1
In de achtste maand van koning Darius' tweede regeringsjaar ontving de profeet Zacharia, de zoon van Berechja en kleinzoon van Iddo, deze boodschap van de HERE:
"De HERE is toornig geweest op uw voorouders.
Maar tegen u zegt Hij: 'Als u bij Mij terugkomt, zal Ik ook bij u terugkomen.'
Wees niet zoals uw voorouders! De vroegere profeten zeiden tegen hen: 'De HERE van de hemelse legers zegt dat u moet ophouden met uw kwade praktijken', maar zij luisterden niet. Zij bekommerden zich niet om Mij.
Wat is er van uw voorouders en hun profeten geworden?
Mijn woord houdt echter eeuwig stand! De woorden die Ik door mijn profeten liet verkondigen, hebben uw voorouders tenslotte toch bereikt, waarna zij tot inkeer kwamen. Toen moesten zij erkennen: 'De HERE van de hemelse legers had ons nog zo gewaarschuwd, maar moest uiteindelijk Zijn dreigementen toch uitvoeren. Wij kregen wat wij verdienden."
In de daarop volgende maand, de maand Sebat, nog steeds in het tweede regeringsjaar van koning Darius, ontving de profeet Zacharia opnieuw een boodschap van de HERE. Deze keer kwam de boodschap 's nachts in de vorm van een visioen:
Ik zag een man op een rood paard. Hij stond tussen de mirtestruiken in een rivierdal en achter hem stonden andere paarden; rode, bruine en witte.
Een engel stond naast mij en ik vroeg hem: "Waarvoor zijn al die paarden daar, mijn heer?" "Ik zal het u vertellen", zei hij.
De ruiter op het rode paard (het was de Engel van de HERE) gaf mij het antwoord: "De HERE heeft hen uitgestuurd om voor Hem de hele aarde te verkennen."
Toen brachten de andere ruiters de Engel van de HERE verslag uit van hun tocht: "Wij hebben de hele aarde verkend en het is overal volkomen rustig."
Bij het horen hiervan zei de Engel van de HERE: "HERE van de hemelse legers, U bent nu al zeventig jaar toornig geweest op Jeruzalem en de andere steden in Juda. Hoelang zal het nog duren voordat U Zich hun lot aantrekt en weer medelijden toont?"
De HERE antwoordde de engel die naast mij stond met vriendelijke, troostrijke woorden.
Toen zei de engel tegen mij: "Predik dit namens de HERE van de hemelse legers: 'Denkt u dat het Mij niets kan schelen wat met Jeruzalem en Juda is gebeurd? Ik waak over hen!
Ik ben toornig op de heidense volken die zo zelfverzekerd zijn. Want Ik was maar een beetje boos op mijn volk, maar die volken hebben hen buitensporig zwaar gestraft.
Daarom', zegt de HERE, 'zal Ik medelijden hebben en terugkeren naar Jeruzalem. Mijn tempel zal worden herbouwd en ook Jeruzalem zal weer herrijzen.
Herhaal het nog eens: De HERE van de hemelse legers belooft dat de steden van Israël zullen overvloeien van welvaart. En de HERE zal Jeruzalem weer troosten en zegenen en in haar wonen."
Toen keek ik op en zag vier horens.
"Wat betekent dat?" vroeg ik de engel. Hij antwoordde: "Zij vertegenwoordigen de vier wereldmachten die Juda, Israël en Jeruzalem hebben verstrooid."
Vervolgens liet de HERE mij vier smeden zien.
"Wat komen die mannen doen?" vroeg ik. De engel antwoordde: "Zij zijn gekomen om de vier horens die de bevolking van Juda zo volkomen hebben uiteengeslagen, vast te grijpen. Zij zullen hen stukslaan op het aambeeld en weggooien."
2
Toen ik om mij heen keek, zag ik een man met een meetlat in zijn hand.
"Waar gaat u heen?" vroeg ik. "Ik ga Jeruzalem opmeten", zei hij. "Ik wil nagaan of de stad groot genoeg is om alle mensen te kunnen herbergen!"
Daarna liep de engel die met mij sprak, een andere engel tegemoet die in zijn richting kwam.
"Ga die jongeman vertellen", zei de andere engel, "dat Jeruzalem eens zc vol zal zijn dat er niet voor iedereen plaats is! Velen zullen buiten de stadsmuren wonen met hun grote kudden vee en toch zullen zij veilig zijn.
Want de HERE Zelf zal als een muur van vuur rondom hen en de stad zijn. En Hij zal met Zijn macht en majesteit in haar wonen."
"Gauw, vooruit, vlucht weg uit Babel", spoort de HERE alle ballingen daar aan. "Ik heb u uiteengejaagd naar alle vier de windstreken, maar zal u weer bij elkaar terugbrengen. Vooruit, vlucht nu naar Sion!"
De HERE van de hemelse legers, vol macht en majesteit, heeft mij naar de volken gestuurd door wie u werd onderdrukt. Want wie u aanraakt, raakt Zijn oogappel aan.
