zonde ook toenam, Gods genade nam nog veel meer toe.
Eerst was de zonde oppermachtig en had de dood het laatste woord. Nu is de genade aan de macht en worden mensen vrijgesproken. Nu geeft onze Here Jezus Christus ons eeuwig leven.

6

Wat betekent dat nu in de praktijk? Zullen wij doorgaan met zondigen om daardoor meer genade van God te krijgen?
Geen sprake van! Als gelovigen zijn wij dood voor de zonde! Waarom zullen we dan nog zondigen?
Weet u niet dat ieder die in Christus Jezus gedoopt is, met Hem één is geworden in Zijn dood?
Die doop in Hem was onze begrafenis. En zoals Christus weer levend is gemaakt door de heerlijke macht van de Vader, zo mogen wij nu ook een heel nieuw leven leiden.
Wij zijn dus één geworden met Hem, één in dood en leven.
Wij weten dat de persoon die wij vroeger waren, niet meer leeft. Die is met Christus aan het kruis gestorven. Zo is er afgerekend met het wezenlijke van de zonde.
De zonde heeft niets meer over ons te zeggen. De zonde heeft geen macht over een dode.
Als wij met Christus gestorven zijn, geloven wij dat we ook met Hem zullen leven.
Wij zijn er zeker van dat Christus, nu Hij uit de dood is opgestaan, niet meer zal sterven. De dood heeft geen macht meer over Hem.
Door Zijn sterven heeft Hij de macht van de zonde eens en voor altijd gebroken.
Zijn leven is een leven voor God. Beschouw uzelf daarom dus als dood voor de zonde. Omdat u één bent met Christus Jezus, leeft u nu voor God.
Laat de zonde dan niet meer heersen in uw sterfelijk lichaam. Wees geen slaaf meer van uw slechte begeerten.
Stel geen enkel deel van uw lichaam ter beschikking van de zonde, als iets waarmee slechte dingen worden gedaan. Nee, stel uzelf ter beschikking van God, omdat u met Christus gestorven bent, om nu met Hem te leven. U bent immers dood geweest en weer levend geworden.
Laat God dan ieder deel van uw lichaam kunnen gebruiken om goed te doen. Het is uit met de macht van de zonde over uw leven. U valt niet meer onder de wet die gehoorzaamheid eist, maar onder de genade van God.
Hoe zit het dan? Mogen wij dus zondigen, omdat wij niet meer onder de wet vallen maar op de genade van God vertrouwen? U weet wel beter.
Als u bij iemand als slaaf in dienst komt, moet u doen wat hij zegt. Hij is de baas over u. Of de zonde is uw meester, met het gevolg dat u de dood tegemoet gaat; cf God is uw meester, met het gevolg dat u vrijgesproken wordt.
Vroeger was u een slaaf van de zonde. Maar God zij gedankt: Toen u hoorde wat er over Christus werd verteld, hebt u dat met een dankbaar hart aangenomen.
Nu u van de zonde verlost bent, mag u een nieuwe meester dienen: De rechtvaardigheid.
Met dit voorbeeld van de slavernij wil ik duidelijk maken wat ik bedoel. Vroeger hebt u uw lichaam gebruikt voor allerlei zonde en losbandigheid. Zo moet uw lichaam nu in dienst staan van de rechtvaardigheid. Dan zult u aan God zijn toegewijd.
Toen de zonde uw meester was, had de rechtvaardigheid geen vat op u.
En wat was daarvan het resultaat? Dat u dingen deed waarvoor u zich nu schaamt, dingen die uitlopen op de dood.
Maar u bent nu verlost van de zonde en slaven van God geworden. Het gevolg daarvan is dat u nu bij God hoort en eeuwig leven krijgt.
De zonde betaalt een hard loon: De dood! Maar de genade van God geeft wat niemand verdient: Eeuwig leven met Christus Jezus, onze Here.

7

Broeders, ik spreek toch tegen mensen die de wet kennen. Dan moet u ook weten (net zo goed als ik) dat de wet alleen iets over ons te zeggen heeft zolang wij leven.
Laten wij het voorbeeld nemen van een getrouwde vrouw. Zolang haar man leeft, is zij voor de wet aan hem gebonden. Maar als haar man sterft, geldt die wet voor haar niet meer.
Als zij daarna met een andere man trouwt, is daar niets op tegen. Maar als zij gemeenschap met een andere man heeft terwijl haar eigen man nog leeft, maakt zij zich schuldig aan overspel.
Broeders, zo bent u niet meer gebonden aan de Joodse wet. Want toen Christus stierf, bent u mèt Hem gestorven. Voor de wet bestaat u niet meer. Nu behoort u toe aan iemand anders, aan Christus Die uit de dood is opgestaan. En hierdoor kunnen wij voor God een vruchtbaar leven leiden.
Toen wij nog ons eigen leven leidden, werd ons lichaam beheerst door zondige begeerten, die werden aangewakkerd door de wet. Het enige gevolg daarvan was de dood.
Maar nu zijn wij van de wet bevrijd. Omdat wij gestorven zijn, kan zij ons niet vasthouden. Nu kunnen we God op een heel nieuwe manier dienen: Vanuit ons hart, door Zijn Geest en niet door het angstvallig houden van allerlei opgelegde wetten.
Is de wet dan de oorzaak van de zonde? Geen sprake van! Zonder de wet zou ik nooit geweten hebben wat zonde is. Als de wet niet had gezegd dat ik niet iets mag verlangen wat van een ander is, zou ik niet hebben geweten dat dit verkeerd is.
Maar de zonde maakte misbruik van de wet om slechte begeerten in mij op te wekken. Want als er geen wet is, die overtreden kan worden, heeft de zonde geen schijn van kans.
Vroeger leefde ik zonder de wet. Maar toen ik de wet leerde kennen, ontdekte ik wat zonde is. En het leven maakte plaats voor de dood.
De strenge regels die mij naar het leven moesten leiden, bleken mij naar de dood te voeren.
De zonde zag haar kans schoon en gebruikte die voorschriften om mij op de verkeerde weg te brengen en te doden.
Maar op Gods wet is niets aan te merken; wat die wet van ons eist, is zuiver, rechtvaardig en goed.
Heeft het goede dan mijn dood veroorzaakt? Geen sprake van! De zonde heeft iets goeds gebruikt om mij de dood in te jagen. Daaruit blijkt haar ware aard.
Wij weten dat de wet van God een geestelijke zaak is. Daarom kan ik er niet bij. Ik ben een mens van vlees en bloed, die onderworpen is aan de zonde.
Mijn doen en laten zijn voor mijzelf een raadsel. Want ik doe niet wat ik graag wil. Nee, ik doe juist dingen waar ik een afschuwelijke hekel aan heb.
Ik doe dus wat ik niet wil. Maar dat betekent dat ik het met de wet eens ben; dat ik de wet goed vind.
Wel, dan doe ik die slechte dingen niet zélf, maar de zonde die mij beheerst.
Ik weet dat ik door en door slecht ben, tenminste wat mijn oude natuur betreft. Ik kan het goede niet doen. Ik wil het wel, maar ik kan het niet.
Hoewel ik het goede wil, doe ik het niet. In plaats daarvan doe ik het slechte en dat wil ik nu juist niet.
Als ik doe wat ik niet wil, doe ik dat eigenlijk niet zelf, maar de zonde in mij.
Zo ervaar ik steeds weer: Als ik het goede wil doen, kan ik het niet laten het slechte te doen.
In mijn diepste wezen wil ik heel graag doen wat Gods wet van mij vraagt.
Maar ik zie dat mijn doen en laten daarmee volledig in tegenspraak is. Wat mijn verstand wil en mijn lichaam doet, is altijd in strijd met elkaar. De zonde leeft in mijn lichaam.
Wat ben ik er ellendig aan toe! Wie zal mij verlossen uit deze vreselijke macht van de dood?
Ik dank God dat er een uitweg is door Jezus Christus, onze Here!
Om kort te gaan: Ik sta met mijn verstand wel achter de wet van God, maar ben in mijn dagelijks leven onderworpen aan de wet van de zonde.

