1

Van: Paulus, die door God geroepen is om een apostel, een reizend gezant van Christus Jezus te zijn en van broeder Sosthenes.
Aan: Gods gemeente in Corinthe, die voor Jezus Christus is afgezonderd. U hoort bij Hem omdat Hij u heeft geroepen, net als alle gelovigen over de hele wereld. Hij is zowel hun Here als de onze.
Ik wens u de genade en de vrede van God, onze Vader, en van onze Here Jezus Christus toe.
Ik dank God telkens weer voor u omdat Hij u door Jezus Christus Zijn genade heeft bewezen.
Hij heeft uw leven verrijkt. En u geholpen voor Hem te spreken en u een volledig begrip van de waarheid over Christus gegeven.
Wat wij u over Christus hebben verteld, is ook in uw leven bevestigd.
Het ontbreekt u daardoor aan geen enkele gave. Daarbij kijkt u ook met spanning uit naar de terugkomst van de Here Jezus Christus.
Hij zal u tot het einde toe staande houden, zodat er op Zijn grote dag niets op u zal zijn aan te merken.
God is trouw. Hij heeft u geroepen om samen een te zijn met Zijn Zoon, onze Here Jezus Christus.
Maar, broeders, in de naam van de Here Jezus Christus smeek ik u eensgezind te zijn. Maak het met elkaar in orde, zodat u weer een van hart en ziel bent.
Ik heb namelijk van de huisgenoten van Chloë gehoord dat u het niet met elkaar kunt vinden.
De een zegt: "Ik hoor bij Paulus." De ander: "Ik bij Apollos." Weer een ander: "Maar ik bij Petrus." Sommigen zeggen zelfs: "Wij zijn de echte volgelingen van Jezus Christus!"
Is Christus dan in stukken verdeeld? Ben ?k soms voor u aan het kruis gestorven of bent u in mijn naam gedoopt?
Ik ben dankbaar dat ik niemand van u gedoopt heb, behalve Crispus en Gajus.
Nu kan dus niemand zeggen dat hij in mijn naam gedoopt is en bij mij hoort.
O ja, ik heb ook nog het gezin van Stefanas gedoopt. Maar ik kan me niet herinneren verder nog iemand gedoopt te hebben.
Christus heeft mij niet de opdracht gegeven om te dopen, maar om het goede nieuws te vertellen en dat zonder hoogdravende woorden, omdat ik daarmee zou afdoen van Christus' dood aan het kruis.
Het bericht dat Christus voor ons aan het kruis gestorven is, klinkt de mensen die verloren gaan als onzin in de oren. Maar voor ons die gered worden, is het de kracht van God.
Want er staat in de Boeken: "Ik zal de wijsheid van de 'wijze mensen' wegnemen en voorbijgaan aan het inzicht van de verstandigen." (a)
Waar blijven dan de grote denkers, de godsdienstige leiders en de beroemde redenaars van deze tijd? Heeft God niet alle wijsheid van deze wereld als dwaasheid aan de kaak gesteld?
In Zijn grote wijsheid wist God dat de wereld Hem door haar eigen wijsheid niet kan vinden. Hij heeft er de voorkeur aan gegeven mensen te redden die de 'onzinnige boodschap' geloven dat Christus voor hen aan het kruis is gestorven.
Al vragen Joden wonderen als bewijs en zoeken Grieken naar wijsheid,
wij vertellen over Christus, Die voor ons aan het kruis gestorven is! De Joden ergeren zich daaraan en de andere volken vinden dat een grote dwaasheid.
Maar voor degenen die door God geroepen zijn, is Christus de kracht en de wijsheid van God.
Want het 'dwaze' van God is wijzer dan wat mensen kunnen bedenken; en het 'zwakke' van God heeft meer kracht dan de mensen.
Kijk maar eens naar uzelf, broeders. Onder u die door God geroepen werden, zijn (menselijk gesproken) niet veel grote denkers, niet veel invloedrijke en vooraanstaande personen.
Nee, God heeft juist wat voor de wereld dwaas is, uitgekozen om hen die zichzelf zo wijs vinden, terecht te wijzen. Hij heeft de zwakken van de wereld uitgekozen om de sterken te beschamen.
God heeft het onaanzienlijke en verachtelijke van de wereld uitgekozen. Dat gebruikt Hij om wat in de wereld belangrijk is, buitenspel te zetten.
Dus zal geen mens zich ooit voor God op iets kunnen beroemen.
Dank zij God hebt u nu uw leven in Christus Jezus. Hij geeft u wijsheid en door Hem staat u rechtvaardig tegenover God. Hij heeft u apart gezet en bevrijd. Alles dank zij Hem.
Zo staat het ook in de Boeken: "Als iemand zich toch op iets wil beroemen, laat hij zich dan beroemen op de Here!" (b)

2

Toen ik voor het eerst bij u was, kwam ik dan ook niet met dure woorden en hoogdravende ideeën aan. Ik heb u heel eenvoudig Gods boodschap bekendgemaakt.
Ik had namelijk besloten bij u alleen maar te spreken over Jezus Christus en Zijn sterven aan het kruis.
Toen ik kwam, was ik niet sterk. Integendeel, ik was bang en beefde.
De woorden waarmee ik u over Jezus Christus vertelde, waren niet scherp en overtuigend. Maar u ervoer dat het uit mijn hart kwam en God liet er kracht van uitgaan.
Want uw geloof moet niet gebaseerd zijn op menselijke wijsheid, maar op kracht van God.
Wat wij zeggen, is wijsheid voor de gelovigen die het begrijpen. Deze wijsheid is niet van deze wereld, noch van haar leiders, die eens ten val komen.
Wat wij zeggen, is Gods wijsheid die tot nu toe verborgen is geweest. Voor het begin van de wereld had Hij Zijn plan al klaar om ons in de heerlijkheid te brengen.
De leiders van deze wereld hebben geen van allen ervan geweten, want anders zouden zij de Heer van de heerlijkheid niet aan het kruis hebben geslagen.
Dat staat ook in de Boeken: "Wat niemand heeft gezien, niemand heeft gehoord en wat niemand ooit bedacht, dat heeft God allemaal klaar voor hen, die Hem liefhebben." (a)
God heeft het ons door de Geest duidelijk gemaakt. Want voor de Geest is niets verborgen, zelfs het diepste wezen van God niet.
Zoals alleen de geest van een mens weet wat in een mens omgaat, weet ook alleen de Geest van God wat er in God is.
En wij hebben niet de geest van de wereld ontvangen, maar de Geest van God om zo te weten wat God ons in genade gegeven heeft.
Daarover spreken wij dan ook niet met menselijke welsprekendheid, maar met woorden die de Geest ons ingeeft. Wij gebruiken dus de woorden van de Geest om de gedachten van de Geest over te brengen.
Maar iemand die niet gelovig is (de natuurlijke mens) heeft geen oog voor wat de Geest van God doet. Voor hem is dat allemaal onzin. Hij begrijpt er niets van, omdat het alleen geestelijk te doorzien is.
Met de geestelijke mens is het anders. Die kan alles doorzien, maar kan zelf op zijn beurt niet door de natuurlijke mensen doorzien worden.
Bovendien staat er in de Boeken: "Wie kent de gedachten van de Here? Wie zou Hem raad kunnen geven?" (b) Wij kennen Christus door ons geloof.