Ik zal hen onder mijn vuist verpletteren en zij zullen een prooi worden voor hun knechten. Dan zult u weten dat de HERE van de hemelse legers mij heeft gestuurd.
"Zing van vreugde, Jeruzalem! Want Ik kom in uw midden wonen", zegt de HERE.
"In die tijd zullen talloze volken zich tot Mij bekeren en ook zij zullen mijn volk zijn en Ik zal bij hen wonen. Dan zult u weten dat de HERE van de hemelse legers mij naar u heeft gestuurd.
En Juda zal de erfenis van de HERE in het heilige land zijn, want God zal er nogmaals voor kiezen Jeruzalem te troosten en allen die in haar wonen, te zegenen."
Wees stil voor de HERE, al wat leeft, want Hij is vanuit Zijn heilige woning in de hemel naar de aarde gekomen.
3
Daarna liet de engel mij de hogepriester Jozua zien. Hij stond vccr de Engel van de HERE en satan was ook aanwezig. Satan stond rechts van de Engel en bracht vele beschuldigingen tegen Jozua in.
Maar de HERE zei tegen satan: "Ik verwerp uw beschuldigingen, satan. Want Ik, de HERE, heb besloten genadig te zijn voor Jeruzalem. Daarom bestraf Ik u. Ik heb Jozua en dit volk genade geschonken. Zij zijn als een stuk brandend hout dat uit het vuur is gerukt."
Jozua had erg vuile kleren aan toen hij voor de Engel van de HERE stond.
Toen zei de Engel tegen de anderen die daar stonden: "Trek hem zijn vuile kleren uit." En Zich tot Jozua wendend, zei Hij: "Kijk, Ik heb uw zonden van u weggenomen en geef u nu deze feestkleren."
Ik vroeg: "Zou hij alstublieft ook een schone tulband kunnen krijgen?" Zij gaven hem er een en trokken hem ook de schone kleren aan. Toen zei de Engel van de HERE plechtig tegen Jozua:
"De HERE van de hemelse legers zegt: 'Als u leeft zoals Ik wil en doet wat Ik u opdraag, zal Ik u de verantwoordelijkheid geven voor mijn huis en Ik zal u toegang geven tot mijn heiligdom evenals deze kring van engelen.
Luister, hogepriester Jozua en al uw andere priesters, u vormt een levend voorteken van de dingen die gaan komen. Begrijpt u het? Jozua is de voorbode van mijn dienaar (A), de afstammeling van David, die Ik zal sturen.
In de steen die Ik voor Jozua leg, zal Ik zeven keer mijn inscriptie graveren: 'Ik zal de zonden van mijn volk binnen één dag verwijderen.'
En daarna', belooft de HERE van de hemelse legers, 'zult u allemaal in vrede en welvaart leven en ieder van u zal een eigen huis hebben waar u uw buren kunt uitnodigen."
4
De engel die met mij had gesproken, kwam terug en wekte mij alsof ik had liggen slapen.
"Wat ziet u nu?" vroeg hij. Ik antwoordde: "Ik zie een gouden kandelaar met zeven lampen. En bovenaan zit een oliereservoir van waaruit de lampen telkens weer via zeven toevoerbuisjes van olie worden voorzien.
En ik zie twee olijfbomen staan aan weerszijden van het reservoir.
Maar wat betekent dit eigenlijk, mijn heer?" vroeg ik.
"Weet u het echt niet?" vroeg de engel. "Nee", zei ik.
Hij zei: "Dit is een boodschap van de HERE aan Zerubbabel (A): 'Niet door kracht of door geweld, maar alleen door mijn Geest', zegt de HERE van de hemelse legers.
Wie denkt u wel dat u bent, hoge berg? Voor Zerubbabel zult u met de grond gelijk worden gemaakt! Zerubbabel zal de tempelbouw voltooien. Hij zal de gevelsteen aanbrengen. Alle mensen zullen luid juichen en roepen: 'Prijs God! Door Zijn genade is de tempel tot stand gekomen!"
Ik ontving nog een boodschap van de HERE:
"Zerubbabel heeft de fundamenten van de tempel gelegd en zal hem ook voltooien. Daardoor zult u weten dat de HERE van de hemelse legers mij naar u heeft gestuurd.
Kijk niet neer op dit kleine begin, want de HERE is blij te zien dat het werk begint en dat Zerubbabel het paslood ter hand heeft genomen. Want die zeven lampen stellen de zeven ogen van de HERE voor, die de hele aarde overzien."
Toen vroeg ik de engel: "Wat betekenen die twee olijfbomen aan weerszijden van de kandelaar?
En wat betekenen die twee olijftakken die langs twee gouden buisjes het goud als olie naar buiten laten lopen?"
"Weet u niet wat ze betekenen?" vroeg de engel. "Nee", antwoordde ik.