8

Het is duidelijk dat mensen die van Christus Jezus zijn, niet veroordeeld zullen worden.
Doordat u met Christus Jezus verbonden bent, geldt voor u de nieuwe wet: De wet van de Geest, de wet van het leven. U bent losgemaakt uit de wurgende greep van de zonde en bevrijd uit de macht van de dood.
Het was voor de wet niet mogelijk te bevrijden, omdat zij stukliep op de zwakheid van de menselijke natuur. Daarom heeft God Zijn eigen Zoon gestuurd, Die net als de zondige mensen, een menselijk lichaam had. Om ons te bevrijden van de zonde heeft Hij het oordeel van God op Zich genomen.
Nu wordt aan de eis van de wet voldaan, want wij doen niet meer onze eigen zin, maar laten ons leiden door de Heilige Geest.
Wie zijn eigen zin doet, denkt en leeft alleen op natuurlijk vlak. Maar wie zich door de Heilige Geest laat leiden, denkt en leeft geestelijk.
Het alleen maar doen van uw eigen zin leidt tenslotte tot de dood. Maar de kracht van de Heilige Geest brengt ons leven en vrede.
Onze eigen zin gaat recht in tegen de wil van God. Hij onderwerpt zich niet aan Gods wet en kan dat ook niet.
Mensen die alleen maar hun eigen zin doen, kunnen God dan ook niet tevreden stellen.
Met u is het anders. U doet niet meer uw eigen zin, maar laat u leiden door de Geest; tenminste als de Geest van God in u woont. Als u de Geest van Christus niet hebt, hoort u niet bij Hem.
Door de zonde is uw lichaam onderworpen aan de dood. Maar als Christus in u woont, is uw geest levend omdat God u als rechtvaardig beschouwt.
Als de Geest van God in u woont, heeft dat ook gevolgen voor uw lichaam. God heeft Jezus uit de dood opgewekt. Wel, doordat Zijn Geest in u woont, zal Hij ook uw sterfelijke lichaam levend maken.
Dus, broeders, zijn wij aan onze eigen zin niets meer verplicht. Wij hoeven er niet aan toe te geven.
Als u zich door uw eigen zin laat leiden, zult u sterven. Maar als u zich laat leiden door de Heilige Geest en uw eigen zin prijsgeeft, zult u leven.
Want allen die door de Geest van God geleid worden, zijn zonen van God.
Wij hoeven dus geen slaven van de angst meer te zijn. Nee, God heeft ons een andere geest gegeven. Wij zijn door Hem aangenomen als zonen. En doordat Zijn Geest in ons woont, roepen wij: "Abba! Vader!" (a)
Want in ons diepste wezen overtuigt Gods Geest ons ervan dat wij kinderen van God zijn.
En als wij Gods kinderen zijn, krijgen wij ook wat ons, als Zijn kinderen, toekomt. Wat God aan Zijn Zoon Jezus Christus geeft, zal Hij ons ook geven. Als wij hetzelfde lijden doormaken als Hij, zullen wij ook dezelfde heerlijkheid krijgen als Hij.
Maar wat voor lijden wij hier ook doormaken, het valt in het niet bij de schitterende heerlijkheid, die God ons straks zal laten zien.
De schepping ziet hunkerend uit naar het moment waarop zal blijken wie de zonen van God zijn.
De hele schepping is namelijk onderworpen aan dood en verval, hoewel niet uit eigen vrije wil. God heeft dat gedaan als gevolg van de zonde.
Maar er is hoop! Ook de schepping zal bevrijd worden uit de macht van dood en verval en dezelfde heerlijke vrijheid krijgen als de kinderen van God.
Wij weten dat de hele schepping in afwachting van dat grote moment nog altijd zucht en kreunt.
Dat geldt ook voor ons. Ook al hebben wij, als een voorproef van het nieuwe leven, de Heilige Geest ontvangen. Wij zuchten ook en hunkeren naar de dag dat ons lichaam zal worden verlost van ziekte en dood.
Deze verwachting is onze redding. Maar het is nog niet zover, anders zou het geen verwachting meer zijn. Iets wat er al is, hoef je immers niet meer te verwachten.
Maar zolang het er nog niet is, blijven wij het geduldig verwachten.
De Heilige Geest helpt ons hierbij, want wij zijn zo zwak. Wij weten niet eens hoe wij moeten bidden. Daarom behartigt de Heilige Geest onze belangen. Zo intens dat daarvoor geen woorden zijn.
En God, Die het diepste wezen van alle mensen onderzoekt, begrijpt wat de Geest bedoelt. Wat Hij voor de gelovigen vraagt, is in overeenstemming met Gods wil.
Eén ding weten wij: Voor wie Hem liefhebben laat God alles meewerken voor hun bestwil, want Hij heeft een plan met hen.
Hij heeft altijd geweten wie Hem zouden liefhebben. En Hij bepaalde ook dat die mensen Zijn Zoon zouden weerspiegelen. Want Hij wilde dat Zijn Zoon de eerste en belangrijkste van vele broers zou zijn.
Maar God heeft allen die daartoe bestemd waren, ook geroepen. En Hij heeft hen ook rechtvaardig gemaakt. Meer nog: Hij heeft hen ook in Zijn schitterende heerlijkheid opgenomen.
Wat kunnen wij hier nog over zeggen? Als God aan onze kant staat, wie zal dan tegen ons zijn?
God heeft immers Zijn eigen Zoon niet ontzien, maar Hem uitgeleverd terwille van ons allemaal. Zal Hij, nu Hij Zijn Zoon heeft gegeven, ons dan ook niet alles geven?
God heeft ons uitgekozen. Wie kan ons dan nog beschuldigen? God spreekt ons vrij van elke schuld.
Wie zou ons kunnen veroordelen? Christus Jezus is immers voor ons gestorven! Wat nog belangrijker is: Hij is uit de dood teruggekomen en zit aan de rechterhand van God, waar Hij onze belangen behartigt.
Wat kan ons ooit van de liefde van Christus scheiden? Onderdrukking? Nood? Vervolging? Honger? Ontbering? Gevaar? De dood?
Wij lezen in de Psalmen dat wij, omdat wij bij Hem horen, de hele dag de dood voor ogen hebben. Wij worden beschouwd als slachtschapen. (b)
Maar onder al die omstandigheden hebben wij, dank zij Hem Die zoveel van ons houdt, de overwinning!
Ik ben ervan overtuigd dat niets ons kan scheiden van Gods liefde, die in Christus tot uiting komt. De dood niet, het leven niet, engelen niet, regeringen niet, de dingen van vandaag niet, de dingen van morgen niet. Nee, er is geen enkele kracht die dat kan.
Hoe hoog we zijn gestegen of in welke diepte wij ons ook bevinden, niets in de hele schepping kan ons scheiden van Gods liefde, die ons gegeven is in Christus Jezus, onze Heer.