3

Broeders, toen ik bij u was, kon ik u nog niet toespreken als geestelijke mensen. U leidde uw eigen leven en deed uw eigen zin. Uw verhouding met Christus was nog zc pril dat ik u alleen maar melk kon geven.
Vast voedsel was te zwaar voor u en dat is helaas nog steeds het geval. Ook nu nog wordt u door uw eigen verlangens beheerst.
Want als u jaloers bent en elkaar niet kunt verdragen, wordt u blijkbaar nog door uw eigen verlangens beheerst. Dan bent u net als de ongelovige mensen.
Als de een zegt bij Paulus te horen en de ander bij Apollos, is dat erg menselijk geredeneerd.
Wie is Apollos en wie ben ik? God heeft ons willen gebruiken om u tot het geloof in Christus te brengen. Ieder zoals de Here ons opdracht heeft gegeven.
Ik heb het geloof in u geplant, Apollos heeft het verder verzorgd, maar alleen God kon het laten groeien.
Planter en verzorger zijn niet belangrijk, maar God wel. Hij geeft de groei.
De planter en de verzorger kunnen niet zonder elkaar. Zij krijgen allebei de beloning die hun toekomt, afhankelijk van het werk dat zij deden.
Wij zijn Gods medewerkers en u bent Gods akker. Of anders gezegd: Gods gebouw.
God heeft mij het voorrecht en de kracht gegeven om als een goed architect de fundering te leggen, waarop een ander voortbouwt. Natuurlijk moet iedereen wel oppassen hòe hij daarop bouwt.
Want een andere fundering dan Jezus Christus mag niemand leggen.
U kunt op die ene fundering met allerlei materialen bouwen; met goud, zilver en edelsteen, òf met hout, hooi en stro.
Het zal vanzelf blijken wat u hebt gedaan, want de grote dag van de Here komt met vuur. In het vuur blijft alleen over wat waardevol is; de rest verbrandt.
Als u met vuurvast materiaal op de fundering hebt gebouwd, krijgt u loon.
Als uw werk verbrandt, zult u verlies lijden. U zult zelf gered worden, maar dan wel door het vuur heen.
Weet u niet dat u zelf de tempel van God bent en dat Zijn Geest in u woont?
Als iemand Gods tempel beschadigt, zal God hem schade toebrengen. Want Gods tempel is heilig. En u bent de tempel van God!
Maak uzelf niets wijs. Als iemand zich verbeeldt in deze wereld een wijs mens te zijn, moet hij dwaas worden. Dan pas zult u weten wat wijs is.
De wijsheid van deze wereld is voor God immers dwaasheid! Zo staat het ook in de Boeken: "God vangt de wijzen in hun eigen sluwheid." (a)
en "De Here weet dat al hun geleerde gepraat niets voorstelt." (b)
Kijk geen mensen naar de ogen, want in God hebt u alles al ontvangen.
Of het nu om Paulus, Apollos of Petrus gaat; of om de wereld, het leven en de dood; of om heden of toekomst: Alles ligt vast in Gods hand en is van u.
Want u bent van Christus en Christus is van God.

4

U moet ons zien als dienstknechten van Christus, als beheerders van Gods geheimen.
Een eerste voorwaarde voor een beheerder is dat hij betrouwbaar is.
Nu maakt het voor mij niet uit welk oordeel u of anderen over mij hebben. Ik heb niet eens een oordeel over mijzelf!
Want al ben ik mij van geen kwaad bewust, de enige die mij kan beoordelen, is de Here.
Sta dus niet met uw oordeel klaar. Laat dat rusten tot de Here komt. Hij zal alles wat zich in de duisternis afspeelt, aan het licht brengen; en Hij zal laten zien wat in de harten omgaat. Dan zal Hij ieder de eer geven die hem toekomt.
Ik heb dit op Apollos en mijzelf toegepast, broeders, om u een voorbeeld te geven. Ik hoop dat u van ons leert iets bescheidener te zijn. Door over de één hoog op te geven, doet u de ander tekort.
Wat maakt u beter dan een ander? U heeft toch niets van uzelf? Alles wat u hebt, hebt u gekregen. Waar beroemt u zich dan op?
U schijnt te denken dat u geestelijk al verzadigd bent. Als rijke koningen zit u op uw troon. Ja, was u maar koningen! Dan zouden wij samen met u regeren.
Soms denk ik wel eens dat God ons, apostelen, de laagste plaats heeft toegewezen, als gevangenen die de dood in de armen lopen. Want in de arena van de wereld zijn wij een schouwspel geworden voor engelen en mensen. Wat een tegenstelling tussen u en ons!
Wij zijn dwaas terwille van Christus, maar u bent verstandige gelovigen; wij zijn zwak, maar u bent sterk; u staat hoog in aanzien, maar wij worden veracht.
Tot op dit moment lijden wij honger en dorst; wij hebben nauwelijks kleding en worden mishandeld. Wij hebben nergens een thuis
en doen zwaar werk met onze handen. De mensen die ons uitschelden, wensen wij het beste toe; vervolging verdragen wij geduldig;
wij blijven vriendelijk als over ons wordt geroddeld. Wij zijn het afval van de wereld geworden, het uitschot. En daar lijkt geen verandering in te komen.
Ik schrijf dit niet om u een gevoel van schaamte te geven, maar om u, mijn beste vrienden, terecht te wijzen.
Want al zijn er duizenden die u in Christus verder opvoeden, u hebt niet veel vaders. Ik ben uw geestelijke vader. Ik heb u het leven met Jezus Christus binnengeleid.
Daarom smeek ik u: Volg mijn voorbeeld.
Daarom heb ik ook Timotheüs naar u toegestuurd. Hij is voor mij als een eigen kind, een trouw dienaar van de Here. Hij zal u eraan herinneren hoe ik voor Jezus Christus leef en welk onderwijs ik in elke gemeente geef.
Sommigen denken dat ik niet zelf durf te komen en blazen hoog van de toren.
Maar binnenkort kom ik bij u, als de Here het goed vindt. Dan wil ik wel eens zien of die grootsprekers ook iets presteren.
Want waar God werkt, is het niet een kwestie van woorden, maar van kracht.
Wat hebt u liever? Dat ik met straf bij u kom of met liefde en zachtheid?

5

Ik heb gehoord dat er bij u ontucht plaatsvindt en dan nog wel van een soort dat zelfs onder ongelovigen niet voorkomt. Er is een man bij u die met zijn stiefmoeder naar bed gaat.
En u maar verwaand zijn! U had beter in de rouw kunnen gaan! Waarom hebt u die man niet uitgestoten uit uw gemeente?
Want al ben ik lichamelijk afwezig, in gedachten ben ik bij u. Ik heb mijn oordeel over die man al klaar, alsof ik zelf aanwezig was. Als u in de naam van onze Here Jezus bijeen bent en ik er in gedachten bij ben, moeten we die man door de kracht van de Here Jezus
uit onze gemeenschap stoten en aan satan overleveren. Daardoor zal zijn menselijke natuur worden verwoest, maar kan zijn geest op de grote dag van de Here gered worden.
Het is niet goed dat u zo verwaand bent. Hoe hebt u zoiets door de vingers kunnen zien? Zo gaat het immers van kwaad tot erger. Weet u niet dat door een klein beetje gist het hele deeg gaat gisten?
Gooi de oude gist weg, anders bent u geen vers deeg. Er hoort bij u geen gist te zijn omdat Christus, ons Paaslam, geofferd is.
Laten wij dat dan ook blijven vieren, niet met oud gist of met gist van kwaad en schande, maar met het ongegiste brood van zuiverheid en waarheid.
Ik heb u al eerder geschreven niet om te gaan met mensen, die vrije sex propageren.
Ik bedoel daarmee niet dat soort mensen in het algemeen of egoïsten, rovers en afgodendienaars. Want dan zou u de wereld beter kunnen verlaten.
Nu schrijf ik u echter helemaal niet om te gaan met iemand die, al zegt hij een gelovige te zijn, er op sexueel gebied maar op losleeft, egoïstisch is, afgoden dient, roddelt, teveel drinkt of anderen berooft. Met zo iemand moet u zelfs niet samen eten.
Kijk, ik hoef niet over buitenstaanders te oordelen. Dat zal God wel doen. De mensen uit uw eigen midden, die moet u veroordelen. Sluit die slechte man dan uit!