Hij vertelde mij: "Zij stellen de twee gezalfden voor die vccr de Here van de hele aarde staan."
5
Ik keek weer op en zag een boekrol die door de lucht vloog.
"Wat ziet u?" vroeg hij. "Een vliegende boekrol!" antwoordde ik. "Van ongeveer negen meter lang en vier en een halve meter breed."
"Deze boekrol", zei hij, "bevat de woorden van Gods vervloeking die over het hele land gaan. Daarin staat dat iedereen die steelt of liegt, ter dood veroordeeld is."
"Met deze vervloeking tref Ik het huis van iedere dief of van ieder die vals zweert bij mijn naam", zegt de HERE van de hemelse legers. "Mijn vloek zal op dat huis rusten en het volkomen vernietigen, met houtwerk, stenen en al."
De engel die met mij sprak, kwam dichterbij en zei: "Kijk eens! Daar komt iets aanvliegen door de lucht!"
"Wat is het?" vroeg ik. Hij antwoordde: "Het is een grote mand, gevuld met de zonden uit het hele land."
Toen werd het loden deksel van de mand opgelicht en ik zag er een vrouw in zitten.
De engel zei: "Zij stelt de goddeloosheid voor." Hij duwde haar terug in de mand en liet het zware deksel weer vallen.
Toen zag ik twee vrouwen die naar ons toe vlogen, met vleugels als van een ooievaar. Zij pakten de grote mand op en vlogen hoog in de lucht ermee weg.
"Waar brengen zij de mand naar toe?" vroeg ik de engel.
"Naar Babel", (A) antwoordde hij. "Daar hoort zij en daar zal zij blijven."
6
Ik keek weer op en zag vier wagens die tussen twee bergen van koper uit kwamen.
De eerste wagen werd getrokken door rode paarden, de tweede door zwarte,
de derde door witte en voor de vierde waren gevlekte paarden gespannen. Het waren sterke paarden.
"Wat betekent dit allemaal?" vroeg ik de engel.
Hij antwoordde: "Dit zijn de vier hemelse geesten die voor de Here van de hele aarde staan. Zij trekken erop uit om de hun opgedragen taak te volbrengen.
De wagen met de zwarte paarden gaat naar het noorden, die met de witte paarden zal hem daarheen volgen en de gevlekte paarden gaan naar het zuiden."
De sterke paarden stonden te trappelen van ongeduld om te vertrekken. Zij verlangden ernaar de hele aarde te verkennen en daarom zei de Here: "Goed, ga maar. Doorkruis de hele aarde." En zij vertrokken meteen.
Toen liet de Here mij bij Zich komen en zei: "De paarden die naar het noorden gingen, hebben daar mijn oordeel voltrokken en mijn Geest tot rust gebracht."
In een volgende boodschap zei de HERE:
"Heldai, Tobia en Jedaja zullen giften van zilver en goud meebrengen van Joden die in Babylon in ballingschap leven. Breng hun op de dag van hun aankomst meteen een bezoek. Zij logeren in het huis van Josia, de zoon van Zefanja. Neem hun giften in ontvangst en maak er een kroon van zilver en goud van. Zet die kroon dan op het hoofd van de hogepriester Jozua, de zoon van Jozadak,
en zeg tegen hem: "Dit zegt de HERE van de hemelse legers: 'U stelt de man voor, die in de toekomst zal komen en Afstammeling van David (A) zal heten. Hij zal op zijn plaats opgroeien en de tempel van de HERE bouwen.
Hij zal niet alleen de tempel bouwen, maar ook een koninklijke titel dragen. Hij zal regeren als koning en als priester, in een volmaakte combinatie van beide!'
Geef daarna de kroon een plaats in de tempel van de HERE, ter herinnering aan de gevers, Heldai, Tobia, Jedaja en ook Jozua.
De eerste drie mannen, die uit zulke verre landen zijn gekomen, stellen de vele anderen voor, die eens zullen komen uit verafgelegen gebieden om de tempel van de HERE te herbouwen. Wanneer dat gebeurt, zult u weten dat de HERE van de hemelse legers mij naar u heeft gestuurd. Maar dit alles zal alleen gebeuren als u precies de geboden van de HERE, uw God, gehoorzaamt."
7
In het vierde regeringsjaar van koning Darius, ontving Zacharia op de vierde dag van de negende maand een boodschap van de HERE.
De Joden uit de stad Bethel stuurden een delegatie onder leiding van Sarezer en Regem-Melech naar de tempel van de HERE van de hemelse legers in Jeruzalem om Zijn zegen te vragen.
Zij wilden de priesters en profeten ook vragen of zij zich moesten houden aan het oude gebruik om jaarlijks in de vijfde maand onder tranen te vasten, zoals zij nu al zo lang deden.
Dit was het antwoord dat de HERE hun via mij gaf:
"Zeg tegen het volk en de priesters: 'Tijdens die zeventig jaar van ballingschap, toen u vastte en rouwde in de vijfde en zevende maand, hebt u dat toen wel van harte voor Mij gedaan?