9

1-2 Er is één ding dat mij veel verdriet doet. Het is een onophoudelijke pijn in mijn hart. Christus weet dat ik de waarheid spreek en de Heilige Geest bevestigt het in mijn geweten: Dat is de toestand van mijn eigen volk, de Israëlieten.
Echt, ik zou zelf van Christus afgesneden willen zijn, als ik daarmee mijn broeders van de ondergang zou kunnen redden.
De Israëlieten zijn door God aangenomen als Zijn zonen. Zij hebben gezien hoe groot en machtig Hij is. Zij weten welk verbond Hij met hen heeft gesloten. God heeft hun verteld hoe zij moeten leven en Hem kunnen dienen. Zij weten welke beloften Hij aan hun voorouders heeft gedaan.
En het grootste van al: Christus is, naar de mens gesproken, uit hen voortgekomen. Christus, Die boven alles staat. Alle lof en eer is daarom voor God, voor altijd! Amen.
Heeft God dan Zijn woord gebroken? Dat is uitgesloten! Maar niet alle Israëlieten zijn èchte Israëlieten.
Al stammen zij van Abraham af, daarom zijn zij nog niet allemaal ware kinderen van Abraham. Want God heeft gezegd dat Hij alleen Isaäk als Abrahams zoon beschouwde.
Dus zijn Abrahams natuurlijke kinderen niet vanzelf kinderen van God. Nee, dat zijn alleen zij die, net als Abraham, op de belofte van God vertrouwen.
God had Abraham namelijk beloofd: "Volgend jaar kom Ik terug en dan zal Sara een zoon krijgen." (a)
Ook Isaäks vrouw Rebekka kreeg een belofte van God.
Toen zij in verwachting was van een tweeling, zei God dat het eerste kind de dienaar van het tweede zou worden. Daarmee bedoelde Hij de twee volken, die uit deze jongens zouden voortkomen. Want ergens in de Boeken staat dat God gezegd heeft: "Jakob heb Ik liefgehad, maar Esau niet." (b) Voor God stond dat al vast, hoewel zij nog niet eens geboren waren en geen goed of kwaad hadden gedaan. Daardoor was duidelijk dat God nooit iemand uitkiest op grond van diens daden, maar omdat Hij hem riep.
Is God dan onrechtvaardig? Geen sprake van!
Denk maar eens aan wat Hij tegen Mozes zei: "Ik ben vriendelijk voor wie Ik wil; en Ik ontferm Mij over wie Ik wil." (c)
Het hangt er dus niet van af of u graag wilt of erg uw best doet. Nee, het hangt af van God, Die het goede met ons voor heeft.
Zo zei Hij tegen Farao, de koning van Egypte: "Het is niet voor niets dat Ik u nog zo lang koning laat zijn. Ik gebruik u om te laten zien hoe groot mijn kracht is, want de hele wereld moet van Mij horen." (d)
Hieruit blijkt dat God doet wat Hij wil. Of Hij bewijst Zijn genade of Hij verhardt, zoals dat bij Farao het geval was.
Maar als het zo ligt, waarom neemt God het mij dan kwalijk dat ik niet doe wat Hij wil?
Hoe durft u zo tegen God te spreken? Het maaksel zegt toch ook niet tegen zijn maker: "Waarom hebt u mij zo gemaakt?"
Een pottenbakker mag met een stuk klei doen wat hij wil. Hij maakt er een mooie, dure vaas van of een gewone pot.
Wel, als God uiting wil geven aan Zijn toorn en als Hij wil laten zien hoe groot Zijn kracht is, wat dan nog? Heeft Hij niet lang genoeg geduld gehad met de mensen, die straf verdienden en rijp waren voor de ondergang?
Waar het Hem om gaat, is dat Zijn buitengewone grootheid gezien wordt door de mensen, met wie Hij het goed voor heeft. Hij heeft hen lang van te voren aangewezen en nu ook geroepen.
Die mensen zijn wij! Niet alleen Israëlieten, maar mensen uit alle volken.
In het boek van de profeet Hosea zegt God immers: "Het volk dat niet van Mij was, zal Ik mijn volk noemen. En de mensen die Ik niet liefhad, zal Ik liefhebben.
Op de plaats waar gezegd werd dat zij mijn volk niet waren, zullen zij zonen van de levende God worden genoemd." (e)
Maar over de Israëlieten riep de profeet Jesaja uit: "Al is hun aantal nu niet te tellen, er zal maar een klein groepje van overblijven.
Want de Here rekent grondig met het volk af. Hij maakt korte metten." (f)
Jesaja had al eerder gezegd: "Als God niet zo goed was geweest om enkele Israëlieten over te laten, zou het volk van Israël volledig uitgeroeid zijn, net als de inwoners van Sodom en Gomorra." (g)
Wat kunnen wij hieruit opmaken? Het volgende: De volken die niet hun best deden om door God aangenomen te worden, zijn toch aangenomen en wel omdat zij nu in Jezus Christus geloven.
Maar de Israëlieten deden daarvoor wél hun uiterste best. Zij hielden zich strikt aan de wet van God en probeerden zo door Hem aangenomen te worden.
Maar het is hun niet gelukt. Waarom niet? Omdat zij niet op Jezus Christus vertrouwden, maar dachten dat het helemaal van henzelf afhing, van hun eigen prestaties. Jezus Christus was voor hen het grote struikelblok.
God had hen daar al voor gewaarschuwd. "Pas op", zei Hij, "Ik leg temidden van de Israëlieten een struikelblok neer, een steen waaraan zij zich zullen stoten. Maar wie op Hem zijn vertrouwen vestigt, zal nooit teleurgesteld worden." (h)

