1
Drie jaar na de troonsbestijging van koning Jojakim van Juda, voerde koning Nebukadnezar van Babel een aanval uit op Jeruzalem en de HERE schonk hem de overwinning op Jojakim.
Bij zijn terugkeer naar Babel nam Nebukadnezar uit de tempel van God een deel van de heilige voorwerpen mee. Hij zette deze in de schatkamer van de tempel van zijn eigen god in het land Sinear.
Toen liet hij Aspenaz bij zich komen. Deze was hoofd van de hofhouding. Hij kreeg de opdracht enkele Joodse jongemannen naar Babel te halen. Zij moesten behoren tot de koninklijke familie en de adel van Juda. Aspenaz moest hun les geven in de taal en de wetenschap van de Chaldeeën. (a) "Zoek de sterkste, gezondste en mooiste jongens uit", zei de koning. "Zij moeten een grote belezenheid, een uitgebreide kennis en een scherp verstand bezitten. Kortom, het moeten jongens zijn, geschikt om in het paleis dienst te doen."
De koning stelde een dieet op van het beste voedsel en de beste wijn uit de koninklijke keuken. Drie jaar lang moesten zij de opleiding volgen en daarna zouden zij bij hem in dienst komen.
Onder de uitgekozen jongemannen bevonden zich ook vier jongens uit Juda: Daniël, Hananja, Misaël en Azarja.
Aspenaz gaf hun echter Babylonische namen: Daniël werd Beltsazar genoemd; Hananja kreeg de naam Sadrach; Misaël noemde hij Mesach en Azarja werd Abednego.
Daniël nam zich voor niets te gebruiken van het eten en de wijn, die zij van de koning kregen. (B) Hij vroeg Aspenaz of hij in plaats daarvan ander voedsel mocht eten.
God zorgde ervoor dat deze man aan de wens van Daniël tegemoet kwam.
Hij zei echter wel: "Ik ben bang dat je mager en bleek zult worden in vergelijking met de andere jongens van jouw leeftijd. En als de koning, die zelf het dieet heeft vastgesteld dat ziet, krijg ik problemen."
Daniël sprak erover met de kamerheer, die door Aspenaz was aangesteld om voor hem en Hananja, Misaël en Azarja te zorgen.
Daniël stelde hem voor: "Neem dan tien dagen met ons de proef, door ons uitsluitend groenten en water te geven.
Na deze proefperiode moet u ons uiterlijk vergelijken met dat van de andere jongens, die wel van het voedsel van de koninklijke tafel eten. Dan kunt u altijd nog besluiten of u ermee doorgaat of niet."
De kamerheer ging ermee akkoord het tien dagen te proberen.
En jawel, tien dagen later bleken Daniël en zijn drie vrienden er gezonder en beter uit te zien dan de jongemannen die hadden gegeten van het door de koning voorgeschreven voedsel!
Voortaan nam de kamerheer dus het voedsel en de wijn weg en gaf hun uitsluitend groenten.
God gaf deze vier jongemannen het vermogen goed te kunnen leren. Al gauw beheersten zij alle literatuur en wetenschappen van hun tijd. Daniël kreeg bovendien de speciale gave dromen en visioenen te verklaren.
Na de opleidingsperiode van drie jaar bracht Aspenaz de jongemannen naar de koning. Met ieder van hen had koning Nebukadnezar een lang gesprek, maar niemand maakte meer indruk op hem dan Daniël, Hananja, Misaël en Azarja. Daarom traden zij als adviseurs bij hem in dienst.
Bij alle kwesties waarbij het aankwam op wijs inzicht en een goed oordeel, werden zij te hulp geroepen. De koning merkte dat het advies van deze jongemannen tienmaal beter was dan dat van alle geleerden en astrologen in zijn rijk.
Daniël bleef adviseur tot het eerste regeringsjaar van koning Kores.
2
In zijn tweede regeringsjaar kreeg Nebukadnezar een vreselijke nachtmerrie. Hevig verontrust werd hij wakker en kon de slaap niet meer vatten.
Hij ontbood meteen alle geleerden, bezweerders, tovenaars en astrologen. Zij moesten hem zijn droom verklaren.
Toen zij allemaal voor hem stonden, zei hij: "Ik heb een vreselijke nachtmerrie gehad. Dat maakt mij erg ongerust en daarom wil ik weten wat dat te betekenen heeft."
Toen antwoordden de astrologen hem: (A) "Majesteit, vertel ons uw droom, dan zullen wij u de betekenis ervan uitleggen."
De koning zei echter: "Ik heb besloten dat u mij zowel de droom als zijn uitlegging moet vertellen! Als u dat niet kunt, zal ik u in stukken laten hakken en uw huizen met de grond gelijk laten maken.
U krijgt echter prachtige geschenken en ik zal u met eerbewijzen overladen, als u mij zegt hoe mijn droom was en mij zijn betekenis vertelt. Vooruit, steek van wal!"
Maar zij herhaalden: "Hoe kunnen wij vertellen wat de betekenis van uw droom is, als u ons niet zegt hoe uw droom verliep?"
De koning barstte uit: "Ik heb u wel door! U probeert tijd te winnen. U ziet dat ik vastbesloten ben u terecht te stellen, als u mij de droom niet kunt vertellen. En u hebt afgesproken mij iets op de mouw te spelden in de hoop dat ik de hele zaak na verloop van tijd vergeet! Maar als u mij mijn droom niet kunt vertellen, weet ik zeker dat u die ook niet kunt uitleggen."
De astrologen antwoordden hun vorst: "Geen mens ter wereld kan antwoorden op de vraag die u stelt! Daarom heeft nog nooit een koning, hoe groot of machtig ook, zoiets aan een geleerde, tovenaar of astroloog gevraagd.
U wilt het onmogelijke. Niemand kan u uw droom vertellen, behalve de goden, maar die wonen niet onder de stervelingen."
Toen de koning dit hoorde, werd hij razend en beval alle wijze mannen uit Babel terecht te stellen.
Overal werden wijzen opgepakt. Ook Daniël en zijn metgezellen liepen gevaar gearresteerd en gedood te worden.
Daniël bleef echter kalm en ging met verstand en overleg te werk. Hij vroeg Arioch, het hoofd van de koninklijke lijfwacht, die al voorbereidingen trof voor de executies: "Waarom is de koning zo kwaad? Wat is er toch aan de hand?" Arioch vertelde hem wat er was gebeurd.
Daniël ging naar de koning. "Geef mij alstublieft wat tijd", zei hij, "dan zal ik u uw droom uitleggen."
Daarop ging hij naar huis en vertelde zijn vrienden Hananja, Misaël en Azarja
dat zij de God van de hemel moesten smeken medelijden met hen te tonen door hun het geheim van de droom te vertellen. Dan zouden zij en de andere wijzen van Babel niet hoeven te sterven.
Die nacht vertelde God aan Daniël het geheim.
En Daniël loofde de God van de hemel en zei: "Geprezen zij God van eeuwigheid tot eeuwigheid! Want Hij bezit alle wijsheid en kracht.
Alle wereldgebeurtenissen liggen in Zijn hand. Hij zet koningen af en stelt nieuwe koningen aan. Hij geeft de wijzen hun wijsheid en de geleerden hun inzicht.
Hij maakt ondoorgrondelijke en heel geheime dingen bekend. Hij ziet alle in het duister verborgen zaken, want Hij Zelf is het licht.
O God van mijn voorouders, U loof en prijs ik. Want U hebt mij wijsheid en kracht geschonken en op ons verzoek hebt U mij nu de droom van de koning en de uitleg daarvan bekendgemaakt."