Zelfs nu op uw heilige feesten, denkt u niet aan Mij, maar alleen aan lekker eten en drinken!
Vele jaren geleden, toen Jeruzalem een welvarende stad was en haar zuidelijke voorsteden op de vlakte dichtbevolkt waren, waarschuwden de profeten hun dat deze houding zou leiden tot hun ondergang. En dat is ook gebeurd."
Toen ontving Zacharia deze boodschap van de HERE:
"Dit zegt de HERE van de hemelse legers: 'Laat het bij de rechtspraak eerlijk toegaan, heb liefde voor elkaar en behandel elkaar welwillend.
Maak een einde aan de onderdrukking van weduwen en wezen, buitenlanders en armen. En houd op elkaars ondergang te beramen.
Uw voorouders wilden niet luisteren naar deze boodschap. Zij keerden zich botweg om en stopten hun vingers in hun oren om Mij niet te hoeven horen.
Zij maakten hun hart zo hard als diamant om te voorkomen dat de woorden van de HERE van de hemelse legers tot hen zouden doordringen. Zij verwierpen de wetten die Hij hun door Zijn Geest via de vroegere profeten had bekendgemaakt. Daardoor werd de HERE van de hemelse legers toornig op hen.
"Zoals Ik riep zonder dat zij gehoor gaven, zo zal Ik hen niet horen als zij Mij roepen", zegt de HERE van de hemelse legers.
"Ik joeg hen als door een wervelwind uiteen naar vreemde volken. Hun land werd een woestenij, waardoor niemand meer wilde reizen. Het lieflijke land lag er kaal en leeg bij."
8
Opnieuw sprak de HERE van de hemelse legers tegen mij:
"Ik ben zeer verontrust (zelfs ziedend van toorn) over wat Jeruzalems vijanden haar hebben aangedaan.
Ik zal terugkeren naar mijn land en in Jeruzalem gaan wonen. Jeruzalem zal 'Stad van Trouw', 'De Heilige Berg' en 'De Berg van de HERE van de hemelse legers' worden genoemd."
De HERE belooft: "Jeruzalem zal weer vrede en veiligheid kennen. Er zullen weer ouderen zijn die, leunend op hun stok, door de stad gaan.
Overal in de stad zullen weer kinderen spelen.
Al lijkt het in uw ogen ongelooflijk, zou het daarom ook in mijn ogen een onhaalbare zaak zijn?" vraagt de HERE aan het geringe aantal overlevenden van Zijn volk.
"Kijk", zegt de HERE van de hemelse legers, "Ik ga mijn volk bevrijden uit de landen in het oosten en het westen of waar het zich ook bevindt.
Ik zal de mensen terugbrengen naar hun eigen land en zij zullen in Jeruzalem wonen. Zij zullen mijn volk zijn en Ik zal hun God zijn, eerlijk en rechtvaardig en toch zal Ik hun zonden vergeven!"
De HERE van de hemelse legers spoort Zijn volk aan met de woorden: "Ga door met uw werk en maak het af! Aarzel toch niet langer! Want vanaf het moment waarop u de fundamenten van de tempel legde, hebben de profeten u verteld van de zegeningen, die u te wachten staan wanneer de tempel klaar is.
Voor de aanvang van dit werk viel er voor niemand iets te verdienen en leverde het vee niets op. Wie de stad verliet, kon nooit met zekerheid zeggen dat hij zou terugkeren, want de misdaad tierde welig en de vijand lag op de loer.
Maar nu is het allemaal anders!" zegt de HERE van de hemelse legers.
"Uw gewassen groeien goed, de wijnstokken buigen onder het gewicht van de druiven en het land is vruchtbaar, want er valt ruim voldoende regen. Al deze zegeningen schenk Ik aan het volk dat nog in het land over is.
Want zoals u een vervloekte bent geweest onder de volken die u omringden, volk van Juda en Israël, zo zult u nu een zegen zijn, want Ik zal u heil en verlossing geven. Wees daarom niet bang en laat de moed niet zakken. Ga door met de herbouw van de tempel.
Zoals Ik Mij had voorgenomen u kwaad te doen toen uw voorouders mijn toorn opwekten, en Ik geen berouw had van mijn besluit,
zo heb Ik Mij nu voorgenomen Jeruzalem en de stam Juda te zegenen. Wees daarom niet bang.
Dit is wat L moet doen: Spreek de waarheid tegen elkaar, laat het bij de rechtspraak eerlijk toegaan en zoek daarbij het beste voor elkaar,
smeed geen boze plannen tegen elkaar en zweer niet dat iets waar is als het n!et zo is! Want al dit soort dingen haat Ik hartgrondig", zegt de HERE.
De HERE van de hemelse legers stuurde mij nog een boodschap:
"Uw traditionele vasten en rouwperioden in de vierde, vijfde, zevende en tiende maand zijn nu voorgoed voorbij. Het zullen nu vrolijke feesten worden als u de waarheid en de vrede maar liefhebt."