6

Wat recht en oordeel betreft, hoe durft u als de één tegen de ander iets heeft, recht te zoeken bij de rechtbank?
Waarom niet bij uw medegelovigen? Of weet u niet dat de gelovigen straks over de wereld zullen rechtspreken? Kunt u dan zulke kleinigheden nog niet eens onder elkaar oplossen?
Weet u niet dat wij straks over engelen zullen oordelen? Dan kunnen we dat nu toch zéker over alledaagse dingen!
Als er geschilpunten zijn die het dagelijks leven betreffen, kan zelfs de minste uit de gemeente daarover rechtspreken.
Is er geen wijs man onder u, die de twee partijen tot elkaar kan brengen?
Blijkbaar niet, want de ene gelovige brengt de andere voor het gerecht, voor ongelovige rechters nog wel!
Het is toch onwaardig dat u, als gelovigen, rechtsgeschillen hebt? Waarom bent u niet bereid onrecht te verdragen? Waarom laat u zich niet liever benadelen?
Maar nee, u doet zèlf uw broeders onrecht aan. Uw eigen broeders!
Weet u niet dat onrechtvaardige mensen geen deel zullen hebben aan het Koninkrijk van God?
Verlaat Gods weg niet! Mensen die vrije sex voorstaan, afgoden dienen, overspel plegen of zich met homoseksuele praktijken inlaten, blijven buiten het Koninkrijk van God. Dat geldt ook voor dieven, gierigaards, dronkaards, roddelaars en oplichters.
Sommigen van u zijn vroeger ook zo geweest. U bent nu schoongewassen en voor God afgezonderd. U bent onschuldig verklaard in de naam van de Here Jezus Christus en door de Geest van onze God.
Ik mag alles, maar niet alles is zinvol. Hoewel ik alles mag, mag niets mij overheersen.
Het voedsel is voor het lichaam en het lichaam is voor het voedsel. God zal ze allebei overbodig maken. Ons lichaam is niet bestemd voor de ontucht, maar voor de Here en de Here zorgt voor het lichaam!
Zoals God de Here Jezus Christus weer levend heeft gemaakt, heeft Hij ook de kracht om òns weer levend te maken.
Weet u niet dat uw lichaam een lichaamsdeel van Christus is? Kan ik dan toestaan dat een lichaamsdeel van Christus gemeenschap heeft met een prostituee? Absoluut niet!
Of weet u niet dat u, door gemeenschap te hebben met een prostituee, één met haar wordt? Want God heeft gezegd dat man en vrouw door de gemeenschap één lichaam worden.
Maar als u gemeenschap met de Here hebt, bent u één van geest met Hem.
Houd u ver van elke vorm van hoererij. Geen andere zonde heeft zc wezenlijk met uw lichaam te maken. Als u met een andere dan uw eigen vrouw gemeenschap hebt, doet u kwaad aan uw eigen lichaam.
Of weet u niet dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest? Van de Geest, Die God u heeft gegeven en Die nu in u woont? U bent niet van uzelf!
God heeft u tegen de allerhoogste prijs gekocht! Gebruik daarom ieder deel van uw lichaam om God eer te geven.

7

Daarmee kom ik op de vragen uit uw brief. Als een man ongetrouwd is, is dat een goede zaak.
Maar om ontucht te voorkomen, is het beter dat iedereen trouwt; elke man moet zijn eigen vrouw hebben en elke vrouw haar eigen man.
De man moet zijn vrouw geven wat haar toekomt en de vrouw haar man wat hem toekomt.
De man heeft net zoveel zeggenschap over het lichaam van zijn vrouw als zijzelf en de vrouw net zoveel over het lichaam van haar man als hij.
Ontneem elkaar het recht op uw lichaam niet, behalve als u samen afspreekt tijdelijk geen gemeenschap te hebben, omdat u de tijd wilt gebruiken om te bidden. Maar daarna moet u weer gewoon gemeenschap met elkaar hebben. Anders zou satan u, door uw gebrek aan zelfbeheersing, in verleiding kunnen brengen.
Ik wil hiermee niet zeggen dat u moet trouwen; u m...g trouwen.
Ik zou het fijn vinden als iedereen was zoals ik en niet trouwde. Maar het hangt ervan af welke gave God in Zijn genade aan u geeft. De een krijgt deze gave, de ander die.
Ik vind het voor ongetrouwde mannen en weduwen beter dat zij alleen blijven net als ik.
Maar als zij zich niet kunnen beheersen, kunnen zij beter trouwen. Het is beter om te trouwen dan door verlangen verteerd te worden.
Voor de getrouwden geldt dit voorschrift, dat niet van mijzelf maar van de Here komt: Een vrouw mag niet van haar man scheiden.
Als zij dat toch doet, moet zij ongetrouwd blijven of naar haar man terugkeren en het met hem in orde maken. Ook een man mag zijn vrouw niet wegsturen.
Wat de anderen betreft, hun heb ik ook nog iets te zeggen. Dit is geen voorschrift van God, maar mijn eigen mening: Als een gelovige man een ongelovige vrouw heeft die toch bij hem wil blijven, moet hij niet van haar scheiden.
En als een gelovige vrouw een ongelovige man heeft die toch bij haar wil blijven, moet zij niet van hem scheiden.
Want de ongelovige man is voor God apart gezet, omdat zijn vrouw een gelovige is; en de ongelovige vrouw is voor God afgezonderd, omdat haar man een gelovige is. Anders zou u ook geen contact met uw kinderen mogen hebben. Maar nu zijn zij door God afgezonderd.
Het ligt anders als de ongelovige man of vrouw zelf wil scheiden. Laat er dan maar een scheiding komen. De gelovige hoeft zich dan op geen enkele wijze verplicht te voelen. Want God wil dat u in vrede en harmonie leeft.
Hoe kunt u als vrouw nu weten dat u uw man zult redden? En hoe kunt u als man weten dat u uw vrouw zult redden?
Maar, laat ieder zc leven als de Here voor hem bedoeld heeft en met de gaven die de Here hem heeft gegeven. Ieder moet zo leven als de Here hem heeft geroepen. Dit is iets wat ik in alle gemeenten voorschrijf.
Als u besneden was toen u gelovig werd, moet u niet proberen daar verandering in te brengen. Als u op dat moment niet besneden was, moet u het zo laten.
Want het al of niet besneden zijn heeft niets te betekenen. Waar het om gaat, is of u doet wat God wil.
Ieder moet zijn oorspronkelijke roeping trouw blijven.
Was u een slaaf toen God u riep, maak u daar dan niet druk over. Maar als de mogelijkheid zich voordoet vrij te komen, moet u die kans natuurlijk met beide handen aangrijpen.
Want de slaaf die door de Here Zelf geroepen werd, is voor de Here een vrij man. En omgekeerd is de vrije man die door de Here geroepen werd, een slaaf van Christus.
Hij is voor de hoogste prijs gekocht en betaald. Neem dus geen slaafse houding tegenover mensen aan.
Broeders, wat u was toen de Here u riep, dat moet u blijven.
Voor de ongetrouwde jonge vrouwen heb ik geen voorschrift van de Here. Maar ik geef mijn eigen mening als iemand die, door de goedheid van de Here, te vertrouwen is.
Ik vind dat een mens in deze moeilijke tijd er goed aan doet ongetrouwd te blijven.
Als u een vrouw hebt, moet u natuurlijk niet van haar scheiden. Hebt u geen vrouw, probeer dan ook niet er één te vinden.
Trouwen is voor een man geen zonde en voor een jonge vrouw ook niet. Maar zulke mensen staat wel leed en verdriet te wachten en dat zou ik u graag besparen.
Ik zeg dit allemaal, broeders, omdat we niet veel tijd meer hebben. Daarom moet u, als u getrouwd bent, leven alsof u geen vrouw hebt.
Als u verdriet hebt, laat u er niet door overweldigen; als u blij bent, geef u er niet aan over; als u iets koopt, klem u er niet aan vast.
Als u gebruik maakt van wat de wereld biedt, moet u er niet in opgaan. Want de wereld zoals wij die nu kennen, zal niet lang meer bestaan.
Ik zou wel willen dat u geen zorgen had. Iemand die niet getrouwd is, kan al zijn tijd en aandacht aan de zaken van de Here besteden. Zo is hij of zij in de gelegenheid uitsluitend de Here te dienen.
Maar wie getrouwd is, moet aan dingen van de wereld denken. Hij wil het niet alleen zijn vrouw naar de zin maken, maar ook naar de wil van de Here leven. Zijn liefde en aandacht zijn verdeeld.
Een getrouwde vrouw heeft hetzelfde probleem. Ook zij is bezig met de dingen van de wereld en probeert het haar man naar de zin te maken. Heel anders is het voor een ongetrouwde vrouw. Zij kan al haar tijd en aandacht aan de zaak van de Here besteden en behoort Hem met hart en ziel toe.
Ik zeg deze dingen niet om u in een keurslijf te persen, maar om u te helpen. Ik wil graag dat u goed leeft en dat zo min mogelijk dingen uw aandacht van de Here afleiden.
Als iemand het tegenover zijn dochter niet gepast vindt haar van een huwelijk te weerhouden, vooral als zij al wat ouder wordt en niet te lang meer moet wachten, laat hij dan doen wat zijn hart hem ingeeft. Als hij haar laat trouwen, doet hij daarmee niet verkeerd.
Maar wie de vaste overtuiging heeft dat zijn dochter ongetrouwd moet blijven en geen verplichtingen tegenover anderen heeft, neemt een goed besluit.
Dus is het goed uw dochter te laten trouwen, maar beter om haar niet te laten trouwen.
Een getrouwde vrouw mag zolang haar man leeft niet bij hem weggaan. Maar als haar man sterft, is zij vrij. Dan mag zij trouwen met wie zij wil, maar dat moet dan wel een gelovige zijn.
Toch doet zij er volgens mij beter aan weduwe te blijven. Dan zal zij gelukkiger zijn. Ik geef dit advies omdat ik meen dat de Geest van God mij daar ook de wijsheid voor geeft.