Daarna ging Daniël naar Arioch, die van de koning de opdracht had gekregen de wijzen van Babel ter dood te brengen. Daniël zei: "Stel de wijzen niet terecht. Breng mij bij de koning, dan zal ik hem de uitleg van zijn droom geven."
In alle ijl bracht Arioch hem naar de vorst en zei: "Majesteit, ik heb een Joodse krijgsgevangene gevonden, die u de uitleg kan geven!"
De koning richtte zich tot Daniël (ook wel Beltsazar genoemd) en zei: "Is dat waar? Kunt u mij werkelijk vertellen wat ik heb gedroomd en wat dat betekent?"
Daniël antwoordde: "Geen enkele wijze of bezweerder, geleerde of waarzegger kan u een dergelijk geheim vertellen.
Maar er is een God in de hemel, Die geheimen openbaart. Hij heeft u, koning Nebukadnezar, in uw droom bekendgemaakt wat in de toekomst zal gebeuren. Uw droom en de dingen die aan uw geestesoog voorbijtrokken, gingen als volgt:
Terwijl u op bed lag, dacht u na over toekomstige gebeurtenissen. Hij, Die geheimen openbaart, heeft u laten weten wat er te gebeuren staat.
Ik ben niet door bovenmenselijke wijsheid achter het geheim van uw droom gekomen, maar alleen omdat God het mij heeft laten zien. Ik moest u de uitleg van uw droom geven en u zo duidelijk maken wat u dwarszit.
Majesteit, u zag een reusachtig groot beeld van een mens. Er hing een oogverblindende glans omheen en het stond pal voor u. Het had een afschrikwekkend uiterlijk.
Het hoofd van het beeld was gemaakt van het zuiverste goud, zijn borst en armen waren van zilver, zijn buik en dijen waren van koper,
zijn benen van ijzer en zijn voeten waren van een mengsel van ijzer en klei.
Terwijl u bleef toekijken, raakte zonder toedoen van mensenhanden een steen los van de berghelling. Hij rolde op het beeld af en verpletterde de voeten van ijzer en klei. Hij sloeg ze helemaal aan stukken en verpletterde ook de rest van het beeld.
Zo bleef een grote berg ijzer, klei, koper, zilver en goud over. De vermorzelde delen waren zo fijn als het kaf op een dorsvloer in de zomer. De wind blies alles weg, zonder er ook maar een spoor van na te laten. Maar de steen die het beeld had omvergeworpen, groeide uit tot een grote berg, die de hele aarde bedekte.
Dit was uw droom en nu zal ik u de betekenis ervan uitleggen:
Majesteit, u bent koning over vele koningen. Dit koningschap, met alle daaraan verbonden gezag en eer, heeft de God van de hemel u gegeven.
Hij laat u regeren over de mensen tot in de verste hoeken van de aarde. Ook de wilde dieren en de vogels staan onder uw gezag. U bent dat gouden hoofd.
Maar nadat aan uw koninkrijk een einde is gekomen, zal een andere wereldmacht (B) opstaan. Dit rijk zal kleiner zijn dan het uwe. Na de val van dat koninkrijk, zal een derde grote macht, het koper (C), verrijzen om de wereld te regeren.
Daarna komt er een vierde koninkrijk (D), zo hard als ijzer. Een rijk met een ijzeren kracht, dat alles verwoest en verbrijzelt.
En tenslotte de voeten en tenen die u hebt gezien, gemaakt van een mengsel van ijzer en pottenbakkersklei. Zij verbeelden het daarop volgende rijk, dat echter intern verdeeld zal zijn. Er zal iets van de hardheid van ijzer in zijn, maar andere delen zullen net zo broos zijn als gebakken klei.
Dit mengsel van ijzer en klei betekent dat deze rijken proberen machtiger te worden door zich met behulp van huwelijken met elkaar te vermengen. Maar zij zullen niet echt een eenheid worden, want ijzer en klei laten zich niet vermengen.
Tijdens de regeringen van die koningen zal de God van de hemel een koninkrijk oprichten dat nooit ten onder zal gaan. Niemand zal het ooit veroveren. Het zal die koninkrijken compleet verbrijzelen, maar zelf tot in eeuwigheid blijven bestaan.
Dit is dus de betekenis van de steen, die zonder toedoen van mensenhanden losraakte van de berg. Deze steen verpulverde het ijzer, leem, koper, zilver en goud. Zo heeft de grote God u laten zien wat in de toekomst zal gebeuren. En deze uitlegging van uw droom is even waar en betrouwbaar als de droom zelf."
Toen wierp koning Nebukadnezar zich neer voor Daniël, aanbad hem en beval zijn onderdanen hem offers te brengen en wierook voor hem te branden.
"Werkelijk, Daniël", zei hij, "uw God is de God boven alle goden, de heerser over alle koningen. Hij openbaart geheimen en daardoor hebt u dit geheim kunnen bekendmaken."
Toen verleende hij Daniël hoge waardigheid. Hij gaf hem talloze kostbare geschenken en benoemde hem tot heerser over het hele gebied van Babel en maakte hem bovendien hoofd van alle wijze mannen uit Babel.
Op Daniëls verzoek stelde de koning Sadrach, Mesach en Abednego aan als zijn assistenten. Zij waren verantwoordelijk voor het bestuur van het gebied van Babel. Daniël bleef in functie aan het koninklijk hof.
3
Koning Nebukadnezar liet een gouden beeld maken van 27 meter hoog en 2,70 meter breed. Hij plaatste het in de vlakte Dura, in het gebied Babel.
Daarna bracht de koning alle hooggeplaatsten in overheidsdienst bijeen. Al deze hoogwaardigheidsbekleders moesten de inwijding van Nebukadnezars beeld bijwonen.
Nadat zij allemaal waren gearriveerd en hun plaats voor het monument hadden ingenomen,
riep een heraut met krachtige stem: "Volken uit alle landen en van allerlei talen, dit is het bevel van de koning:
Zodra de muziek (A) begint te spelen, moet u zich languit op de grond werpen en koning Nebukadnezars gouden beeld aanbidden.
Ieder die niet neervalt om te aanbidden, zal ogenblikkelijk in de brandende oven worden gegooid."
Bij het horen van de eerste tonen wierp dus iedereen, ongeacht zijn volk, taal of godsdienst, zich op de grond en aanbad het beeld.
Maar enige hoge functionarissen gingen naar de koning en dienden een aanklacht in tegen enkele Joden, die weigerden het beeld te aanbidden!
"Majesteit", zeiden zij,
"u hebt bevel gegeven dat iedereen zich op de grond moet laten vallen en het gouden beeld aanbidden, zodra de muziek (A) begint te spelen.
Wie dat niet doet, zal in de brandende oven worden gegooid.
Maar nu zijn daar een paar Joodse mannen, Sadrach, Mesach en Abednego, die u hebt belast met het bestuur over het gewest Babel. Deze mannen storen zich niet aan uw bevel en weigeren uw goden te vereren of het gouden beeld, dat u hebt opgericht, te aanbidden."
Laaiend van woede beval Nebukadnezar Sadrach, Mesach en Abednego te halen. Toen zij waren voorgeleid, zei hij:
"Sadrach, Mesach en Abednego, is het waar dat u mijn goden niet wilt vereren en het gouden beeld niet wilt aanbidden?
Ik geef u nog één kans. Maar dan moet u zich bij het horen van de eerste tonen wel op de grond laten vallen en het beeld aanbidden. Doet u dat niet, dan zult u ogenblikkelijk in de brandende oven worden gegooid. En welke god zou u dan uit mijn handen kunnen redden?"
De drie mannen antwoordden: "Wij vinden het niet nodig uw vraag te beantwoorden.
Onze God, Die wij vereren, is in staat ons te redden uit de brandende oven en uit uw macht, majesteit.