Dit belooft de HERE van de hemelse legers: "Mensen uit alle delen van de wereld zullen een pelgrimstocht maken naar Jeruzalem en de stad binnenstromen. Zij komen uit talloze vreemde steden om deze feesten bij te wonen. Zij zullen vrienden uit andere steden uitnodigen met de woorden: 'Laten we naar Jeruzalem gaan om de HERE te vragen ons te zegenen en Hem te aanbidden. Ik ga! Ga je mee?'
Ja, talloze volken, waaronder ook machtige naties, zullen naar de HERE van de hemelse legers in Jeruzalem komen om te vragen om Zijn zegen en hulp."
De HERE van de hemelse legers zegt ook: "In die tijd zullen tien mannen uit tien verschillende volken een Joodse man bij de mouw grijpen en zeggen: 'Wij gaan met u mee, want wij hebben gehoord dat God met u is."
9
De volgende boodschap gaat over de vloek die de HERE heeft gelegd op het land Hadrach en op Damascus. Want de HERE let nauwkeurig op alle mensen, net als Hij met Israël doet.
"Vervloekt is Hamath dat vlakbij Damascus ligt, en vervloekt zijn Tyrus en Sidon, al zijn zij nog zo wijs.
Al probeert Tyrus zich te beschermen door een vesting te bouwen en is zij zo rijk geworden dat zilver voor haar is als stof en goud als modder op straat,
toch zal de Here deze stad veroveren en haar vestingmuren in zee gooien. De hele stad zal in de as worden gelegd.
Askelon zal het zien gebeuren en door schrik bevangen worden. Gaza zal beven van angst. En Ekron zal in paniek raken, want haar hoop dat Tyrus de naderende vijanden zou tegenhouden, wordt de bodem ingeslagen. Gaza zal worden veroverd en haar koning vermoord. Askelon zal volkomen worden ontvolkt.
Vreemdelingen zullen in Asdod de macht overnemen. Zo zal Ik de trots van de Filistijnen breken.
Ik zal hun afgoderij vernietigen en hun offers, die zij met bloed en al eten, tussen hun tanden uit trekken. De overlevenden zullen God aanbidden en in Juda een plaats verwerven als nieuwe familie: De Filistijnen uit Ekron zullen namelijk huwelijken sluiten met Joden, net als de Jebusieten vroeger hebben gedaan.
En Ik zal mijn tempel bewaken en net als een wachtpost binnenvallende legers tegenhouden. Ik houd hun bewegingen nauwkeurig in de gaten en zal hen weghouden. Geen vreemde onderdrukker zal mijn volk ooit meer overrompelen.
Verheug u, mijn volk! Juich van vreugde! Want kijk: Uw koning komt eraan! Hij is de rechtvaardige, de overwinnaar. Toch is Hij ook nederig en rijdt op een jonge ezelin.
Dan zal Ik Israël en Juda ontwapenen. En Hij zal vrede brengen onder de volken. Zijn rijk zal zich uitstrekken van zee tot zee en van de rivier tot de einden ter aarde. (A)
Ik verlos u van de dood in de put zonder water, vanwege het verbond dat Ik eens met u heb gesloten en dat is verzegeld met uw bloed.
Gevangenen, kom terug naar de veilige vesting, want er is nog hoop! Ik beloof u hier en nu dat Ik u dubbel zal vergoeden wat u hebt geleden.
Juda, u bent mijn boog! Israël, u bent mijn pijl! Samen vormt u mijn zwaard; als het zwaard van een held. Ik zwaai met dit zwaard naar de Grieken."
De HERE zal Zijn volk aanvoeren in de strijd. Zijn pijlen zullen voorbijflitsen als bliksemschichten. De Oppermachtige HERE zal op de bazuin blazen en uitrukken tegen de vijand als een storm die opsteekt uit de woestijn in het zuiden.
Hij zal Zijn volk beschermen en het zal zijn vijanden onderwerpen en vertrappen onder zijn voeten. Het zal de vreugde van de overwinning indrinken en buiten zichzelf zijn van blijdschap. En het zal zijn vijanden afslachten; het zal een vreselijk bloedbad worden.
Die dag zal de HERE, hun God, Zijn volk redden zoals een herder zorgt voor zijn schapen. Zij zullen in Zijn land schitteren als kroonjuwelen.
Wat mooi en prachtig zal alles zijn! De overvloed aan graan en jonge wijn zal de jongemannen en meisjes laten opbloeien. Zij zullen blaken van gezondheid.
10
Vraag de HERE om regen in het voorjaar en Hij zal antwoorden met onweer en stortbuien. Op ieders veld zullen de gewassen goed groeien.
Wat is het dom zoiets aan een afgodsbeeld te vragen! De voorspellingen van waarzeggers zijn leugens. Zij doen aan misleidende droomuitleg en bieden geen enkele troost. Juda en Israël dwalen als schapen die de weg kwijt zijn, omdat een herder ontbreekt.