10

Broeders, het verlangen van mijn hart en mijn gebed tot God is dat het Joodse volk gered mag worden.
Ik weet dat zij met veel toewijding God dienen, maar met verkeerde ijver.
Zij begrijpen niet dat Christus gestorven is om het tussen God en hen goed te maken. In plaats daarvan proberen zij door goed te leven Gods gunst te winnen en willen zij zich niet door Jezus Christus laten redden.
Want nu Christus er is, hoeft niemand meer zijn best te doen om volgens de wet van Mozes rechtvaardig te worden. Ieder die op Christus vertrouwt, wordt rechtvaardig.
Volgens Mozes bent u alleen rechtvaardig als u precies doet wat in de wet staat; alleen d n zult u leven.
Maar met de rechtvaardigheid, die uit het vertrouwen op Christus voortkomt, is het heel anders. Daaruit blijkt dat u niet naar de hemel hoeft op te stijgen om Christus te laten afdalen.
En dat u ook niet in de afgrond hoeft te gaan om Christus uit de dood tot leven te brengen.
Zij zegt dat wat u zoekt, vlakbij is; in uw mond en in uw hart. U moet op Christus vertrouwen! Dat vertellen wij hier en overal.
Want als u zegt dat Jezus Christus uw Heer is en als u met uw hele hart gelooft dat God Hem uit de dood heeft opgewekt, zult u gered worden.
Door met uw hele hart op Christus te vertrouwen, wordt u rechtvaardig verklaard. En door daarvoor uit te komen, wordt u gered.
Zo staat het ook in de Boeken: "Ieder die op Hem vertrouwt, zal niet teleurgesteld worden." (a)
En het maakt geen verschil of u Jood bent of niet. God is Heer over allen. Hij geeft Zijn rijkdom aan alle mensen die een beroep op Hem doen.
Want er staat ook: "Ieder die de naam van de Here aanroept, zal gered worden." (b)
Maar als zij niet in Hem geloven, hoe kunnen zij Hem dan aanroepen? En als zij nooit van Hem gehoord hebben, hoe kunnen zij dan in Hem geloven? Als niemand hun over Hem vertelt, hoe kunnen zij het dan horen?
Wie zal het hun vertellen, als hij niet gestuurd is? Daarover staat in de Boeken: "Wat heerlijk! Ik hoor het geluid van de voeten van de brenger van het goede nieuws!" (c)
Maar niet iedereen heeft geluisterd naar het goede nieuws van God. De profeet Jesaja zei al: "Here, wie gelooft wat wij vertellen?" (d)
Dus alleen door te luisteren naar wat Christus gezegd heeft, kunt u in Hem gaan geloven.
Maar hebben de Israëlieten het dan niet gehoord? Jawel! Waar ter wereld ook mensen wonen, het nieuws heeft hen overal bereikt.
Hebben de Israëlieten het dan niet begrepen? Luister eerst eens naar Mozes. Hij zei dat God hen jaloers zou maken op een minderwaardig volk; zij zouden kwaad worden op een onverstandig volk.
Jesaja zei het nog sterker: "God zal worden gevonden door mensen die Hem niet zochten. Hij zal Zich bekendmaken aan mensen die geen belangstelling voor Hem hadden."
Maar wat Israël zelf betreft, zegt hij: "Het is een ongehoorzaam en dwars volk, waarnaar God de hele dag Zijn handen uitgestrekt houdt." (e)