8

Als het gaat om voedsel dat aan afgoden geofferd is, weten wij precies wat wij daarmee moeten doen. Maar van weten alleen wordt u eigenwijs. De liefde van God maakt u wijs.
Als iemand meent alles te weten, weet hij nog niet wat hij zou moeten weten.
Maar als iemand God liefheeft, kent God hem.
Wel, als het om dat eten gaat, weten wij dat er geen andere goden bestaan.
Er is maar één God. Ook al zeggen de mensen dat er in de hemel en op aarde vele goden en vele heren zijn (en er zijn heel wat zogenaamde goden en heren) wij weten wel beter.
Er is maar één God: de Vader, door Wie alles is en voor Wie wij leven. En er is ook maar één Here: Jezus Christus, door Wie alles is gemaakt en Die ons het leven heeft gegeven.
Toch is dit niet voor alle gelovigen even duidelijk. Sommigen hebben nu nog de gewoonte deel te nemen aan maaltijden ter ere van afgoden. En als zij eraan meedoen, voelen zij zich onzeker en spreekt hun geweten.
Nu is onze verhouding met God niet afhankelijk van wat wij eten. Als wij niet eten, zijn we voor Hem niet minder; en als wij wel eten, zijn we voor Hem niet meer.
Pas er dus voor op dat uw recht om te eten niet een struikelblok wordt voor anderen, die niet zo sterk in hun schoenen staan.
Misschien denkt u dat het geen kwaad kan in de tempel van een zogenaamde god te eten, maar als iemand met een zwakker geweten dat ziet, kan hij daardoor in moeilijkheden komen. Misschien gaat hij dan ook dat voedsel eten, terwijl hij steeds het gevoel houdt te zondigen.
Waarom zou u zo'n zwakke broeder door uw grotere kennis naar de ondergang helpen? Christus is voor hem gestorven!
Door uw broeder over te halen iets te doen wat hij eigenlijk niet wil, zondigt u tegen hem èn tegen Christus.
Ik heb zelf besloten nooit meer vlees te eten als ik mijn broeder daarmee ten val breng. Ik wil niet dat hij in moeilijkheden komt door iets wat ik eet.

9

Ben ik dan niet vrij? Ben ik geen apostel? Heb ik onze Here Jezus soms niet gezien? Heeft de Here mij soms niet gebruikt om u tot geloof in Hem te brengen?
Al zeggen anderen dat ik geen apostel ben, u kunt dat niet zeggen. U bent zelf het levende bewijs: De Here heeft Zijn stempel op u gezet.
Dat is ook mijn verdediging tegenover mensen die menen over mij te mogen oordelen.
Mogen wij soms geen gebruik maken van het recht bij u te eten en te drinken?
Mogen wij niet een gelovige als vrouw meenemen op onze reizen? De andere apostelen en de broers van de Here Jezus doen dat ook. En Petrus doet het.
Zijn Barnabas en ik dan de enige apostelen, die zelf ons brood moeten verdienen?
Hebt u wel eens gehoord van een soldaat, die zijn eigen soldij moet betalen? Of van een wijnbouwer, die zijn eigen druiven niet mag eten? Of van een herder, die de melk van zijn eigen vee niet mag drinken?
Dit zijn maar enkele voorbeelden uit het dagelijks leven. Maar de wet van Mozes zegt hetzelfde. Daarin staat dat men een os die graan dorst, geen muilband mag omdoen; het dier moet zo nu en dan een hap stro kunnen nemen. Zou God dan alleen ossen op het oog hebben of ook ons?
Natuurlijk is dat voor ons geschreven! Want zowel wie ploegt als wie de oogst binnenhaalt, moet op een deel van de oogst kunnen rekenen. Zo moeten ook de apostelen hun werk kunnen doen in de hoop dat er voor hen gezorgd zal worden.
Wij hebben geestelijk zaad in u gezaaid. Is het dan teveel gevraagd dat wij eten en drinken oogsten?
Als andere apostelen door de gelovigen verzorgd worden, hebben wij daar toch ook recht op? Maar wij hebben van dat recht geen gebruik gemaakt. Wij hebben er niet over gesproken omdat u anders misschien niet had geluisterd naar het goede nieuws van Jezus Christus.
Weet u niet dat de mannen die in het huis van God werken, eten wat in dat huis gebracht wordt? En dat zij die voor het altaar zorgen, een deel krijgen van het offer, dat op het altaar wordt gelegd?
Zo heeft de Here ook gezegd dat de mensen die het goede nieuws brengen, moeten worden onderhouden door de mensen die dat goede nieuws ontvangen.
Maar ik heb nooit van dat recht gebruik gemaakt. En ik schrijf dit ook niet om daar verandering in te brengen. Ik zou nog liever van honger omkomen dan mij de voldoening te laten afnemen dat ik u het goede nieuws gebracht heb zonder er loon voor te krijgen.
Want als ik het goede nieuws bekendmaak, heb ik geen reden om trots te zijn. Ik kan gewoon niet anders. Het zou er slecht voor mij uitzien, als ik het niet bekendmaakte.
Als ik dit werk uit vrije wil deed, zou ik een beloning krijgen. Maar dat is niet zo, ik doe eenvoudig wat de Here mij heeft opgedragen.
Krijg ik dan helemaal geen loon? Jawel, mijn loon is de voldoening het goede nieuws voor niets te mogen brengen. Daarom maak ik niet tenvolle gebruik van mijn rechten.
Want hoewel ik een vrij man ben, heb ik mij aan alle mensen ondergeschikt gemaakt om er zoveel mogelijk voor Christus te winnen.
Als ik bij Joden ben, leef ik als een Jood om hen voor Christus te winnen. Als ik bij mensen ben die zich aan de wet van Mozes houden, houd ik mij er ook aan omdat ik hen voor Christus wil winnen.
Als ik bij mensen ben die niet volgens de wet van Mozes leven, houd ik mij er ook niet aan, omdat ik hen voor Christus wil winnen. Maar dat wil niet zeggen dat ik zonder Gods wet leef.
Voor mij geldt de wet van Christus. Als ik bij zwakke mensen ben, laat ik niet merken dat ik sterk ben, om hen voor Christus te winnen. Ik heb mij aan al die mensen aangepast om in ieder geval enkelen van hen te redden.
Ik doe het allemaal terwille van het goede nieuws; ik wil samen met vele anderen de zegen ervan hebben.
Op de wedstrijdbaan doen alle hardlopers hun best om te winnen en toch is er maar één die de prijs krijgt. Doe uw best dan ook de prijs te krijgen.
Wie voor een wedstrijd traint, ontzegt zich van alles; een sportman voor een erekrans die verwelkt, maar een gelovige voor een erekrans die nooit verwelkt.
Daarom loop ik niet zomaar wat in het wilde weg en ik sta ook niet in de lucht te boksen.
Nee, ik hard mijn lichaam en dwing het te doen wat ik wil; anders zou het wel eens kunnen gebeuren dat ik, na anderen voor de wedstrijd te hebben opgeroepen, zelf word gediskwalificeerd. (a)