"Ik ben toornig geworden op die zogenaamde 'herders', die leiders van u, en Ik zal hen straffen, die bokken. Want Ik, de HERE van de hemelse legers, ben gekomen om mijn kudde Juda te helpen. Ik zal haar sterk en onbevreesd maken als een prachtig oorlogspaard.
Uit haar zal de hoeksteen voortkomen, de tentpin, de oorlogsboog, de heerser over de hele aarde.
Zij zullen dappere strijders voor God zijn en hun vijanden onder hun voeten vertrappen als modder op straat. De HERE helpt hen in de strijd; de vijandelijke ruiters zijn gedoemd te sterven.
Ik zal Juda en Israël kracht geven. Ik zal hun hun vroegere positie teruggeven, omdat Ik hen liefheb. Het zal zijn alsof Ik ze nooit heb verworpen. Want Ik ben de HERE, hun God, en Ik zal hun hulpgeroep horen.
Zij zullen op dappere helden lijken. Zij zullen zc uitgelaten van blijdschap zijn dat het net is of zij wijn hebben gedronken! Ook hun kinderen zullen Gods zegeningen zien en blij zijn. Zij zullen juichen in de HERE.
Als Ik fluit, zullen zij komen aanrennen, want Ik heb hen gered. En zij zullen weer even talrijk worden als vroeger.
Al heb Ik hen als zaad uitgestrooid onder vreemde volken, zij zullen aan Mij denken en met al hun kinderen zullen zij weer terugkomen naar Israël.
Ja, Ik zal hen terughalen uit Egypte en Assyrië en zij zullen zich opnieuw vestigen in Israël, in het gebied Gilead en de Libanon. Er zal nauwelijks plaats genoeg zijn voor iedereen!
Zij zullen veilig door een zee van problemen trekken, want de golven zullen worden tegengehouden. De Nijl zal droogvallen; aan het bewind van Assyrië en Egypte over mijn volk zal een einde komen.
Ik zal mijn volk sterk maken met mijn kracht. Het zal gaan waar het maar wil; en waar het ook gaat, zal Ik persoonlijk voor mijn volk zorgen", belooft de HERE.
11
Open uw deuren, Libanon, voor uw vonnis. Het vuur zal uw ceders verteren.
Breek uit in gejammer, cypressen, want alle ceders zijn verwoest. De mooiste en hoogste zijn gevallen. Schreeuw van angst, eiken van Basan, als u ziet hoe het ondoordringbare woud instort.
Luister naar het jammeren van Israëls leiders, die slechte herders, omdat hun rijkdom is verdwenen. Hoor die jonge leeuwen eens brullen; die vorsten roepen 'ach en wee', omdat hun prachtige Jordaandal een puinhoop is geworden.
De HERE, mijn God, zei tegen mij: "Word herder van een kudde schapen, bedoeld voor de slacht.
Deze kudde beeldt uit hoe mijn volk is verkocht en geslacht door slechte leiders, die geen schuldgevoel kennen. 'Prijs de HERE, nu ben ik rijk!' zeggen wie hen hebben verraden. Het waren hun eigen herders die hen zonder pardon hebben verkocht.
Ik zal hen ook niet langer sparen", zegt de HERE. "Ik zal ze in de klauwen van hun eigen slechte leiders laten vallen en zij zullen hen afmaken. Zij zullen het land veranderen in een woestijn en Ik zal het niet tegen hun vernielingen beschermen."
Toen heb ik twee herdersstaven genomen en noemde de ene 'Lieflijkheid' en de andere 'Samenbinding'. En ik ging de schapen weiden die voor de slacht bestemd waren.
In één maand heb ik drie van hun slechte herders uit de weg geruimd. Maar ik verloor mijn geduld met die schapen (dit volk) en zij kregen ook een hekel aan mij.
Daarom heb ik tegen hen gezegd: "Ik wil niet langer uw herder zijn. Als u sterft, sterf dan maar. En als u wordt vermoord, kan het mij niets schelen. En laten de overlevenden elkaar maar verslinden!"
Toen heb ik mijn staf 'Lieflijkheid' gepakt en in tweeën gebroken. Zo toonde ik dat ik het verbond om hen te leiden en beschermen, had verbroken.
Dat was het einde van onze overeenkomst. Toen beseften zij die schapen kochten en verkochten en mijn daden zagen, dat de HERE u hierdoor iets duidelijk wilde maken.
Ik zei tegen hun leiders: "Als u wilt, geef mij dan mijn loon. Maar doe het alleen als u het echt wilt." Toen telden zij dertig kleine zilveren munten (A) uit als mijn loon.
Maar de HERE zei tegen mij: "Gooi het de pottenbakker toe. Zij schatten Mij wel op een prachtprijs!" Ik nam de dertig muntstukken en gooide ze in het huis van de HERE de pottenbakker toe.