Maar ook als Hij dat niet doet, kunt u er zeker van zijn dat wij uw goden niet zullen vereren en uw gouden beeld niet zullen aanbidden!"
Nebukadnezar werd razend op Sadrach, Mesach en Abednego. Zijn gezicht vertrok van woede. Hij beval dat de oven zevenmaal heter dan gewoonlijk moest worden opgestookt.
Hij droeg een paar van de sterkste mannen uit zijn leger op Sadrach, Mesach en Abednego vast te binden en in de brandende oven te gooien.
Zij werden stevig geboeid en met kleren en al in de oven gesmeten.
Omdat de koning in zijn woede zo'n abnormaal heet vuur in de oven wilde hebben, schoten de vlammen eruit en doodden de soldaten die hen erin gooiden!
Zo vielen de drie vastgebonden Joodse mannen in de hoog oplaaiende vlammen.
Plotseling sprong koning Nebukadnezar geschrokken overeind. "Wat zie ik nu?" riep hij tegen zijn raadsmannen. "Wij hadden toch dr!e mannen in de oven gegooid?" "Jazeker, majesteit", antwoordden zij,
"Maar kijk!" schreeuwde Nebukadnezar. "Nu zie ik er v!er vrij rondlopen tussen de vlammen en zij zijn ongedeerd! En de vierde ziet eruit als een engel." (B)
Nebukadnezar liep zo dicht mogelijk naar de open deur van de brandende oven en riep: "Sadrach, Mesach en Abednego, dienaren van de allerhoogste God, kom naar buiten! Kom hier!" Het drietal stapte uit het vuur.
De stadhouders, gouverneurs, landvoogden en raadsheren verdrongen zich om hen heen en zagen dat zij geen letsel van het vuur hadden opgelopen. Hun hoofdhaar was niet verschroeid, hun mantels waren ongeschonden en er hing zelfs geen brandlucht om hen heen.
"Geloofd zij de God van Sadrach, Mesach en Abednego!" zei Nebukadnezar. "Hij heeft Zijn engel gestuurd om Zijn dienaren, die op Hem vertrouwden, te bevrijden. Hij liet hen niet in de steek toen zij mijn bevel trotseerden en liever hun leven waagden dan een andere god dan hun eigen God te vereren of te aanbidden.
Daarom vaardig ik het bevel uit dat iedereen, van welk volk, taal of natie dan ook, die iets oneerbiedigs zegt over de God van Sadrach, Mesach en Abednego in stukken wordt gehouwen. En zijn huis zal met de grond worden gelijkgemaakt. Want geen andere god kan met zoveel machtsvertoon redden als deze God heeft gedaan."
Sadrach, Mesach en Abednego stonden vanaf dat moment in hoog aanzien bij de koning.
4
Proclamatie van koning Nebukadnezar aan alle volken van alle talen ter wereld: Ik wens u vrede toe!
Het is mijn uitdrukkelijke wil u allemaal op de hoogte te brengen van de wonderen die de allerhoogste God mij heeft laten meemaken.
Wat een grote wonderen en machtige daden verricht Hij! Zijn koningschap is onvergankelijk en Hij regeert over alle generaties.
Ik, Nebukadnezar, leefde in rust en goede welstand in mijn paleis.
Maar op zekere nacht had ik een vreselijke droom. Voor mijn geestesoog zag ik dingen, die mij verschrikten.
Ik ontbood alle wijze mannen uit Babel om mij de betekenis van de droom te vertellen.
Alle geleerden, bezweerders, astrologen en waarzeggers kwamen en ik vertelde hun mijn droom, maar zij konden hem niet verklaren.
Tenslotte kwam Daniël naar mij toe, de man die ik, net als mijn god, Beltsazar heb genoemd. In hem woont de geest van de heilige goden. Ik vertelde hem mijn droom.
"Beltsazar, meester-geleerde", zei ik. "Ik weet dat de geest van heilige goden in u woont en dat geen enkel geheim voor u verborgen blijft. Leg mij uit wat deze droom van mij betekent.
Ik zag in mijn droom een bijzonder hoge boom midden op een veld staan. Zijn sterke takken reikten tot de hemel en hij was tot in alle hoeken der aarde te zien.
Hij had prachtige bladeren en de takken bogen door onder het gewicht van de vruchten. Er was genoeg fruit voor iedereen. Alle dieren rustten uit in zijn schaduw en de vogels nestelden in zijn takken. De hele wereld werd door hem gevoed.
Toen zag ik in mijn droom een heilige wachter uit de hemel neerdalen.
Hij riep: 'Hak de boom om, kap zijn takken, haal het loof eraf en gooi zijn vruchten weg. Laten de dieren onder hem wegvluchten en de vogels van zijn takken opvliegen.
Maar laat zijn wortelstronk in de aarde zitten, bijeengehouden door banden van ijzer en koper en omringd door fris groen gras. Laat de dauw uit de hemel hem bevochtigen en laat hem gras eten met de dieren.
Laat hem zeven jaar lang de geest van een dier hebben in plaats van die van een mens.
Want zo hebben de wachters het bepaald, zo luidt het besluit van de heiligen. De bedoeling van dit besluit is, dat alle mensen zullen inzien dat de Allerhoogste alle koninkrijken ter wereld in Zijn macht heeft en deze geeft aan wie Hij wil, zelfs aan de onaanzienlijkste onder de mensen!'
Welnu, Beltsazar, dit was mijn droom. Vertel mij nu wat hij betekende, want alle wijzen uit mijn rijk moesten mij het antwoord schuldig blijven. Maar u kunt het wel, want de geest van heilige goden woont in u."
Daniël, bijgenaamd Beltsazar, was voor een moment hevig van streek. Zijn gedachten verontrustten hem. De koning zei: "Beltsazar, wees niet bang mij te vertellen wat de droom betekent." Beltsazar antwoordde: "Majesteit, werden uw vijanden maar getroffen door de komende gebeurtenissen uit deze droom en niet u!
Eerst wat die boom betreft: U zag dat hij hoog en sterk was en dat zijn kruin tot de hemel reikte en dat hij over de hele wereld te zien was.
U zag dat hij frisse groene bladeren had en zwaarbeladen was met genoeg fruit voor alle mensen. Er zaten ook dieren in zijn schaduw en vogels nestelden in zijn takken.
Welnu, majesteit, die boom bent u! Want u bent groot en sterk geworden. Uw grootheid is uitgegroeid tot de hemel en uw heerschappij strekt zich uit tot de einden der aarde.
Daarna zag u een engel van God (A) uit de hemel neerdalen en u hoorde hem zeggen: 'Hak de boom om en vernietig hem, maar laat zijn wortelstronk in de aarde zitten, bijeengehouden door banden van ijzer en koper en omringd door fris groen gras. Laat de dauw uit de hemel hem bevochtigen en laat hem gras eten met de dieren, zeven jaar lang.'
Ik zal het u uitleggen, majesteit. De Allerhoogste heeft d!t over u besloten:
De samenleving zal u uit haar midden verstoten en u zult in de velden leven als een dier. U zult gras eten als een koe en nat worden van de dauw uit de hemel. Zeven jaar lang zal uw leven er zo uitzien, tot u erkent dat de Allerhoogste alle koninkrijken in Zijn macht heeft en die geeft aan wie Hij wil.
Uit de woorden van uw droom blijkt echter dat de wortelstronk in de aarde zal blijven staan! Dit betekent dat u uw koningschap blijvend terugkrijgt op het moment, waarop u erkent dat de hemel de macht heeft.
Majesteit, luister daarom naar mijn advies. Maak een einde aan het onrecht en de zonde in uw leven en wees rechtvaardig. Heb medelijden met de armen. Misschien zal God u dan voorspoed geven."