10

1-2 Broeders, in dit verband wil ik u herinneren aan wat onze voorouders hebben meegemaakt. Zij werden allemaal door de wolk van God geleid en liepen dwars door de Rode Zee. Die ervaring was hun doop als het volk van Mozes.
God zorgde ervoor dat zij allemaal geestelijk te eten en te drinken kregen. Dat drinken kregen zij van Christus, de geestelijke rots die met hen meeging.
Toch was God niet tevreden over de meesten van hen; Hij sloeg hen neer in de woestijn.
Die gebeurtenissen zijn een les voor ons; wij moeten niet naar slechte dingen verlangen zoals zij.
Loop ook niet achter andere goden aan, zoals sommigen van hen deden. In de Boeken staat dat zij gingen zitten om te eten en te drinken en dat ze gingen staan om te dansen voor een afgod.
Pas daarvoor op. Laten wij ook geen gemeenschap met andere vrouwen hebben, zoals sommigen van hen; want daarom stierven er op één dag 23.000 van hen.
Wij moeten het geduld van de Here niet op de proef stellen, zoals sommigen van hen deden; want daarom stierven zij aan slangebeten.
En mopper niet tegen God, zoals sommigen van hen; want daarom trof hun de dood.
Dat is allemaal met hen gebeurd om een voorbeeld te stellen. En het is opgeschreven als een waarschuwing voor ons, die in het einde van de tijd leven.
Als u denkt dat u nooit zover zult gaan, moet u oppassen om niet te zondigen.
De beproevingen die u hebt ondergaan, zijn niet ongewoon. God is trouw; Hij zal ervoor zorgen dat de beproevingen u niet teveel worden. Hij zal ook een uitweg uit de beproevingen geven, zodat u er tegen opgewassen bent.
Houd u daarom, lieve vrienden, ver van de verering van afgoden.
U bent verstandige mensen; beoordeel zelf of ik gelijk heb.
Als wij aan de tafel van de Here drinken uit de beker, Hem danken en Zijn zegen vragen, hebben wij toch samen deel aan het bloed van Christus? En als wij het brood breken, hebben wij toch samen deel aan Zijn lichaam?
Want al zijn wij met velen, wij zijn één lichaam omdat we allemaal van dat ene brood eten.
Denk maar eens aan het natuurlijke volk van Israël: Door van de offers te eten, is het betrokken bij het altaar waarop de offers gebracht worden.
Wil ik hiermee zeggen dat een offer voor een afgod toch een echt offer is? Of dat zo'n afgod echt is?
Verre van dat! Wat ik wil zeggen, is dat de mensen die zo'n afgod een offer brengen, in feite een offer aan boze geesten brengen en niet aan God. En ik wil niet dat u iets met de boze geesten te maken hebt.
U kunt niet uit de beker van de Here drinken èn uit de beker van de boze geesten. U kunt niet bij de Here aan tafel gaan èn bij de boze geesten.
Of willen wij de Here jaloers maken? Denken wij sterker te zijn dan Hij?
Alles mag, maar niet alles is zinvol. Alles mag, maar niet alles is opbouwend.
U moet niet uw eigen belang zoeken, maar dat van de ander.
Wat op de vleesmarkt verkocht wordt, mag u zonder gewetensbezwaar eten. Het doet er niet toe of het aan afgoden is gewijd.
De aarde en al haar rijkdom zijn immers van de Here.
Als een ongelovige u uitnodigt bij hem te komen eten en u wilt dat, neem de uitnodiging dan aan. Eet alles wat u wordt voorgezet zonder u af te vragen of het soms aan een afgod gewijd is.
Als echter een andere gelovige zegt: "Dat vlees is aan een afgod gewijd", moet u het laten staan terwille van hem die u erop wijst. Anders zou hij last van zijn geweten kunnen krijgen.
Het gaat dus niet om uw geweten, maar om het zijne. Maar waarom zou mijn vrijheid moeten worden beperkt door andermans geweten?
Als ik God dank voor wat ik eet, hoe durft die ander er dan iets van te zeggen? Ik dank God toch!
Wat u ook doet, doe het tot eer van God, ook het eten en drinken.
Wees geen struikelblok voor Joden, heidenen of gelovigen. Ikzelf maak het iedereen in alles naar de zin. Het gaat mij niet om mijn eigen belang, maar om het belang van heel veel mensen, want ik hoop dat zij allemaal gered zullen worden.

11

Volg mijn voorbeeld, vrienden, zoals ik het voorbeeld van Christus volg.
Ik ben blij dat u steeds aan mij denkt en nog precies weet wat ik heb gezegd en dat u zich houdt aan alles wat ik heb doorgegeven.
Maar ik wijs u op iets dat u moet weten; elke man is ondergeschikt aan Christus en een vrouw is ondergeschikt aan haar man; en Christus is ondergeschikt aan God.
Als een man bidt of Gods woord doorgeeft en daarbij een hoofddeksel draagt, is dat een schande voor hem.
Maar als een vrouw bidt of namens God spreekt met onbedekt hoofd, is dat een schande voor haar man. Dan staat zij gelijk aan een vrouw die kaalgeschoren is.
Als een vrouw niets op haar hoofd wil dragen, kan zij net zo goed haar haren laten afknippen. Maar als zij dat onfatsoenlijk vindt, moet zij iets op haar hoofd dragen.
Een man hoort niets op zijn hoofd te hebben; hij is de afdruk en de afspiegeling van God; maar de vrouw is de afspiegeling van haar man. Want de vrouw is uit de man gemaakt en niet omgekeerd.
God heeft immers de vrouw voor de man gemaakt en niet de man voor de vrouw.
Daarom moet een vrouw, als teken dat zij zich aan haar man onderwerpt, haar hoofd bedekken terwille van de engelen.
Maar vergeet nooit dat in het leven met de Here de vrouw niets is zonder haar man en de man niets zonder zijn vrouw.
Want hoewel de eerste vrouw uit de man is genomen, wordt iedere man uit een vrouw geboren. En de oorsprong van alles is God.
Zeg nu zelf, broeders: Is het fatsoenlijk dat een vrouw zonder hoofdbedekking tot God bidt?
Leert de natuur zelf niet hoe het hoort? Het is voor de man een schande om lang haar te hebben.
Maar als een vrouw het haar lang draagt, is dat een eer voor haar, want het lange haar is voor de vrouw een natuurlijke sluier.
Als het over deze dingen gaat, moet u niet per se gelijk willen hebben. Daar gaat het ons ook niet om, net zo min als de andere gemeenten.
Het volgende wat ik moet regelen, is iets waar ik geen goed woord voor over heb. Het gaat namelijk om uw bijeenkomsten, die schadelijk zijn in plaats van nuttig.
Ik heb gehoord dat er, wanneer u bijeenkomt, nogal wat onenigheid is. En ik geloof wel dat er iets van waarheid in is.
Er moeten wel splitsingen onder u plaatsvinden; anders zou niet duidelijk worden wie aan de goede kant staan.
Wanneer u bij elkaar komt om te eten, heeft dat niets te maken met de maaltijd van de Here.
Voordat de maaltijd goed en wel is begonnen, schrokt iedereen zoveel mogelijk naar binnen, met het gevolg dat sommigen nog honger hebben en anderen dronken zijn.
Als u echt zoveel honger hebt, moet u eerst thuis iets eten. Betekent de gemeente van God zo weinig voor u dat de arme medegelovigen door u geen kans krijgen om te eten? Wat denkt u? Dat ik u een compliment zal geven? Ik denk er niet aan!
Wat ik u hierover al eerder heb verteld, heb ik van de Here ontvangen. In de nacht dat de Here Jezus werd verraden, nam Hij een brood,
dankte God ervoor en zei: "Dit is mijn lichaam, dat Ik voor u geef. Eet het geregeld als een herinnering aan Mij."
Na het eten nam Hij ook de beker en zei: "Deze beker is het nieuwe verbond, dat wordt bekrachtigd met mijn bloed. Drink die geregeld als een herinnering aan Mij."
Want telkens als u van dit brood eet en uit de beker drinkt, bevestigt u daarmee dat de Here gestorven is. Doe dit tot Hij terugkomt.
Wie op een onwaardige manier van het brood eet en uit de beker van de Here drinkt, zondigt daarmee tegen het lichaam en het bloed van de Here.
Daarom moet u uzelf eerst goed onderzoeken, voordat u van het brood eet en uit de beker drinkt.
Want wie eet en drinkt zonder rekening te houden met de diepe betekenis van deze maaltijd, haalt Gods oordeel over zich.
Daarom zijn er zoveel zwakken en zieken onder u en zijn velen al gestorven.
Als wij onszelf rekenschap geven van wat wij doen, zal de Here ons niet bestraffen.
Maar als Hij ons bestraft, doet Hij dat om ons op de goede weg te leiden. Anders zouden wij met de wereld worden veroordeeld.
Dus, beste broeders, als u bijelkaar komt om te eten, wacht dan op elkaar; dan kunt u samen beginnen.
En als iemand honger heeft, moet hij eerst thuis eten. Anders haalt u in de bijeenkomsten een oordeel over u. Er is nog het een en ander, maar dat zal ik wel regelen als ik bij u kom.