Daarna brak ik mijn andere staf 'Samenbinding' in tweeën. Zo toonde ik dat het broederschapsverbond tussen Juda en Israël was verbroken.
Daarna droeg de HERE mij op nogmaals als herder op te treden. Dit keer moest ik mij gedragen als een slechte herder aan wie je niets hebt.
De HERE zei: "Dit is een voorbeeld van de herder die Ik aan dit volk zal geven. Hij zal niet omkijken naar stervende schapen, de weggelopen dieren niet opzoeken, de gewonde niet proberen te genezen en de uitgeputte niet verzorgen. Integendeel, hij zal de vette opeten en zelfs hun hoeven afrukken.
Wee die waardeloze herder, die zijn schapen in de steek laat. Gods zwaard zal zijn rechterarm afhouwen en zijn rechteroog doorboren. Zijn arm zal onbruikbaar worden en zijn rechteroog blind."
12
Dit is het lot van Israël, zoals is aangekondigd door de HERE, Die de hemel heeft uitgespannen en de fundamenten van de aarde heeft gelegd en de geest van de mens in hem heeft gelegd:
"Ik zal Jeruzalem en Juda als een beker gif laten zijn voor alle omringende volken die hun legers sturen om Jeruzalem te omsingelen.
Jeruzalem zal een zware steen zijn die als een last op de wereld ligt. Al zullen alle volken ter wereld zich verenigen in een poging haar te verwijderen, toch zullen zij allemaal door haar worden verpletterd.
Op die dag", zegt de HERE, "zal Ik alle vijandelijke troepen die tegen haar oprukken, in verwarring brengen en krankzinnig maken. Want Ik zal waken over Juda, maar al haar vijanden blind maken.
Dan zullen de leiders van Juda bij zichzelf zeggen: 'De bevolking van Jeruzalem heeft kracht ontvangen van de HERE van de hemelse legers, hun God.'
Die dag zal Ik de leiders van Juda laten zijn als een klein vuurtje dat een bosbrand veroorzaakt, als een fakkel bij een hooiberg. Alle aangrenzende naties links en rechts zullen zij verteren, terwijl Jeruzalem niet van haar plaats zal wijken.
De HERE zal eerst de rest van Juda de overwinning schenken en Jeruzalem pas daarna. Want Hij wil voorkomen dat de bevolking van Jeruzalem en Davids vorstenhuis zichzelf op de voorgrond zullen plaatsen.
Die dag zal Ik Jeruzalems inwoners beschermen. De zwaksten onder hen zullen zo sterk als koning David zijn! En Davids vorstenhuis zal zijn als God, als de Engel van de HERE Die voor hen uit gaat.
Want Ik ben van plan alle volken die tegen Jeruzalem oprukken, te vernietigen.
Dan zal Ik de Geest van genade en van gebeden uitstorten over Davids vorstenhuis en de bevolking van Jeruzalem. En zij zullen Hem zien, Die zij hebben doorstoken, en over Hem rouwen als over een enig kind. Zij zullen bitter bedroefd zijn en over Hem rouwen als over hun oudste zoon.
Jeruzalem zal nog zwaarder in de rouw zijn dan na de dood van de gelovige koning Josia, die sneuvelde in het dal van Megiddo.
Heel Israël zal in diepe rouw gedompeld zijn. Het hele volk zal gebukt gaan onder verdriet. Koning, profeet, priester en de gewone man zullen hetzelfde lijden delen. Elk gezin zal zijn verdriet alleen verwerken, mannen en vrouwen apart."
13
"In die tijd zal een bron worden aangeboord voor Davids vorstenhuis en de bevolking van Jeruzalem. Deze bron zal hen reinigen van hun zonden en onreinheid.
Op die dag", verklaart de HERE van de hemelse legers, "zal Ik elk spoor van afgoderij uit het land verwijderen, zodat zelfs de herinneringen eraan zullen vergaan. Alle valse profeten en onreine geesten zullen verdwijnen.
En als iemand nog als valse profeet gaat preken, zullen zijn eigen vader en moeder tegen hem zeggen: 'Jij moet sterven! Want je spreekt leugens in de naam van de HERE.' Zij zullen hem eigenhandig doden.
Niemand zal meer prat gaan op zijn profetische gaven! Niemand zal meer profetenkleren aantrekken om te proberen de mensen leugens op de mouw te spelden.
'Nee', zal zo iemand zeggen, 'ik ben geen profeet. Ik ben boer. Van jongs af aan heb ik geleefd van mijn land.'
En als iemand vraagt: 'Maar wat hebben die littekens op je borst en armen dan te betekenen?' (A), dan zal hij antwoorden: 'O, ik heb eens met een vriend gevochten!'
Word wakker, zwaard, en keer u tegen mijn herder, tegen de man die met Mij gaat", zegt de HERE van de hemelse legers. "Sla de herder neer en jaag zijn schapen uiteen. Ik keer Mij tegen de lammeren.
Tweederde van het volk Israël zal worden uitgeroeid en sterven, maar éénderde zal in het land overblijven.