11

Heeft God Zijn eigen volk dan afgeschreven? Nee! Ik ben immers zelf een Israëliet. Ik ben een nakomeling van Abraham en ik hoor bij de stam van Benjamin.
Nee, God heeft het volk van Zijn keuze niet afgeschreven. U herinnert zich wel hoe de profeet Elia zich bij God over Israël beklaagde.
"Here", zei hij, "zij hebben Uw profeten vermoord en Uw altaren omvergehaald. Alleen ik ben nog over en nu willen zij mij ook vermoorden." (a)
En wat antwoordde God hem? "Ik heb ervoor gezorgd dat er nog 7000 mannen aan mijn kant staan. Ook die hebben hun knieën niet voor Baäl gebogen." (b)
Ook in deze tijd zijn er Israëlieten die bij God horen. Hij heeft in Zijn genade een aantal van hen uitgekozen.
Het was de genade van God. Ze konden er zelf niets aan toedoen, anders zou het geen genade zijn.
De Israëlieten hebben dus niet gekregen wat zij zo graag wilden, op een klein gedeelte na. Die waren door God uitgekozen. Maar de meesten werden steeds ongevoeliger.
Dat klopt met wat in de Boeken staat: "God heeft hen geestelijk diep in slaap gebracht. Met hun ogen zien zij niet en met hun oren horen zij niet. Dat is nog steeds zo." (c)
David zei: "Laat het lekkere eten een valstrik voor hen worden. Laten ze in de val lopen en struikelen. Dat is hun verdiende loon.
Maak hun ogen zc dat zij niet meer kunnen zien. Maak hun rug voor altijd krom." (d)
Zijn de Israëlieten dan gestruikeld om voorgoed te blijven liggen? Natuurlijk niet! Maar door hun weigering om te gehoorzamen, is nu de andere volken het heil te beurt gevallen en wel om de Israëlieten jaloers te maken.
De wereld heeft dus voordeel van hun ongehoorzaamheid. Als hun val de andere volken al zoveel goeds heeft gebracht, hoeveel te meer zal dat het geval zijn als straks alle Israëlieten gaan gehoorzamen!
Ja, ik heb het tegen u, die geen Joden zijn. U weet dat God mij met een bijzondere opdracht naar de andere volken heeft gestuurd. En ik vind dat geweldig!
Maar wat zou het heerlijk zijn als ik mijn eigen volk jaloers kon maken, zodat in elk geval enkelen ervan Jezus Christus zouden aannemen en daardoor gered zouden worden!
Wat zou het geweldig zijn als zij in Christus gingen geloven. Toen God Zich van hen afkeerde, betekende dit dat Hij Zich naar de rest van de wereld keerde om hun Zijn redding aan te bieden. Nog geweldiger is het als de Joden tot Christus komen. Dan is het net alsof dode mensen weer levend worden.
Omdat Abraham en de profeten het volk van God waren, zullen hun kinderen het ook zijn. (e) Als de wortel van God is, zijn de takken ook van Hem.
Sommige takken van de goede olijfboom zijn afgebroken. En u, niet-Joden, bent als wilde olijftakken op de goede olijfboom geënt. Nu u tussen de andere takken staat, krijgt u net als zij voedsel uit de wortel.
Nu moet u vooral niet neerkijken op de takken, die weggebroken zijn. Verbeeld u maar niets! U bent maar een tak en niet de wortel, die alle takken draagt.
U zult dan vragen: "Maar die takken zijn toch weggebroken om plaats te maken voor ons?"
Ja, dat is wel zo. Maar vergeet niet dat zij werden weggebroken, omdat zij weigerden te geloven. En u staat daar zolang u op Hem vertrouwt. Verbeeld u maar niets! Wees heel voorzichtig.
Als God de oorspronkelijke takken van de boom niet heeft gespaard, zal Hij u zeker niet sparen.
U ziet dus dat God niet alleen goed is, maar ook streng. Hij is streng voor wie Hem ongehoorzaam zijn, maar vriendelijk voor wie Hem blijven vertrouwen en gehoorzamen. Anders zult u ook afgesneden worden.
Aan de andere kant: Als de Israëlieten tot geloof komen, zullen zij weer op de boom worden geënt. Ja, God kan dat!
Hij heeft u van de wilde olijfbomen afgekapt en op de goede geënt. Dat was tegen de natuur. Van nature was u takken van de wilde en niet van de goede olijfboom. Nu, wat zal God dan doen met de mensen die van nature takken van de goede boom zijn? Hij zal hen weer op hun eigen boom enten!
Broeders, ik wil niet dat Gods plan met Israël voor u geheim blijft. Wees niet eigenwijs. Voorlopig moet een deel van de Israëlieten niets van Jezus Christus hebben. En dat duurt tot de grote massa uit de andere volken in Gods koninkrijk is ingegaan.
Dan zal heel Israël gered worden. Dat staat ook in de Boeken: "De grote bevrijder zal uit Sion komen om het kwaad van Israël weg te doen." (f)
"Dit is mijn afspraak met hen: Ik zal hun zonden wegnemen." (g)
Zij staan dus vijandig tegenover het goede nieuws van Jezus Christus. Daar hebt u voordeel van. Maar omdat zij vanouds het volk zijn dat God uitgekozen heeft, houdt Hij nog steeds van hen.
Want als Hij iets zegt, komt Hij er niet op terug. En als Hij in genade iets heeft gegeven, blijft het gegeven.
Vroeger verzette u zich tegen God. Maar omdat de Israëlieten zich tegen Hem hebben verzet, heeft Hij u nu genade gegeven.
Nu zijn zij het dus die zich tegen God verzetten, terwijl u genade hebt gekregen. Maar de bedoeling daarvan is dat zij ook genade zullen krijgen.
Want God heeft alle mensen aan de ongehoorzaamheid overgegeven om hun allemaal genadig te kunnen zijn.
Wat is God groot! Zijn rijkdom, wijsheid en kennis zijn onmeetbaar. Geen mens weet hoe Hij Zijn beslissingen neemt. Het is onmogelijk Zijn wegen na te gaan. Wie kan vertellen wat er in de gedachten van de Here omgaat?
Wie zou Hem ooit raad kunnen geven?
Wie heeft Hem ooit iets gegeven waarvoor Hij iets terug moet geven?
Want alles komt van God, alles bestaat door God en alles eindigt in God. Voor Hem is alle eer, voor altijd en eeuwig. Amen.