Al deze dingen zijn koning Nebukadnezar echter toch overkomen.
Twaalf maanden na deze droom maakte hij een wandeling over het platte dak van zijn paleis in Babel.
"Kijk", zei hij, "is dit niet het grote Babel dat ik met mijn eigen grote kracht en tot mijn eer tot koninklijke residentie en hoofdstad van mijn rijk heb gemaakt?"
Nauwelijks was hij uitgesproken of er klonk een stem uit de hemel: "Koning Nebukadnezar, u wordt meegedeeld dat u niet langer zult regeren over dit rijk.
U zult uit de samenleving worden verstoten en wonen bij de dieren in het veld. U zult gras eten als een koe, zeven jaar lang, tot u eindelijk erkent dat alle aardse koninkrijken het eigendom zijn van de allerhoogste God en dat Hij die geeft aan wie Hij wil."
Op hetzelfde ogenblik werden deze woorden bewaarheid. Hij werd verstoten en at gras als de koeien en zijn lichaam werd nat van de dauw. Zijn haren werden zo lang als arendsveren en zijn nagels als vogelklauwen.
Na verloop van zeven jaar keek Nebukadnezar omhoog naar de hemel en zijn verstand keerde terug. Toen prees en aanbad hij de Allerhoogste en bewees Hem, de eeuwig Levende, eer. "Want", zei hij, "Hij heerst tot in eeuwigheid en Zijn koningschap houdt voor altijd stand.
Alle bewoners van deze aarde zijn niets vergeleken bij Hem. Hij doet wat Hij het beste vindt met de hemelse legers en met de mensen op aarde. Niemand kan Hem tegenhouden of ter verantwoording roepen en vragen: 'Wat is uw bedoeling met alles wat U doet?'
Toen ik mijn verstand terugkreeg, kwamen ook mijn roemruchte koningschap, majesteit en luister terug. Mijn raadsheren en functionarissen zochten mij weer op en ik kreeg mijn positie als hoofd van het rijk terug onder nog grotere eerbewijzen dan vroeger.
Nu prijs en loof en verheerlijk ik, Nebukadnezar, de Koning van de Hemel. Hij is oprecht en leidt ons op juiste en goede wegen. Hij bezit de macht hoogmoedigen te vernederen!"
5
Koning Belsazar nodigde 1000 hoge bestuurders uit voor een groots feest, waarbij de wijn rijkelijk vloeide.
Onder het genot van de wijn bedacht Belsazar dat zijn vader Nebukadnezar eens gouden en zilveren bekers had meegenomen uit de tempel in Jeruzalem. Hij liet deze heilige bekers halen, zodat hij en zijn hoge ambtenaren, zijn vrouwen en bijvrouwen eruit konden drinken. De bekers uit de tempel, Gods huis in Jeruzalem, werden gebracht. De wijn werd ingeschonken en de koning en zijn bestuurders, zijn vrouwen en bijvrouwen, hieven het glas op hun goden, gemaakt van goud en zilver, koper, ijzer, hout en steen.
Plotseling verschenen er vingers van een mensenhand, die iets schreven op de gepleisterde muur tegenover de kandelaar. De koning zag met eigen ogen de rug van de schrijvende hand.
Hij verbleekte en werd bang. Zo bang dat zijn knieën knikten en zijn benen het begaven.
"Breng de bezweerders, astrologen en waarzeggers hier!" schreeuwde hij. "Wie kan lezen wat daar op de muur staat en mij vertelt wat het betekent, zal worden gekleed in purperen kleren van koninklijke waardigheid en een gouden ketting om zijn hals krijgen. Hij zal als derde man het koninkrijk regeren!"
Maar toen de geleerden kwamen, kon geen van hen het geschrevene begrijpen of verklaren. (A)
De angst van de koning nam toe. Zijn gezicht was doodsbleek en ook zijn bestuurders waren ontzet.
Toen de koningin de kreten hoorde, haastte zij zich naar de feestzaal en zei tegen Belsazar: "Majesteit! Het is niet nodig zo bang te worden!
Er is een man in uw koninkrijk in wie de geest van heilige goden woont. In de tijd van uw vader bleek deze man te beschikken over grote wijsheid en diep verstand, een wijsheid als die van de goden. Uw vader Nebukadnezar benoemde hem tot hoofd van de geleerden, bezweerders, astrologen en waarzeggers.
Laat deze man Daniël, of Beltsazar zoals de koning hem noemde, hier komen. Hij is enorm wijs en heeft buitengewoon veel kennis en inzicht. Hij kan dromen verklaren, raadselachtige spreuken oplossen en knopen ontwarren. Hij zal u kunnen vertellen wat deze woorden betekenen."
Daniël werd in allerijl naar de koning gebracht en de vorst vroeg: "Bent u de Daniël, die mijn vader uit Juda heeft weggevoerd?
Ik heb gehoord dat de geest van de goden in u woont en dat u beschikt over een bijzondere verlichting, een groot verstand en erg veel wijsheid.
Mijn wijze mannen en bezweerders zijn bij mij geweest en hebben geprobeerd de woorden op de muur te lezen en die aan mij te verklaren, maar zij waren daartoe niet in staat.
Ik heb echter gehoord dat u allerlei geheimen kunt ontsluieren. Welnu, als u mij de betekenis van deze woorden kunt uitleggen, zult u worden gekleed in purperen kleren en een gouden ketting om uw hals krijgen. Bovendien zult u als derde man regeren over mijn rijk."
Daniël antwoordde: "Geef uw geschenken maar aan een ander. Ik zal u evengoed wel vertellen wat daar staat en wat het betekent.
Majesteit, de Allerhoogste God heeft uw vader Nebukadnezar een koninkrijk en eer, luister en majesteit geschonken.
Hij schonk hem zoveel macht, dat alle volken ter wereld voor hem beefden van angst en ontzag. Hij doodde wie hij wilde en spaarde, wie bij hem in de gunst stond. Naar zijn believen werden mensen verhoogd of vernederd.
Maar toen hij trots en overmoedig werd, is hij van de troon gestoten en van zijn eer beroofd.
Hij werd verstoten uit de samenleving en zijn innerlijk veranderde in dat van een dier. Hij woonde bij de wilde ezels, at gras als een koe en zijn lichaam werd nat van de dauw uit de hemel. Dat bleef zo tot hij erkende dat de Allerhoogste God de opperheerschappij voert over alle koninkrijken op aarde en dat Hij daarin aanstelt wie Hij wil.
U, zijn zoon Belsazar, was van dit alles op de hoogte, maar u hebt u desondanks niet vernederd.
Want u hebt zich boven de Here van de hemel willen verheffen en u hebt deze bekers, die uit Zijn tempel afkomstig zijn, hier laten brengen. U en uw hoge ambtenaren, vrouwen en bijvrouwen hebben daaruit wijn gedronken en het glas geheven op uw afgoden, die niet kunnen zien of horen of iets begrijpen. Maar u hebt niet de God vereerd Die uw adem in Zijn hand heeft en over uw levenslot beschikt.
Daarom heeft God deze vingers gestuurd om deze boodschap op te schrijven: 'Mene, mene, tekel ufarsin.'
De uitleg is: 'Mene' betekent 'geteld': God heeft de dagen van uw regering geteld en zij zijn ten einde.
'Tekel' betekent 'gewogen': U bent gewogen en te licht bevonden.
'Peres' betekent 'verdeeld': Uw koninkrijk zal aan de Meden en Perzen worden gegeven."
Op Belsazars bevel trok men Daniël purperen kleren aan en hing hem een gouden ketting om zijn hals. Hij werd benoemd tot derde heerser over het rijk.