Dat overgebleven deel zal Ik in het vuur houden en zuiveren, zoals men zilver en goud zuivert in de vlammen. Het zal Mij aanroepen en Ik zal het horen. Ik zal zeggen: 'Dit is mijn volk' en zij zullen zeggen: 'De HERE is onze God."
14
Pas op, want de dag van de HERE komt snel naderbij!
Die dag zal de HERE alle volken bij elkaar brengen om te vechten tegen Jeruzalem. De stad zal worden ingenomen, de huizen geplunderd, de buit binnen de stadsmuren verdeeld en de vrouwen verkracht. De helft van de bevolking zal als slaaf worden weggevoerd, terwijl de andere helft achterblijft in wat over is van de stad.
Dan zal de HERE volledig bewapend uitrukken voor de strijd en vechten tegen die volken.
Op die dag zullen Zijn voeten staan op de Olijfberg, ten oosten van Jeruzalem. En de Olijfberg zal in tweeën splijten. Er zal een buitengewoon groot dal ontstaan dat van het oosten naar het westen loopt, want de ene helft van de berg zal naar het noorden wijken en de andere naar het zuiden.
U zult vluchten door dat dal, want het zal helemaal reiken tot de stadspoort. (A) Uw vlucht zal lijken op die van uw volk vele eeuwen geleden. Toen nam u de wijk vanwege de aardbeving ten tijde van koning Uzzia van Juda. En dan zal de HERE, mijn God, komen, vergezeld door al Zijn heiligen.
Op die dag zullen de zon, maan en sterren niet langer schijnen (B)
en toch zal het voortdurend dag zijn! Alleen de HERE weet hoe dat kan. Het zullen geen gewone dag en nacht zijn, want 's avonds zal het nog steeds licht zijn.
In die tijd zal levenschenkend water uit Jeruzalem stromen. De ene helft gaat naar de Dode Zee en de andere helft naar de Middellandse Zee. Het water zal onafgebroken stromen, zowel 's zomers als 's winters.
En de HERE zal koning zijn over de hele wereld. Dan zal de HERE de enige zijn; alleen Hij zal worden aanbeden.
Het hele land vanaf Geba, aan Juda's noordgrens, tot Rimmon, aan de zuidgrens, zal één uitgestrekte vlakte worden. Maar Jeruzalem zal op een verhoogd gedeelte liggen en het gebied bestrijken vanaf de Benjaminpoort tot de plaats van de oude poort en tot de Hoekpoort, en vanaf de Hananeëltoren tot de koninklijke perskuipen.
Jeruzalem zal weer worden bewoond en eindelijk veilig zijn. Zij zal nooit meer worden vervloekt en verwoest.
De HERE zal alle volken die tegen Jeruzalem vechten, treffen met een vreselijke plaag. Zij zullen worden als wandelende lijken, hun vlees zal wegrotten. Hun ogen zullen verschrompelen in hun kassen en hun tong zal wegteren in hun mond.
De HERE zal hevige paniek onder hen laten uitbreken en zij zullen met elkaar gaan vechten.
Ook Juda zal in Jeruzalem (C) vechten. De rijkdommen van de omringende volken zullen in beslag worden genomen; daaronder is een grote hoeveelheid goud en zilver en prachtige kleren.
Deze zelfde plaag zal de paarden, muildieren, kamelen, ezels en alle andere dieren uit het vijandelijke kamp treffen.
Daarna zullen alle overlevenden van de plaag jaarlijks naar Jeruzalem reizen om de koning, de HERE van de hemelse legers, te aanbidden en het Loofhuttenfeest te vieren.
Elk volk ter wereld dat weigert naar Jeruzalem te gaan om de koning, de HERE van de hemelse legers, te aanbidden, zal geen regen krijgen.
Maar als Egypte niet wil komen, zal de HERE haar met een andere plaag straffen.
Zo zullen de Egyptenaren en de andere volken die niet naar het Loofhuttenfeest willen komen, worden gestraft.
In die tijd zullen de bellen van de paarden dit opschrift dragen: 'Deze zijn de HERE toegewijd'. En de potten in de tempel van de HERE zullen even heilig zijn als de sprenkelschalen bij het altaar.
Ja, elke pot of schaal in Jeruzalem en Juda zal heilig zijn voor de HERE van de hemelse legers. Iedereen die komt om te offeren, mag een willekeurige kookpot gebruiken om zijn offer in te koken. Hij zal er niets voor hoeven te betalen. Want er zullen niet langer inhalige handelaars (D) zijn in de tempel van de HERE van de hemelse legers!
- Holder of rights
- Multilingual Bible Corpus
- Citation Suggestion for this Object
- TextGrid Repository (2025). Dutch Collection. Zechariah (Dutch). Zechariah (Dutch). Multilingual Parallel Bible Corpus. Multilingual Bible Corpus. https://hdl.handle.net/21.11113/0000-0016-93F1-1