12

Ik zeg u daarom, broeders, dat u zich helemaal aan God moet wijden. Temeer omdat Hij u al Zijn liefdevolle goedheid aanbiedt. Laat uw lichaam een levend offer zijn; heilig, zodat het een vreugde voor God is. Als u zich bedenkt wat Hij voor u heeft gedaan, is dat toch niet teveel gevraagd?
U moet niet worden als de mensen die zich niets van God aantrekken. U moet anders worden, door een nieuwe manier van denken. Dan kunt u ontdekken wat God wil. En wat Hij wil, is goed, aangenaam en volmaakt.
Als Gods boodschapper zeg ik tegen ieder van u: Beoordeel uzelf eerlijk en denk niet te hoog van uzelf; bepaal uw eigen waarde naar de mate van het geloof dat u van God ontvangen hebt.
Een menselijk lichaam bestaat uit vele delen en die delen doen niet allemaal hetzelfde. Zo is het ook met ons.
Al zijn we met velen, door onze verhouding tot Christus vormen wij één lichaam. En wij zijn stuk voor stuk leden van dat lichaam. Wij horen bij elkaar.
De gaven die God ons heeft gegeven, zijn verschillend.
Wie namens God moet spreken, doet dat naar het geloof dat hij daarvoor krijgt. Wie moet helpen, krijgt daar de kracht voor. Wie moet onderwijzen, krijgt de gave om te onderwijzen.
Wie anderen moet aansporen en bemoedigen, krijgt daar de woorden voor. Wie iets moet uitdelen, krijgt de gave om eenvoudig te blijven. Wie leiding moet geven, krijgt daar de wijsheid voor. Wie zich ontfermt over mensen die het moeilijk hebben, doet dit met opgewektheid.
Laat uw liefde geen schijnvertoning zijn. Keer u af van het slechte, maar klem u vast aan het goede.
Houd veel van elkaar, als broeders en zusters, en laat elkaar uw waardering blijken.
Laat uw ijver niet verslappen, maar dien de Here met enthousiasme.
Wees blij, want God gaat iets geweldigs voor u doen. Geef niet op als u het erg moeilijk krijgt en houd nooit op met bidden.
Help de gelovigen die tegenslag hebben en doe altijd uw best om gastvrij te zijn.
Wens de mensen die u vervolgen alle goeds toe. U moet hun niets kwaads toewensen.
Wees blij als anderen blij zijn en wees verdrietig als zij verdrietig zijn.
U moet één van hart en ziel zijn. Wees niet hoogmoedig, maar doe uw best nederig te zijn. Doe niet of u de wijsheid in pacht hebt.
Als iemand u kwaad doet, zet het hem dan niet betaald. Doe liever iets goeds voor alle mensen.
Probeer, voor zover het van u afhangt, met iedereen in vrede te leven.
Neem nooit wraak, vrienden! Laat dat maar aan God over, want Hij heeft gezegd: "Als er gestraft moet worden, doe Ik dat. Ik zal het wel betaald zetten." (a) Weet u wat u moet doen?
Als uw vijand honger heeft, geef hem te eten. En als hij dorst heeft, geef hem te drinken. Want dan weet hij met zijn houding geen raad en zal hij misschien een andere houding aannemen.
Geef het kwaad geen kans, maar overwin het door het goede te doen.

13

Iedereen moet zich aan het gezag onderwerpen, want er is geen autoriteit, die niet door God is ingesteld. Alle gezag komt van God.
Als iemand zich tegen het gezag verzet, verzet hij zich eigenlijk tegen God. En het is dan ook zijn eigen schuld als hij gestraft wordt.
Wie zich goed gedraagt, hoeft niet bang te zijn voor mensen die namens de overheid optreden, maar wie verkeerde dingen doet wél. Dus als u niet bang voor hen wilt zijn, moet u doen wat goed is. Dan zult u daarvoor eer ontvangen.
Want het gezag staat in dienst van God om u te helpen en te beschermen. Maar ieder die iets verkeerds doet, ondervindt daarvan de gevolgen. Het gezag is er niet voor niets; het staat in dienst van God om de mensen die verkeerde dingen doen, te straffen.
Doe daarom wat de overheid zegt; niet alleen uit vrees voor straf, maar ook om een zuiver geweten te houden.
Daarom betaalt u ook belasting, want de mensen die in dienst staan van de overheid, zijn eigenlijk in dienst van God. Zij letten er op of er wel belasting wordt betaald.
Geef ieder wat hem toekomt. Als u belasting of invoerrechten moet betalen, doe dat dan. Als iemand een hoge positie heeft, laat dan merken dat u respect voor hem hebt.
Wij mogen bij niemand in de schuld staan. Maar één ding blijven we elkaar schuldig en dat is de liefde. Wie zijn medemens liefheeft, voldoet daarmee aan de wetten van God.
Alle voorschriften die God aan Mozes heeft gegeven, zoals: "U zult trouw zijn in het huwelijk, niet moorden, stelen of verlangen naar iets dat van een ander is", worden in dit ene gebod vervuld: "U moet de ander liefhebben als uzelf."
Wie van zijn medemens houdt, doet hem geen kwaad. Als er werkelijk liefde is, worden de andere voorschriften overbodig.
U moet niet vergeten in wat voor tijd wij leven. Het is tijd om wakker te worden. Sta op! Onze bevrijding is veel dichterbij dan toen wij pas gelovig werden.
De nacht is bijna voorbij, dan breekt de dag aan. Houd dus op met wat het daglicht niet kan verdragen. Doe voortaan alleen maar wat gezien mag worden.
Leef zuiver, zoals het hoort. Doe niet mee aan allerlei uitspattingen, waarbij eten, drank en sex centraal staan. Maak geen ruzie en wees niet jaloers.
Laat uw leven beheerst worden door de Here Jezus Christus en geef niet toe aan verkeerde verlangens, die in u opkomen.