Nog diezelfde nacht stierf Belsazar, de koning van de Chaldeeën.
6
Na de dood van Belsazar kwam Darius, de Meder (A) aan de macht. Hij was toen 62 jaar.
Hij benoemde 120 gouverneurs, die ieder een deel van het rijk moesten besturen.
Zij waren verantwoording verschuldigd aan drie onderkoningen, van wie Daniël er één was. Zo ontstond een doeltreffende regeringsstructuur.
Al gauw bleek dat Daniël met kop en schouders uitstak boven de beide andere onderkoningen en de gouverneurs. Hij bleek buitengewoon begaafd. De koning dacht er zelfs over hem de hoogste post in het koninkrijk te geven.
Dit zette kwaad bloed bij de twee andere onderkoningen en de gouverneurs. Zij probeerden een fout te vinden in Daniëls beleid, zodat zij een aanklacht tegen hem konden indienen bij de koning. Maar zij konden geen enkele fout ontdekken! Hij was eerlijk en betrouwbaar en boven alle kritiek verheven.
"Het enige wat overblijft, is hem aan te vallen op zijn godsdienst!" concludeerden zij.
Zij gingen naar de koning en zeiden met veel nadruk: "Koning Darius, leef in eeuwigheid!
Wij, onderkoningen, functionarissen, gouverneurs, adviseurs en landvoogden, zijn unaniem tot de slotsom gekomen dat u een koninklijk besluit moet uitvaardigen. Daarin moet u bepalen dat ieder die de komende dertig dagen een verzoek richt tot een god of een mens, behalve tot u, in de leeuwenkuil zal worden geworpen.
Majesteit, wij verzoeken u onder dit verbod uw handtekening te zetten, zodat het onder geen enkele omstandigheid kan worden ingetrokken of herroepen. Het moet een 'wet van Meden en Perzen' zijn."
Koning Darius ondertekende dat koninklijke besluit.
Toen Daniël hoorde dat deze wet was uitgevaardigd, ging hij naar huis. Zoals gewoonlijk knielde hij boven in zijn slaapkamer, waar hij open vensters in de richting van Jeruzalem had. Driemaal per dag ging hij daar in gebed en loofde zijn God. Ook nu week hij niet van deze gewoonte af.
Toen drongen de mannen Daniëls huis binnen en vonden hem terwijl hij bad tot God.
Zij haastten zich naar de koning en herinnerden hem aan zijn verbod. "U hebt toch een verbod uitgevaardigd", zeiden zij, "dat niemand toestaat binnen dertig dagen een verzoek te richten tot een god of mens, behalve tot u? En zouden de overtreders van dat gebod niet in de leeuwenkuil worden gegooid?" "Jazeker", antwoordde de koning, "het is een 'wet van Meden en Perzen' en kan niet worden herroepen."
Toen vertelden zij de koning: "Daniël, één van de Joodse ballingen, trekt zich niets aan van u of uw verbod. Driemaal per dag gaat hij bidden."
Toen hij dat hoorde, kreeg de koning heel erg spijt dat hij de wet had ondertekend. De rest van de dag piekerde hij erover hoe hij Daniël uit deze netelige situatie kon redden.
's Avonds kwamen de mannen terug en zetten de koning nog meer onder druk: "Majesteit, u weet dat het een 'wet van Meden en Perzen' is. Geen enkel verbod of besluit dat door u getekend is, mag veranderd worden."
Uiteindelijk gaf de koning bevel Daniël gevangen te nemen en in de leeuwenkuil te gooien. De koning zei nog tegen hem: "Ik hoop dat uw God, Die u zo trouw dient, u zal bevrijden!"
Er werd een steen voor de opening van de kuil gerold en de koning verzegelde hem met zijn eigen zegelring en met die van zijn regeringsleiders. Zo kon niemand Daniël nog redden van de leeuwen.
De koning ging terug naar zijn paleis en vastte die nacht. Hij wilde ook niet dat één van zijn vrouwen bij hem kwam en lag de hele nacht wakker.
De volgende morgen stond hij heel vroeg op en haastte zich naar de leeuwenkuil.
Bij de kuil gekomen, riep hij met verdrietige stem: "Daniël, dienaar van de levende God, heeft uw God Die u zo trouw dient, u kunnen bevrijden van de leeuwen?"
Toen hoorde hij een stem! "Majesteit, ik wens u een lang leven toe!" Het was Daniël!
"Mijn God heeft Zijn engel gestuurd", zei Daniël, "om de muil van de leeuwen dicht te houden, zodat zij mij niet zouden verscheuren. Want in Gods ogen ben ik onschuldig en ook tegen u heb ik niets misdaan."
De koning was geweldig blij en beval Daniël uit de kuil omhoog te trekken. Hij bleek totaal ongedeerd te zijn, dank zij zijn vertrouwen op God.
De koning gebood de mannen te halen, die de aanklacht tegen Daniël hadden ingediend, en zij werden met hun vrouwen en kinderen in de leeuwenkuil gegooid. Nauwelijks waren zij in de kuil terechtgekomen of de leeuwen stortten zich op hen en verbrijzelden zelfs hun beenderen.
Toen schreef koning Darius aan alle onderdanen in zijn rijk: "Wij wensen u veel vrede en voorspoed!
Hierbij bepaal ik dat men in alle delen van mijn koninkrijk diepe eerbied en ontzag moet hebben voor de God van Daniël. Want Hij is de levende God, Die eeuwig blijft. Wiens koninkrijk nooit wankelt en aan Wiens macht nooit een einde zal komen.
Hij bevrijdt en redt Zijn volk en doet indrukwekkende wonderen in hemel en op aarde. Hij is de God, Die Daniël heeft verlost uit de macht van de leeuwen."
Daniël was hooggeplaatst en erg geliefd tijdens de regering van Darius en tijdens de regering van de Perzische koning Kores.
7
In het eerste regeringsjaar van koning Belsazar had Daniël een droom. Hij kreeg visioenen terwijl hij op bed lag en schreef ze later op. Dit was wat hij droomde:
In mijn nachtelijke droom zag ik de winden uit alle vier de windstreken losbarsten in een hevige storm die de grote zee geselde.
Vier grote dieren rezen op uit het water, alle vier verschillend.
De eerste zag eruit als een leeuw, maar had ook arendsvleugels! Terwijl ik bleef kijken, werden zijn vleugels uitgerukt. Hij kon niet langer vliegen, maar werd opgetild en op zijn voeten overeind gezet als een mens en kreeg het verstand van een mens.
Het tweede dier leek op een beer. Hij had zijn ene poot opgeheven en hield drie ribben in zijn bek. Ik hoorde een stem zeggen: "Sta op! Eet veel vlees!"
Daarna keek ik naar het derde dier. Dit zag eruit als een panter, maar op zijn rug zaten vier vleugels als van een vogel en hij had vier koppen. Hem werd veel macht gegeven.
Terwijl ik toekeek in mijn droom, zag ik een vierde dier. Hij was afschrikwekkend en zag er geweldig sterk uit! Hij verscheurde zijn voedsel met zijn grote ijzeren tanden en het overige vertrapte hij onder zijn poten. Dit dier was heel anders dan de vorige dieren en had tien horens.
Terwijl ik op de horens lette, verscheen er plotseling een andere kleine hoorn tussen. Drie van de eerste horens werden ervoor uitgerukt. Deze kleine hoorn had ogen, die leken op mensenogen en een mond die allerlei grootspraak uitsloeg.
Ik keek toe hoe tronen werden neergezet en een Oude van Dagen (de Almachtige God) plaatsnam. Zijn kleren waren sneeuwwit en Zijn haar blank als zuivere wol. Hij zat op een vlammende troon, die op eveneens vlammende wielen reed.