12

Broeders, ik wil u over de geestelijke uitingen niet in onzekerheid laten.
Toen u nog niet gelovig was, leefde u onder de misleidende invloed van afgoden.
Daarom wil ik u erop wijzen dat niemand die door de Geest van God geleid wordt, kan zeggen dat Jezus vervloekt is. En evenmin kan iemand oprecht zeggen dat Jezus de Heer is, behalve als hij door de Heilige Geest geleid wordt.
De bijzondere gaven zijn verschillend, maar ze worden gegeven door dezelfde Geest.
De taken zijn verschillend, maar ze worden opgedragen door dezelfde Here.
De aktiviteiten zijn verschillend, maar ze worden ontplooid door dezelfde God, Die alles in ons allen bewerkt.
De Geest openbaart Zich door elk van ons, tot welzijn van de hele gemeente.
De een brengt Gods wijsheid onder woorden, door de Geest; de ander geeft blijk van Gods kennis, door dezelfde Geest.
De een krijgt ergens geloof voor en de ander de gave om zieken te genezen, beiden door dezelfde Geest.
De een doet wonderen, de ander geeft Gods woord door. De een weet de duivelse geesten van Gods Geest en Zijn engelen te onderscheiden, de ander spreekt allerlei vreemde talen en weer een ander legt uit wat in die talen gezegd wordt.
Maar het is een en dezelfde Geest, Die dit allemaal bewerkt. Hij geeft ieder wat Hij nodig vindt. Hij deelt Zijn gaven uit zoals Hij wil.
Ons lichaam bestaat uit vele delen, maar al die delen samen vormen één lichaam. Zo is het ook met Christus.
Want de Geest heeft ons allemaal door de doop tot één lichaam samengevoegd: Het lichaam van Christus. Het doet er niet toe of wij Jood of niet-Jood zijn, slaaf of vrij man. Wij zijn allen doordrenkt met die ene Geest.
Een lichaam bestaat niet uit één enkel deel, maar uit vele delen.
Als de voet zou zeggen dat hij niet bij het lichaam hoort, omdat hij geen hand is, hoort hij daarom niet bij het lichaam?
En als het oor zou zeggen dat het niet bij het lichaam hoort, omdat het geen oog is, hoort het daarom niet bij het lichaam?
Als het lichaam alleen maar oog was, hoe zou het dan moeten horen? Als het lichaam een en al gehoor was, hoe zou het dan moeten ruiken?
Nee, God heeft alle verschillende delen in een lichaam gezet, zoals Hij het goed vond.
Als er maar één deel was, zou u niet van een lichaam kunnen spreken.
Maar er zijn vele delen en samen vormen zij één lichaam.
Het oog kan niet tegen de hand zeggen: "Ik heb je niet nodig." En het hoofd kan ook niet tegen de voeten zeggen: "Ik heb jullie niet nodig."
De delen die het meest kwetsbaar schijnen, lijken juist het meest nodig te zijn.
Aan de delen van ons lichaam die we niet graag laten zien, geven we bijzondere zorg en de minder nette delen van ons lichaam worden netjes bedekt.
De nette lichaamsdelen hebben dat niet zo nodig. God heeft het lichaam tot een eenheid samengevoegd en de op het eerste gezicht niet zo belangrijke delen een belangrijke plaats gegeven.
Anders zou er onenigheid in het lichaam zijn.
Elk deel moet voor de andere delen van het lichaam zorgen. Als één deel lijdt, lijden de anderen mee. En als één deel geëerd wordt, zijn de andere delen daar even blij mee als hij.
U hoort allemaal bij het lichaam van Christus en ieder van u is een deel van dat lichaam.
God heeft sommigen in de gemeente een taak gegeven. Ten eerste zijn er apostelen, ten tweede degenen die Gods woord doorgeven en ten derde leraren. Dan zijn er die wonderen doen en anderen die de gave hebben zieken te genezen. Er zijn helpers en leiders en sommigen die vreemde talen spreken.
Maar zij zijn toch niet allemaal apostelen en geven toch niet allemaal Gods woord door? Zij zijn toch ook niet allemaal leraren?
Doet iedereen soms wonderen? Of hebben allen de gave om zieken te genezen? Spreken ze soms allemaal in vreemde talen of kan ieder die talen uitleggen?
Nee, maar u moet streven naar de belangrijkste gaven. Ik wil daarnaast nog wijzen op een weg, die u nog veel verder brengt in uw verhouding tot God.

13

Als ik wel de talen van mensen en engelen zou spreken, maar geen liefde heb, klink ik als een dreunende gong of een schetterende cimbaal.
Als ik Gods woord doorgeef, alle diepe dingen doorgrond en alles weet en al het geloof heb, zodat ik bergen kan verzetten, maar geen liefde heb, ben ik niets.
Als ik mijn bezittingen stuk voor stuk uitdeel en mijn lichaam geef om te worden verbrand, maar geen liefde heb, dan heb ik er niets aan.
De liefde is geduldig; de liefde is vriendelijk; de liefde is niet jaloers. Zij doet niet gewichtig en is niet trots;
zij kwetst niet, is niet egoïstisch en voelt zich nooit beledigd; zij neemt niemand iets kwalijk;
zij is niet blij met onrecht, maar juist met de waarheid.
De liefde beschermt altijd, heeft altijd vertrouwen, verwacht het altijd van God en houdt stand.
Aan de liefde komt nooit een einde. Het spreken namens God zal eens niet meer nodig zijn; het spreken in vreemde talen zal ophouden; kennis zal dan niet meer worden gevraagd.
Want wat wij weten, is onvolledig; en wat wij namens God zeggen, is gebrekkig.
Maar wanneer het blijvende en volmaakte komt, is dat het einde van het gebrekkige en onvolmaakte.
Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, dacht ik als een kind en redeneerde ik als een kind. Maar nu ik volwassen ben, heb ik het kinderlijke voorgoed achter mij gelaten.
Nu hebben wij nog geen heldere kijk op Christus, maar later zullen wij oog in oog met Hem staan. Ik ken Hem nu nog niet volkomen, maar dan zal ik Hem volledig kennen, zoals Hij mij door en door kent.
Kortom, er zijn drie dingen die blijven: Geloof, hoop en liefde. Maar de liefde is het voornaamste.