14

Neem iemand met een zwak geloof in uw midden op, maar vermijd twijfelachtige discussies.
De een gelooft dat hij alles mag eten. De ander is daar nog niet aan toe en eet voor alle zekerheid alleen plantaardig voedsel.
Wie alles eet, moet niet neerkijken op iemand die geen vlees eet. En wie geen vlees eet, moet iemand die dat wel doet, niet veroordelen. God heeft hen namelijk allebei aangenomen.
U mag de bediende van een ander niet beoordelen; of hij zijn werk goed of slecht doet is ter beoordeling aan zijn heer. Maar hij zal zijn werk wel goed doen, want God geeft hem daarvoor de kracht.
Voor de een zijn er bepaalde dagen, die een bijzondere betekenis hebben. Voor de ander maakt het geen verschil en zijn alle dagen gelijk. Laat ieder zijn eigen overtuiging volgen.
Wie aan bepaalde dagen waarde hecht, doet het om de Here. Wie alles eet, doet het ook om de Here, want hij dankt Hem ervoor. En wie niet alles eet, doet het net zo goed om de Here en dankt Hem ook.
Want niemand van ons leeft voor zichzelf. En niemand van ons maakt zelf uit wanneer en waar hij zal sterven.
Ons leven is voor de Here en ook ons sterven is voor de Here. Wij zijn van Hem, in leven en dood.
Daarom is Christus gestorven en weer levend geworden. Hij moest immers de Heer van de doden en de levenden zijn?
Hoe durft u dan een andere gelovige te veroordelen of op hem neer te kijken? Wij zullen ieder voor zich voor Christus terecht moeten staan.
Want de Here heeft gezworen dat alle mensen hun knieën voor Hem zullen buigen; iedereen zal openlijk erkennen dat Hij God is.
Wij zullen ons persoonlijk voor God moeten verantwoorden.
Houd ermee op elkaar te veroordelen. U kunt beter deze maatstaf aanleggen: Doe niets waardoor andere gelovigen in verwarring komen of waaraan zij zich stoten.
Wat mijzelf betreft, heeft de Here mij ervan overtuigd dat niets op zichzelf onrein is. Maar als iemand iets onheilig vindt, dan is het voor hem onheilig.
Als u een andere gelovige voor het hoofd stoot door iets te eten waartegen hij bezwaar heeft, laat u zich niet door de liefde leiden. Wat u eet, mag niet zijn ondergang worden. Christus is ook voor hèm gestorven.
Als u meent dat iets goed is, laat er dan niet iets slechts van gezegd kunnen worden.
In het Koninkrijk van God gaat het niet om eten en drinken. Het gaat om de rechtvaardigheid, de vrede en de blijdschap van de Heilige Geest.
God waardeert het als wij op deze wijze Christus dienen en ons door de Heilige Geest laten leiden; en de mensen zullen dat ook waarderen.
Wij moeten dus alleen doen wat de vrede ten goede komt. Laten wij steeds het beste voor elkaar zoeken.
Wat zou het verschrikkelijk zijn als wij om voedsel het werk van God zouden verwoesten. U mag inderdaad alles eten, maar als u daardoor iemand anders aan het twijfelen brengt, is het verkeerd.
Wie vlees eet en het daardoor een andere gelovige moeilijk maakt, moet het laten. Met wijn drinken of iets anders is het net zo.
Houd uw eigen overtuiging dan voor uzelf. God weet ervan. U bent gelukkig als u zonder een schuldig geweten alles kunt eten, waarvan u meent dat het goed is.
Maar wie twijfelt of iets gegeten mag worden, moet het laten staan. Als u het dan toch eet, doet u verkeerd, omdat het tegen uw eigen overtuiging ingaat. Want alles wat niet uit overtuigd geloof gedaan wordt, is zonde!

15

Als wij sterk zijn in ons geloof, moeten wij rekening houden met de gevoeligheid van anderen die minder sterk zijn. Wij moeten niet aan onszelf denken.
Wij moeten de anderen aanmoedigen zodat zij ook sterk worden.
Want ook Christus heeft niet Zijn eigen belang gezocht. Van Hem staat in de Boeken "de beledigingen die op God gericht waren, hebben mij getroffen." (a)
De Boeken zijn geschreven om ons te leren. Wij lezen daar hoe mensen, die God onder alles trouw bleven, steeds weer bemoedigd werden. En dat geeft ons nieuwe moed en goede hoop.
Het is mijn vurige verlangen dat God, Die ons volharding en moed geeft, ervoor zal zorgen dat u een van hart en ziel Christus zult volgen.
Dan kunt u, eensgezind en eenstemmig, de God en Vader van onze Here Jezus Christus loven en prijzen.
Aanvaard elkaar dus net zoals Christus ons allen aanvaard heeft. Dat is tot eer van God.
Christus is een Dienaar van de Joden geworden om te laten zien dat God de waarheid spreekt. Hij heeft bewezen dat het waar is wat God aan Abraham, Isaäk en Jakob had beloofd.
Een andere reden is dat ook de overige volken God zouden danken en eren voor Zijn genade. "Daarom zal Ik de volken over U vertellen", staat er in de Boeken. "Ik zal Uw naam bejubelen." (b)
Ergens anders staat geschreven: "Volken van de wereld, wees blij met het volk van God!" (c)
En weer ergens anders: "Prijs de Here, alle volken! Laten alle mensen Hem loven!" (d)
De profeet Jesaja zei: "Een nakomeling van Isaï zal opstaan om over de volken te regeren. Hun hoop zal op Hem gevestigd zijn." (e)
Het is mijn verlangen dat God, Die ons hoop geeft, u door uw geloof vol zal maken van blijdschap en vrede. Dan zal uw hoop steeds sterker worden door de kracht van de Heilige Geest.
Broeders, ik ben ervan overtuigd dat u vol goedheid bent en veel kennis bezit. U kunt elkaar ook heel goed terechtwijzen.
Maar een van de redenen waarom ik zo vrij ben geweest u bepaalde dingen te schrijven, is dat ik het nodig vond uw geheugen op te frissen. Dat kon ik doen dank zij de genade, die God mij heeft gegeven.
Ik ben een dienaar van Christus Jezus, die de andere volken het goede nieuws van God moet brengen. Daardoor mag ik hen aan God voorstellen als een offer dat Hij kan aanvaarden, een offer dat de Heilige Geest voor Hem heeft klaargemaakt.
Door Christus Jezus mag ik mij daarop beroemen bij God.
Ik haal het niet in mijn hoofd over iets anders te spreken dan over wat Christus door mij tot stand heeft gebracht. Hij heeft, door mijn woorden en daden, mensen uit allerlei volken tot gehoorzaamheid aan God gebracht,
door overtuigende bewijzen en wonderen, door de kracht van de Heilige Geest. Zo heb ik overal (van Jeruzalem tot Joegoslavië) het goede nieuws van Christus gebracht.
Ik heb steeds mijn uiterste best gedaan om het goede nieuws bekend te maken op plaatsen waar men nog nooit van Christus had gehoord. Als iemand mij voor is geweest, wil ik niet op zijn werk verder bouwen.
Ik houd mij aan wat in de Boeken staat: "De mensen die niets van Hem wisten, zullen Hem zien. Wie het niet hadden gehoord, zullen het begrijpen." (f)
Daarom ben ik nog steeds verhinderd naar u toe te komen.
Maar ik heb hier gedaan wat ik moest doen. Als ik ooit naar Spanje ga, kom ik bij u langs, want daar verlang ik al jaren naar. Ik hoop u op doorreis te ontmoeten en, na eerst een tijdje van uw gezelschap te hebben genoten, door u uitgeleide te worden gedaan.
Voorlopig is het nog niet zover. Ik ben nu onderweg naar Jeruzalem om de gelovigen daar geld te brengen.
Want het leek de Griekse gelovigen goed iets voor hun arme geloofsgenoten in Jeruzalem te doen.
Hoewel zij het met plezier hebben gedaan, is het eigenlijk niet meer dan hun plicht. Zij hebben van de gelovigen in Jeruzalem iets geestelijks gekregen: het goede nieuws over Jezus Christus. Nu, dan moeten zij de gelovigen in Jeruzalem iets natuurlijks teruggeven: Een bijdrage in hun levensonderhoud.
Als ik dat geregeld heb, ga ik op weg naar Spanje en hoop bij u langs te komen.
Ik weet dat ik bij u zal komen, met de overvloed van al het goede dat Christus heeft gedaan.
Terwille van onze Here Jezus Christus en terwille van de liefde die de Heilige Geest ons heeft gegeven, doe ik een dringend beroep op u. Wilt u mij helpen door vurig voor mij te bidden?
Vraag God mij te beschermen tegen de vijanden van Christus in Judea. Vraag Hem ook ervoor te zorgen dat de gelovigen in Jeruzalem het op prijs zullen stellen wat ik voor hen doe.
Daarna zal ik blij bij u komen en, als God het goed vindt, wat kunnen uitrusten.
Ik bid dat de God van de vrede met u allen zal zijn. Amen.