Een vuurstroom kwam naar boven en vloeide voor Hem uit. Miljoenen dienden Hem en miljarden mensen stonden vccr Hem. Het gerechtshof ging zitten en de boeken werden geopend.
Terwijl ik keek, hoorde ik de overmoedige woorden van de hoorn van het vierde dier. Ik bleef kijken tot hij werd gedood en zijn lichaam werd verbrand.
Wat de drie andere dieren betreft: Hun werd hun macht ontnomen, maar zij mochten nog enige tijd blijven leven.
Daarna zag ik in mijn droom de aankomst van een Mensenzoon; tenminste, daar leek Hij op. Hij kwam op de wolken van de hemel en werd naar de Oude van Dagen geleid.
Hij ontving macht en heerschappij om te regeren en werd overladen met eerbewijzen. Mensen van allerlei volken en de meest uiteenlopende talen dienden Hem. Hij zal eeuwig heersen en aan Zijn macht zal geen einde komen. Zijn koningschap is zc geweldig dat het nooit ten val zal komen.
Ik, Daniël, was in verwarring door alles wat ik had gezien en de visioenen maakten mij bang.
Daarom ging ik naar één van hen die daar stonden en vroeg hem naar de betekenis van dit alles. Hij legde het mij uit.
"Die vier grote dieren", zei hij, "verbeelden vier koningen, die uit de aarde zullen opkomen en heersen.
Daarna zal het heilige volk van de allerhoogste God de macht krijgen en de wereld voor altijd regeren; tot in alle eeuwigheid."
Toen vroeg ik wat dat vierde dier te betekenen had, dat zo verschilde van de andere dieren en er gruwelijk uitzag met zijn ijzeren tanden en koperen klauwen, waarmee hij zijn voedsel verscheurde en het overige vertrapte onder zijn poten.
Ik vroeg ook naar de betekenis van de tien horens op zijn kop en van die ene hoorn, die later opkwam en waarvoor er drie uitvielen. En waarom hij ogen had en een mond, die brallerige taal uitsloeg en waarom hij groter was dan de anderen.
Want ik had gezien dat deze hoorn vocht tegen de heiligen en van hen won,
tot de Oude van Dagen kwam en Zijn heiligen de overwinning gaf. Toen was het moment aangebroken, waarop zij de macht kregen.
"Dat vierde dier", vertelde hij mij, "is de vierde wereldmacht (A), die de aarde zal regeren. Het zal verschillen van alle andere. Het zal de hele wereld verslinden en alles vertrappen en vernietigen.
Zijn tien horens zijn tien koningen, die in dat rijk zullen opstaan. Dan zal er nog een koning (B) opstaan, die verschilt van de anderen en drie van hen ten val zal brengen.
Hij zal tekeer gaan tegen de Allerhoogste God en Zijn heiligen achtervolgen. Hij zal proberen alle wetten, regels en gebruiken (C) te veranderen. Drie en een half jaar (D) lang zullen de heiligen aan zijn grillen worden overgeleverd.
Maar dan zal de Oude van Dagen komen (E) en rechtspreken. Hij zal deze wrede koning zijn macht ontnemen en eens en voor altijd met hem afrekenen.
Alle naties, koningen en grootheden onder de hemel zullen hun macht kwijtraken aan het heilige volk van God. Hij zal voor eeuwig over alles en iedereen regeren en alle machthebbers zullen Hem dienen en gehoorzamen."
Dit was het einde van de droom. Bij het ontwaken verkeerde ik, Daniël, in grote verwarring. Ik was helemaal ontdaan, maar vertelde niemand wat ik had gezien.
8
In het derde regeringsjaar van koning Belsazar had ik weer een visioen.
In dit visioen was ik in Susan, de hoofdstad van het gewest Elam; ik zag mijzelf naast de rivier de Ulai staan.
Toen ik om mij heen keek, zag ik een ram met twee lange horens aan de rivier staan. Eén van de horens was langer dan de andere, hoewel hij later opkwam.
De ram stootte naar het westen, het noorden en het zuiden en niemand kon tegen hem standhouden of zijn slachtoffers redden. Hij deed wat hij wilde en werd erg groot.
Terwijl ik geboeid toekeek, verscheen plotseling een geitebok vanuit het westen. Hij bewoog zich zo snel over de hele aarde voort dat zijn poten de grond zelfs niet raakten. Deze bok had een opvallende hoorn tussen zijn ogen.
Hij kwam bij de ram met de twee horens en stormde woest op hem af.
Hij kwam steeds dichterbij en was kennelijk razend. Hij stootte de ram en brak daarbij diens beide horens. De ram was nu hulpeloos en de geitebok sloeg hem tegen de grond en vertrapte hem. En niemand deed een poging de ram te redden.
De geitebok werd trots en machtig, maar op het toppunt van zijn macht brak plotseling zijn grote hoorn af en op die plaats kwamen vier opvallende horens op. (A) Zij waren gericht naar de vier windstreken.
Eén van hen, die klein begon, werd al gauw buitengewoon sterk. Hij viel het zuiden en het oosten aan en vocht ook tegen Israël. (B)
Hij streed zelfs tegen het leger van de hemel en versloeg enkele leden van dat leger.
Hij waagde het bovendien de vorst (C) van het hemelse leger uit te dagen door het dagelijkse offer dat aan Hem werd gebracht, af te schaffen en bovendien Zijn tempel te ontwijden.
Het heiligdom en het dagelijks offer werden het slachtoffer van de wetteloosheid. Daardoor verdwenen waarheid en rechtvaardigheid en triomfeerde het kwaad.
Daarna hoorde ik twee heilige engelen met elkaar praten. Eén van hen zei: "Hoelang zal het nog duren voor het dagelijkse offer weer in ere wordt hersteld? Wanneer zal de ontwijding van de tempel ophouden en Gods volk triomferen?"
De ander antwoordde: "Pas over 2300 dagen zal het heiligdom in ere worden hersteld."
Terwijl ik, Daniël, dit visioen bekeek, stond er plotseling een man voor mij. Tenminste, hij zag eruit als een man.
Ik hoorde een menselijke stem van over de rivier de Ulai roepen: "Gabriël, vertel hem wat het visioen betekent."
Hij liep op mij af en van schrik wierp ik mij languit op de grond. "Mensenkind", zei hij, "u moet begrijpen dat dit visioen betrekking heeft op de eindtijd."
Terwijl hij dat zei, viel ik flauw. Hij raakte mij echter aan en hielp mij overeind.
"Ik ben gekomen", zei hij, "om u te vertellen wat er gaat gebeuren als de tijd van verschrikking ten einde loopt. Want wat u hebt gezien, is de laatste gebeurtenis in de geschiedenis.
De twee horens van de ram die u hebt gezien, zijn de koningen van Medië en Perzië.
De harige geitebok is de koning van Griekenland en de lange hoorn tussen zijn ogen verbeeldt de eerste grote koning.
Daarna zag u dat de eerste hoorn werd afgebroken en dat vier anderen in zijn plaats kwamen. Dit betekent dat het rijk in vier koninkrijken zal uiteenvallen. Maar geen van hen zal zo sterk zijn als het eerste.
Deze koninkrijken laten, kort voor zij ten val komen, de boosdoeners de maat vol maken. Dan zal een andere koning aan de macht komen. Een hardvochtig en listig man.
Hij zal grote kracht bezitten, maar het zal niet zijn eigen kracht zijn. Hij zal ongehoorde verwoestingen aanrichten en wat hij ook doet, het lukt hem allemaal. Hij zal machtige tegenstanders overwinnen en ook het heilige volk te gronde richten.