14

Laat de liefde uw doel zijn, maar streef ook naar de gaven van de Geest, in het bijzonder naar het spreken namens God.
Als iemand in een vreemde taal spreekt, spreekt hij tot God en niet tot mensen, want zij verstaan hem niet. Wat hij onder de leiding van de Geest zegt, is geheimtaal.
Maar wie woorden van God doorgeeft, spreekt de mensen opbouwend, bemoedigend en troostend toe.
Als iemand in een vreemde taal spreekt, bouwt hij zichzelf op. Maar als iemand woorden van God doorgeeft, bouwt hij de gemeente op.
Ik zou graag willen dat u allemaal in vreemde talen sprak, maar nog liever dat u woorden van God doorgaf, want dat is veel belangrijker. Als u iets in een vreemde taal zegt, heeft de gemeente er alleen iets aan als u uitlegt wat het betekent.
Wat voor nut heeft het, broeders, als ik bij u kom en in vreemde talen spreek? Maar het is heel anders als ik u in verstaanbare taal vertel wat God mij duidelijk maakte; als ik u bekendmaak wat u nog niet weet of wat ik van God moet doorgeven. Of als ik u iets leer.
Denk maar eens aan muziekinstrumenten. De fluit en de citer bijvoorbeeld. Als er zomaar wat op geblazen of getokkeld wordt, zal geen mens er enige melodie in horen.
En hoe moeten soldaten zich voor de strijd klaarmaken als de trompet geen duidelijk signaal geeft?
Wel, als u een taal spreekt die niemand verstaat, gaan uw woorden verloren in de lucht.
Er worden in de wereld vele talen gesproken.
Maar als iemand iets tegen mij zegt in een taal die ik niet versta, blijven wij vreemden voor elkaar.
Dus moet u, omdat u zo vurig naar de gaven van de Geest verlangt, proberen uit te blinken in d!e gaven waar de gemeente door opgebouwd wordt.
Daarom moet iemand die in vreemde talen spreekt, God vragen of hij het ook mag uitleggen.
Want als ik in een vreemde taal bid, is het mijn géést die bidt; mijn verstand staat erbuiten.
Wat ik hiermee wil zeggen, is dat ik zal bidden met mijn geest én bidden met mijn verstand; ik zal tot eer van God zingen met mijn geest én zingen met mijn verstand.
Want als u alleen met uw geest God prijst en dankt, hoe kan dan een belangstellende die daar ook is, zeggen of hij het met u eens is? Hij verstaat er immers niets van!
U dankt wel goed, maar een ander wordt er niet door opgebouwd.
Ik dank God dat ik, als ik alleen ben (a), meer dan u allemaal in vreemde talen spreek.
Maar als ik met andere gelovigen samen ben, zeg ik liever vijf woorden met mijn verstand dan duizenden in een vreemde taal.
Broeders, denk niet als kinderen, maar wees volwassen in uw denken. Alleen in het kwaad moet u onmondig zijn.
In de Boeken staat dat God in onbekende talen en door de mond van vreemdelingen tot het volk zou spreken, maar dat zij niet naar Hem zouden luisteren. (b)
Daaruit blijkt wel dat de vreemde talen de cngelovigen iets duidelijk moeten maken en niet de gelovigen. Maar de verstaanbare woorden die namens God worden gesproken, zijn voor de gelovigen en niet voor de ongelovigen.
Anderzijds zal een ongelovige of belangstellende zeggen dat u dol geworden bent als hij in de gemeente komt en ieder in vreemde talen hoort spreken.
Maar als u allemaal namens God spreekt, wordt zo iemand overtuigd en zal hij tot inzicht komen, omdat zijn geweten gaat spreken.
Wat er in hem omgaat, komt aan het licht. Dan zal hij op zijn knieën vallen, God aanbidden en openlijk erkennen dat God bij u is.
Weet u hoe het moet, broeders? Als u bijeen komt, neemt ieder deel aan de dienst. De een zingt een lied, de ander onderwijst; de een geeft door wat God hem duidelijk heeft gemaakt, de ander spreekt in vreemde talen en weer een ander legt uit wat hij zegt. Maar het moet wel opbouwend zijn.
Er mogen niet meer dan twee of drie hardop in een vreemde taal spreken en dan niet tegelijk, maar om de beurt. Bovendien moet iemand uitleggen wat het betekent.
Als die er niet is, mag u in de gemeente niet hardop in een vreemde taal spreken. Doe het dan maar stil voor uzelf en voor God.
Er mogen ook niet meer dan twee of drie personen namens God spreken. Bovendien moeten de anderen beoordelen of hun woorden door God zijn ingegeven of niet.
Maar als er iemand zit aan wie God ineens iets duidelijk maakt, moet degene die juist aan het woord was, stoppen met spreken.
Als het zo gaat, komen allen die woorden van God kunnen doorgeven aan de beurt. Daardoor zullen alle aanwezigen iets leren en bemoedigd worden.
Wie woorden van God doorgeven, kunnen daar best even mee wachten tot een geschikt moment. God wil geen wanorde, maar vrede en harmonie in alle gemeenten.
Waar gelovigen bijeen komen, moeten de vrouwen zwijgen. Zij mogen niet spreken, maar moeten zo nederig zijn dat aan de mannen over te laten. Dat staat trouwens ook in de wet van Mozes.
Als zij iets willen vragen, moeten zij dat thuis aan hun man vragen. Want een vrouw hoort in de gemeente niet te spreken.
Wat denkt u wel? Dat Gods woord uit uw midden is voortgekomen? Of dat het alleen - heeft bereikt?
En als iemand meent namens God te spreken of geestelijk onderscheidingsvermogen te hebben, moet hij wel weten dat wat ik hier schrijf, een bevel van God is.
Wie het negeert, zal zelf genegeerd worden.
Dus, broeders, streef ernaar namens God te spreken, maar verbied het spreken in vreemde talen niet.
Alles wat gedaan wordt, moet fatsoenlijk en ordelijk gaan.