16

Ik wil Phébe bij u aanbevelen. Zij is een fijne zuster, die veel goed werk in de gemeente van Kenchrea doet.
Ontvang haar zoals het gelovigen past. Zij dient dezelfde Heer als u. Help haar zoveel als u kunt, want zij heeft al veel voor anderen gedaan en ook voor mij.
Doe de groeten aan Prisca en Aquila die, net als ik, voor Christus Jezus werken.
Zij hebben voor mij hun leven gewaagd. Ik ben niet de enige die hen dankbaar is; alle gemeenten buiten Israël zijn dat ook.
Doe ook de groeten aan de gelovigen die bij hen in huis samenkomen. Doe de groeten aan mijn vriend Epénetus. Hij was de eerste in Asia, die in Christus ging geloven.
Doe de groeten aan Maria, die zoveel voor u heeft gedaan.
Doe ook de groeten aan Andronicus en Junias, mijn landgenoten, die samen met mij gevangen hebben gezeten. Zij zijn belangrijke apostelen en geloofden al eerder in Christus dan ik.
Groet mijn vriend Ampliatus, met wie ik één ben in de Here.
Ook Urbanus die, net als wij, voor Christus werkt en mijn vriend Stachys.
Doe de groeten aan Apelles, die zo duidelijk heeft bewezen van Christus te zijn. Doe de groeten aan de familie van Aristobulus,
aan mijn landgenoot Herodion en aan de gelovigen in de familie van Narcissus.
Groet Tryfena en Tryfosa, die veel werk voor de Here doen. En onze beminde Persis, die veel voor de Here heeft gedaan.
Doe de groeten aan Rufus, die ook bij de Here hoort, en aan zijn moeder, die ook voor mij als een moeder is.
Groet ook Asyncritus, Phlégon, Hermes, Patrobas, Hermas en de andere gelovigen die bij hen zijn.
Doe eveneens de groeten aan Philologus en Julia, aan Nereus en zijn zuster en aan Olympus en al de gelovigen daar.
Groet elkaar met een oprecht gemeende omhelzing. Alle christengemeenten laten u groeten.
Vrienden, er is nog één ding waarvoor ik u ernstig wil waarschuwen, en dat is het gevaar van scheuring. Sommigen zijn daarop uit. Zij proberen u verkeerde dingen te laten doen, dingen die ingaan tegen wat u is geleerd.
Blijf bij hen uit de buurt, want zulke mensen dienen niet de belangen van Christus, maar die van henzelf. Zij zetten altijd hun eigen zin door en als u niet oppast, hebben zij u zo omgepraat. Zij misleiden de eenvoudige gelovigen met huichelachtig gepraat.
Iedereen heeft gehoord van uw gehoorzaamheid aan Christus. U begrijpt wel dat ik daar heel blij mee ben. Ik wil graag dat u steeds meer vertrouwd raakt met het goede en dat u zich in geen enkel opzicht inlaat met het kwade.
De God van de vrede zal ervoor zorgen dat de duivel onder uw voeten wordt vermorzeld. Ik wens u de genade van de Here Jezus toe.
Ik breng u ook nog de groeten over van mijn naaste medewerker Timotheüs en mijn landgenoten Lucius, Jason en Sosipater.
En tevens een groet in de Here van mij, Tertius, die deze brief voor Paulus heeft opgeschreven.
De hartelijke groeten van Gajus, bij wie ik logeer en van alle gelovigen hier. Ook nog de groeten van de stadsontvanger Erastus en van onze broeder Quartus.
Ik bid dat u allen de genade van de Here Jezus zult ervaren.
God is machtig om u sterk te maken in uw geloof. Dat is het goede nieuws over Jezus Christus dat ik breng. De waarheid over Hem is eeuwenlang verborgen gebleven, maar nu bekendgemaakt.
In de Boeken van de profeten werd er al over gesproken. Maar nu heeft de eeuwige God opdracht gegeven dat alle volken het moeten horen, opdat zij Hem gaan gehoorzamen en vertrouwen.
Alle lof en eer is voor God (alleen Hij is wijs en verstandig) door Jezus Christus, voor altijd en eeuwig. Amen.

License
CC-0
Link to license

Citation Suggestion for this Edition
TextGrid Repository (2025). Paul the Apostle. Romans (Dutch). Multilingual Parallel Bible Corpus. https://hdl.handle.net/21.11113/0000-0016-9404-C