Meester- misleider als hij is, zal hij op drieste wijze velen ombrengen. Hij zal het zelfs wagen de strijd aan te binden met de vorst der vorsten, maar bezegelt daarmee zijn ondergang. Hij zal omkomen, maar niet door toedoen van mensen.
En u hoorde in uw visioen over de 2300 dagen die eerst voorbij moeten zijn, voordat de erediensten in ere worden hersteld. Dit getal moet u letterlijk opvatten. Vertel niemand iets over dit visioen, want het gaat over een verre toekomst."
Toen was ik uitgeput en lag enige dagen ziek op bed. Daarna stond ik op en hervatte mijn dienst bij de koning. Ik was verbijsterd over het visioen, maar kon er met niemand over spreken.
9
Het was het eerste regeringsjaar van koning Darius, de zoon van Ahasveros. Darius kwam uit Medië, maar werd toch koning van de Chaldeeën.
In dat eerste jaar van zijn regering begreep ik, Daniël, uit de woorden van de HERE aan de profeet Jeremia, dat Jeruzalem zeventig jaar een verwoeste stad zou blijven.
Ik begon de Here God te smeken een eind te maken aan onze ballingschap. (A) Terwijl ik bad, vastte ik. Ik droeg een ruige zak als kleding en bestrooide mijzelf met as.
Ik beleed de HERE mijn zonden en die van mijn volk. "Here", bad ik, "U bent een grote en ontzagwekkende God. U bent trouw in het nakomen van Uw beloften. U bent genadig en goed voor de mensen, die U liefhebben en Uw geboden naleven.
Wij hebben gezondigd en overtredingen begaan. Wij hebben ons goddeloos gedragen en zijn ongehoorzaam geweest. Wij hebben Uw geboden naast ons neergelegd.
Wij hebben niet willen luisteren naar Uw profeten, die in Uw naam hebben gesproken tegen onze koningen, vorsten, voorvaderen en het hele volk.
Here, U bent rechtvaardig, maar wij schamen ons over onze zonden. Ja, dit geldt vandaag de dag voor zowel de mannen uit Juda, als voor de inwoners van Jeruzalem en heel Israël. Het geldt voor iedereen, of we nu ver weg of dichtbij wonen, of naar welk land U ons ook hebt verdreven vanwege onze ontrouw aan U.
HERE, wij en onze koningen, vorsten en vaders schamen ons diep over onze zonden tegen U.
Maar de HERE, onze God, heeft medelijden en vergeeft ons hoewel wij Hem ongehoorzaam zijn geweest.
Wij hebben niet naar de stem van de HERE, onze God, geluisterd. Wij hebben ons niet gehouden aan de wetten, die U ons door Uw profeten hebt gegeven.
Ja, heel Israël heeft Uw wet overtreden en zich van U afgekeerd door niet naar Uw stem te luisteren. Vanwege onze zonden heeft God ons met een vreselijke en door een eed bekrachtigde vervloeking getroffen, zoals die was opgeschreven in de wet van Zijn dienaar Mozes.
God heeft ons nog zc gewaarschuwd, maar moest tenslotte Zijn dreigementen uitvoeren. Nog nooit heeft zo'n ramp plaatsgehad als die ons en onze overheid in Jeruzalem heeft getroffen.
Alle ellende en straf, waarover is geschreven in de wet van Mozes, is werkelijkheid voor ons geworden. Maar zelfs toen nog weigerden wij ons te bekeren en zo de HERE van gedachten te laten veranderen. Zijn waarheid vonden wij niet belangrijk.
Daarom heeft de HERE ons met opzet de ramp gebracht, waarmee Hij ons trof. Want de HERE, onze God, is rechtvaardig in alles wat Hij doet, maar wij wilden niet naar Hem luisteren.
Here, onze God, U hebt Uw volk met veel machtsvertoon uit Egypte geleid en Uw naam is daardoor wereldwijd bekend geworden. Wij hebben gezondigd en goddeloos geleefd.
Here, laat toch terwille van Uw gerechtigheid Uw toorn tegen Uw eigen stad Jeruzalem, Uw heilige berg, worden afgewend. Want vanwege onze zonden en die van onze voorouders drijven de heidenen rondom de spot met Uw volk en met Jeruzalem.
Onze God, luister naar het gebed van mij, Uw dienaar! Luister naar mijn smeken! Laat Uw gezicht genadig oplichten over Uw verwoeste heiligdom, terwille van Uzelf.
God, luister toch naar ons; kijk naar onze miserabele toestand. Kijk eens hoe de stad die naar Uw naam is genoemd, in puin ligt. Wij smeken U dit niet omdat wij zelf zo goed zijn, maar op grond van Uw grote barmhartigheid voor ons.
Here, luister toch! Here, vergeef ons toch! Doe iets, Here! Stel Uw hulp niet uit. Ik vraag het terwille van Uzelf, mijn God. Want Uw stad en Uw volk dragen Uw naam."
Terwijl ik nog bad en de zonden van mij en mijn volk Israël beleed en God smeekte een keer te brengen in het lot van Jeruzalem,
kwam de man Gabriël, die ik in een vorig visioen had gezien, in allerijl naar mij toevliegen. Het was rond de tijd van het avondoffer.
Hij begon mij dingen uit te leggen en zei: "Daniël, ik ben gekomen om u inzicht te geven in Gods plannen.
Zodra u begon te bidden en te smeken, werd een bevel uitgevaardigd. Ik ben gekomen om u dat te vertellen, want God houdt heel veel van u. Luister goed en denk terug aan het visioen dat u zag!
God heeft bepaald dat uw volk en uw heilige stad Jeruzalem nog eens 490 jaar (B) moeten worden gestraft. Dan pas zullen zij hebben geleerd met de goddeloosheid te breken en zullen hun overtredingen vergeven zijn. Het koninkrijk van eeuwige rechtvaardigheid zal dan worden uitgeroepen en een zeer heilige plaats zal opnieuw worden ingewijd, zoals in visioenen en door profeten was aangekondigd.
Luister goed! Vanaf het moment waarop het bevel tot herbouw van Jeruzalem wordt gegeven, tot het moment waarop een gezalfde, een vorst, komt, zullen 49 jaar verstrijken! Jeruzalems straten en stadsmuren zullen 434 jaar intact blijven ondanks de rumoerige tijden.
Na deze periode van 483 jaar (C) zal een gezalfde onschuldig worden vermoord. Er zal een koning komen die de stad en de tempel zal verwoesten. Deze zal zijn einde vinden in een vloed van ellende; en oorlog en verwoestingen zullen vanaf dat moment tot het einde heersen, dat staat nu al vast.
Deze koning zal een verbond van zeven jaar sluiten, maar halverwege zal hij de Joden dwingen te stoppen met het brengen van slacht en spijsoffers. En dan (ter bekroning van zijn vreselijke misdaden) zal de vijand in het heiligdom van God een ontzettende gruwel plaatsen. Maar God zal op Zijn beurt deze verwoester treffen met Zijn vonnis, dat nu al vaststaat."
10
In het derde regeringsjaar van koning Kores van Perzië kreeg Daniël, ook wel Beltsazar genoemd, een openbaring. Het ging over dingen die onherroepelijk in de toekomst zouden gebeuren, over tijden van grote nood. Deze keer begreep Daniël de betekenis van wat hem werd bekendgemaakt.
Ik, Daniël, was al drie weken in rouw over mijn volk.
Al die tijd had ik geen wijn of vlees of andere lekkere dingen gegeten. Ook verzorgde ik mijn uiterlijk niet.
Op de vierentwintigste dag van de eerste maand stond ik aan de oever van de rivier de Tigris.
Ik keek op en plotseling stond vccr mij een man in linnen kleren met om zijn middel een gordel van zuiver goud!