15

Ik kom bij u met het goede nieuws, dat ik u al eens eerder heb gebracht. U hebt het aangenomen en het is nu de basis van uw leven.
Als u blijft bij wat ik u heb gezegd, is dat uw redding. Anders had u net zo goed niet gelovig kunnen worden.
Het belangrijkste van het goede nieuws dat ik heb ontvangen en u heb doorgegeven, is: Christus is voor onze zonden gestorven, zoals voorzegd is in de Boeken.
Hij werd begraven en is op de derde dag weer levend gemaakt, wat ook in de Boeken stond.
Hij is gezien door Petrus en daarna door de twaalf apostelen samen.
Later is Hij gezien door 500 broeders tegelijk. Hoewel enkelen van hen al gestorven zijn, leven de meesten nog.
Hij is gezien door Jakobus en daarna nog eens door alle apostelen.
En als allerlaatste heb ik Hem ook gezien; ik, een onwaardige. Ik ben de minste van alle apostelen en zou niet eens apostel mogen worden genoemd, omdat ik de Gemeente van God vervolgd heb.
Maar wat ik ben, ben ik omdat God zo goed voor mij is geweest. En dat was niet tevergeefs, want ik heb harder gewerkt dan de andere apostelen. Toch heb ik dat niet zelf gedaan, maar deed God het door Zijn genade.
En het gaat niet om hen of mij. Waar het om gaat, is dat wij allemaal hetzelfde goede nieuws hebben gebracht en dat u het hebt aangenomen.
Als u nu het heerlijke nieuws hebt gehoord dat Christus weer levend is geworden, hoe kunnen sommigen van u dan zeggen dat er geen enkele dode ooit weer levend wordt?
Als zij gelijk hebben, is Christus ook niet uit de dood teruggekomen.
En als Hij niet uit de dood teruggekomen is, kunnen wij wel ophouden Hem bekend te maken; dan is het zinloos in Hem te geloven.
Erger nog, dan zijn wij bedriegers, omdat wij tegen God in hebben verklaard dat Hij Christus weer levend heeft gemaakt. Als er geen doden weer levend worden, kan dat niet waar zijn.
Als er geen doden levend worden, is Christus ook niet weer levend gemaakt.
En als Christus niet weer levend is geworden, dan heeft uw geloof geen betekenis en zijn uw zonden niet vergeven.
Ja, dan zijn de gestorven gelovigen reddeloos verloren. Als wij alleen voor dit leven onze hoop op Christus hebben gevestigd, zijn wij meer te beklagen dan wie ook.
Maar zo is het gelukkig niet! Christus is weer levend gemaakt, als eerste van de velen die gestorven zijn.
Want zoals de dood door een mens is gekomen, is ook het nieuwe leven dank zij een mens gekomen.
Zoals alle mensen, als nakomelingen van Adam, sterven, zo zullen ook alle volgelingen van Christus levend worden gemaakt.
Ieder op zijn beurt, natuurlijk. Eerst is Christus Zelf levend geworden. En als Hij terugkomt, zullen allen die bij Hem horen, ook levend worden.
Daarna komt het einde. Wanneer Christus alle vijandige overheersing, gezag en macht heeft uitgeschakeld, zal Hij Zijn koningschap aan God de Vader overdragen.
Christus moet net zo lang regeren tot Hij alle tegenstanders heeft onderworpen.
De laatste vijand die uitgeschakeld wordt, is de dood.
Want God heeft alles aan Christus onderworpen. Maar als God zegt dat Hij alles aan Christus onderworpen heeft, is Hij daar natuurlijk Zelf van uitgesloten.
En als alles eenmaal aan Christus onderworpen is, zal ook Hij Zich aan Zijn Vader onderwerpen. Dan zal alles en iedereen volledig door God worden beheerst.
Als er geen doden weer levend worden gemaakt, waarom laten sommigen zich dan voor de doden dopen?
En waarom zouden wij dan nog één uur langer willens en wetens gevaar lopen?
Ikzelf sta elke dag oog in oog met de dood, broeders. Dit zeg ik omdat ik er trots op ben dat u bij onze Here Jezus Christus hoort.
In Efeze heb ik bij wijze van spreken met de wilde beesten gevochten; op leven en dood. Menselijk bekeken, was dat zinloos. Als het waar is dat er geen doden weer levend worden gemaakt, laten we dan eten, drinken en vrolijk zijn, want morgen sterven wij misschien.
Maar laat u niets wijsmaken. Slechte vrienden bederven goede zeden.
Word nuchter en houd op met zondigen. Tot uw beschaming moet ik zeggen: Sommigen van u hebben geen kennis van God.
Ik hoor al iemand vragen: "Hoe worden de doden dan weer levend gemaakt? En wat voor lichaam hebben zij dan?"
Wat een domme vraag! Wat u zaait, komt pas tot leven als het doodgaat. U zaait niet een volgroeide plant, maar een kale graankorrel of iets anders.
God laat er de juiste plant uitkomen. Uit het ene zaad komt deze plant en uit het andere zaad die plant.
Elk vlees is niet gelijk; er is verschil tussen het vlees van mensen, vee, vogels en vissen.
Er zijn hemelse en aardse wezens; en de schoonheid van de hemelse is anders dan die van de aardse.
Zon, maan en sterren hebben een verschillende helderheid; en ook de sterren onderling verschillen in lichtsterkte.
Zo is het ook bij het levend worden van de doden. Het lichaam dat in de aarde wordt gelegd, zal vergaan. Maar het lichaam dat levend wordt gemaakt, kan niet vergaan.
Wat in de aarde wordt gelegd, is het aanzien niet waard. Maar wat levend wordt gemaakt, is schitterend. Wat in de aarde wordt gelegd, is tot niets in staat. Maar wat levend wordt gemaakt, heeft grote kracht.
Wat in de aarde wordt gelegd, is een natuurlijk lichaam. Maar wat levend wordt, is een geestelijk lichaam. Want als er een natuurlijk lichaam is, moet er ook een geestelijk lichaam zijn.
Er staat immers in de Boeken: "De eerste mens, Adam, kreeg een natuurlijk leven." (a) Maar Christus, de laatste Adam, geeft geestelijk leven.
Het natuurlijke lichaam komt eerst en daarna pas het geestelijke.
Adam, de eerste mens, werd uit stof van de aarde gemaakt. Christus, de tweede mens, kwam uit de hemel.
Alle mensen stammen af van Adam en hebben dus een aards lichaam, net als hij. Maar de mensen die uit Christus voortkomen, zullen een hemels lichaam krijgen, net als Hij.
Dus, zoals wij op de aardse Adam lijken, zullen wij ook op de hemelse Christus lijken.
Laat ik heel duidelijk zijn, broeders: Lichamen van vlees en bloed kunnen geen deel hebben aan het Koninkrijk van God. Onze vergankelijke lichamen kunnen niet altijd blijven leven.
Wat ik u nu verder vertel, heeft God tot nog toe verborgen gehouden: Wij, als gelovigen, zullen niet allemaal sterven,
maar wel allemaal in een oogwenk een nieuw lichaam krijgen op het moment dat de laatste trompet schalt. Ja, er zal het machtig geluid van een trompet te horen zijn; en dan zullen de doden voor altijd levend worden gemaakt en wijzelf zullen een nieuw lichaam krijgen.
Ons vergankelijke, sterfelijke lichaam zal verwisseld worden voor een onvergankelijk, onsterfelijk lichaam.
Wanneer dat gebeurt, wordt werkelijkheid wat in de Boeken staat: "De dood is opgeslokt in Gods grote overwinning." (b)
"Dood, je kunt de overwinning wel vergeten. Dood, wat voor kwaad zul je nu nog doen?" (c)
De dood kan ons nu nog kwaad doen door de zonde. En de zonde is zo sterk omdat de wet bestaat.
Maar God zij dank! Hij geeft ons, door onze Here Jezus Christus, de overwinning over de zonde en de dood.
Dus, beste broeders, sta vast en wees onverzettelijk. Blijf aktief voor de Here. U weet toch dat het werk dat u onder Zijn leiding doet, niet voor niets is.

16

Volg voor de collecte voor de arme gelovigen de richtlijnen die ik de gemeenten van Galatië heb gegeven.
Die komen hierop neer, dat ieder van u elke zondag iets opzij moet leggen van wat hij heeft verdiend. Bewaar het tot ik bij u kom.
Dan ligt het geld tenminste klaar en kan ik de mannen die u daarvoor aanwijst, deze gift naar Jeruzalem laten brengen. Ik zal hun enkele aanbevelingsbrieven meegeven,
maar het kan ook zijn dat ik het de moeite waard vind zèlf met hen mee te gaan.
Nadat ik in Macedonië ben geweest, kom ik bij u. Want ik wil eerst naar Macedonië gaan en daarna een tijdje bij u blijven; misschien wel de hele winter. In dat geval kunt u mij meegeven wat ik voor mijn volgende reis nodig heb, al weet ik nu nog niet waar ik naar toe zal gaan.
Deze keer wil ik niet alleen maar even bij u aankomen. Ik zou graag wat langer blijven als de Here het goed vindt.
Ik blijf echter nog tot Pinksteren in Efeze, want hier liggen geweldige kansen om voor de Here te werken, al is de tegenstand ook niet gering.
Als Timotheüs bij u komt, schrik hem dan niet af. Laat hij zich bij u thuisvoelen, want hij werkt net zo goed voor de Here als ik.
Kijk niet op hem neer omdat hij jong is, maar help hem goed op weg, zodat hij naar mij toe kan komen. De broeders en ik kijken echt naar hem uit.
Ik heb onze broeder Apollos dringend gevraagd met de andere broeders naar u toe te gaan. Maar hij wilde nu niet. Als hij later in de gelegenheid is, zal hij zeker komen.
Wees op uw hoede; blijf trouw aan de Here; gedraag u als mannen en wees sterk.
Wat u ook doet, doe het uit liefde.
U kent Stefanas en zijn gezin wel. Zij waren de eersten in Achaje die gelovig werden en zetten zich volledig voor hun medegelovigen in.
Ik wil graag dat u zich door hen laat leiden en door allen die zich voor u inspannen.
Ik ben heel blij dat Stefanas, Fortunatas en Achaïcus hier zijn gekomen. Nu mis ik u niet meer zo erg.
Zij hebben mij gerustgesteld en bemoedigd en u ook, natuurlijk. U moet zulke mannen waarderen.
Alle gemeenten in Asia groeten u. Ook van Aquila en Prisca en de gemeente die in hun huis samenkomt, wil ik de hartelijke, christelijke groeten overbrengen.
Alle broeders groeten u. Groet elkaar als broeders, warm en hartelijk.
De laatste groet schrijf ik zelf.
Als iemand de Here niet liefheeft, is hij vervloekt. De Here Jezus komt terug!
Ik wens u de genade van de Here Jezus toe.
Mijn hart gaat uit naar u allen die bij Christus Jezus horen.

Holder of rights
Multilingual Bible Corpus

Citation Suggestion for this Object
TextGrid Repository (2025). Dutch Collection. 1 Corinthians (Dutch). 1 Corinthians (Dutch). Multilingual Parallel Bible Corpus. Multilingual Bible Corpus. https://hdl.handle.net/21.11113/0000-0016-9409-7