Hij had een prachtig glanzende huid. Zijn gezicht schitterde als de bliksem en zijn ogen leken op vlammende fakkels. Zijn armen en voeten glansden als gepoetst koper en zijn stem klonk als het gedruis van een grote mensenmenigte.
Alleen ikzelf zag dit visioen. De andere mannen die bij mij waren, zagen niets. Maar zij werden wel overvallen door grote angst en vluchtten weg.
Ik bleef alleen achter. Door dit indrukwekkende visioen voelde ik mij onmachtig worden. Ik werd doodsbleek en voelde me als verlamd.
Toen hij tegen mij begon te praten, viel ik flauw en lag languit op de grond.
Maar zijn hand raakte mij aan en richtte mij op, op handen en knieën. Ik beefde van angst.
Hij sprak tegen mij: "Daniël, geliefde man van God, sta op en luister aandachtig naar wat ik u te vertellen heb, want God heeft mij naar u toegestuurd." Ik stond op, maar beefde nog steeds.
"Wees niet bang, Daniël", zei hij. "Want uw gebed is in de hemel gehoord en verhoord, al vanaf de allereerste dag waarop u voor God begon te bidden om inzicht. Diezelfde dag werd ik gestuurd om u hier te ontmoeten.
Maar onderweg werd ik 21 dagen lang opgehouden door de machtige boze geest, die heerst over het rijk van de Perzen. (A) Toen kwam Michaël, één van de hoogste bevelhebbers van het hemelse leger, mij te hulp. Daardoor was ik in staat door deze blokkade heen te breken.
Ik ben hier gekomen om u te vertellen wat met uw volk in de eindtijd zal gebeuren. Want de vervulling van deze profetie zal nog vele jaren op zich laten wachten."
Al die tijd keek ik naar de grond, niet in staat een woord uit te brengen.
Toen raakte iemand (hij zag eruit als een mens) mijn lippen aan en ik kon weer spreken. Ik zei tegen de persoon vccr mij: "Mijn heer, ik ben verlamd van angst door uw verschijning. Ik heb geen kracht meer over.
Hoe kan iemand als ik zelfs maar met u spreken? Ik voel mij helemaal krachteloos en kan amper ademen."
De persoon die er uitzag als een mens, raakte mij opnieuw aan waardoor ik weer wat kracht kreeg.
"God houdt erg veel van u", zei hij. "Wees dus niet bang. Rustig maar. U moet heel sterk zijn!" Terwijl hij sprak, voelde ik plotseling mijn kracht terugkeren en zei: "Ga maar door, mijn heer, want dank zij u voel ik mij een stuk beter."
Hij antwoordde: "Weet u waarom ik ben gekomen? Ik ben hier om u te vertellen wat in het 'Waarheidsboek van de Toekomst' staat. Wanneer ik vertrek, moet ik mij weer vechtend een weg terug banen langs de vorst der Perzen. En na hem moet ik de strijd aanbinden met de vorst van Griekenland. Alleen Michaël, de engel die waakt over uw volk Israël (B), zal mij daarbij terzijde staan."
11
"Ik", vervolgde hij, "werd naar Darius, de Meder, gestuurd in zijn eerste regeringsjaar, om hem te helpen en bij te staan.
Nu zal ik u laten zien wat de toekomst zal brengen. Nog drie Perzische koningen zullen regeren en na hen komt een vierde. (a) Hij zal stukken rijker zijn dan de anderen en zijn rijkdom gebruiken voor politieke doeleinden, omdat hij van plan is Griekenland de oorlog te verklaren.
Er zal een heldhaftige koning optreden, die over een groot rijk zal regeren en alles doet, wat hij wil.
Maar nauwelijks heeft hij de macht in handen of zijn rijk zal uiteenvallen in vier zwakkere delen. Het zullen echter niet zijn eigen zonen zijn, die erover regeren.
Van één van de vier, de koning van Egypte (B), zal de macht toenemen, maar één van zijn eigen machthebbers zal tegen hem in opstand komen. Deze zal de touwtjes in handen nemen en er een nog machtiger rijk van maken.
Verscheidene jaren later zal een verbond worden gesloten tussen de koning van Syrië (C) en die van Egypte. De dochter van de koning van Egypte zal worden uitgehuwelijkt aan de koning van Syrië om de vrede te bezegelen. (D) Maar zij zal haar invloed op hem verliezen en niet alleen haar verwachtingen zullen worden beschaamd, maar ook die van haar vader, de koning van Egypte, haar ambassadeurs en haar echtgenoot.
Haar broer (e) zal koning van Egypte worden, een leger op de been brengen en oprukken tegen de koning van Syrië en deze verslaan.
Bij zijn terugkeer naar Egypte zal hij de Syrische afgoden als buit meenemen plus kostbare gouden en zilveren voorwerpen. Daarna zal hij de koning van Syrië vele jaren met rust laten.
Dan zal de koning van Syrië Egypte binnenvallen, maar al gauw terugkeren naar zijn eigen land.
De zonen van de Syrische koning zullen daarop een reusachtig leger op de been brengen en van wapens voorzien. Daarmee zullen zij door Israël trekken en Egypte overspoelen. Hun uiteindelijke doel is een vesting daar.
Verbitterd zal de koning van Egypte zich verdedigen tegen de enorme Syrische troepenmacht en die verslaan.
Trots op deze overwinning, zal hij tienduizenden vijanden doden, maar zijn succes zal niet van lange duur zijn.
Een aantal jaren later zal de Syrische koning (F) terugkeren met een tot de tanden bewapend leger, veel groter dan wat hij had verloren.
Ook andere volken zullen zich bij hem aansluiten om tegen Egypte te vechten. Er zullen oproerkraaiers uit de Joden, uw eigen volk, bij zijn. Zo zullen zij proberen een profetie te vervullen, maar hun plan zal niet slagen.
De Syrische koning en zijn bondgenoten zullen een versterkte stad in Egypte belegeren en innemen. En alle trotse strijdkrachten van Egypte zullen het onderspit delven.
De Syrische koning zal, zonder op tegenstand te stuiten, verder oprukken. Niemand zal hem kunnen tegenhouden. Hij zal ook het prachtige Judea binnenvallen en plunderen.
Hij zal ernaar streven tevens het Egyptische koninkrijk in zijn macht te krijgen. Daarom zal hij een verbond sluiten met de Egyptische koning en één van zijn eigen dochters aan hem uithuwelijken. In het geheim moet zij voor hem werken. Maar dit plan zal mislukken.
Daarna zal hij zich richten op de kustgebieden en er vele veroveren. Maar een generaal zal hem zijn macht ontnemen en maken dat hij zich vernederd terugtrekt.
Hij zal naar huis terugkeren, maar onderweg in problemen verzeild raken en voorgoed verdwijnen.
Zijn opvolger zal in de herinnering voortleven als de koning, die een man naar Israël stuurde om belasting te innen. Maar na een korte regeringstijd zal hij op geheimzinnige wijze sterven, niet in een oorlog, ook niet door een sluipmoord.
Daarna zal een slecht mens (G) aan de macht komen. Hij zou eigenlijk niet direct in aanmerking komen voor troonsopvolging, maar onverhoeds zal hij op het toneel verschijnen en zich door list en bedrog meester maken van het koningschap.
Alle tegenstand zal voor hem worden weggevaagd: ook een leider van de priesters (H) zal verdwijnen.
Zijn beloften zijn slechts loze woorden, want vanaf het begin bestaat zijn werk alleen maar uit bedrog. Met een handjevol aanhangers zal hij opklimmen en machtig worden.
Zonder waarschuwing vooraf zal hij de rijkste gebieden van het land binnenvallen en doen wat nog nooit iemand vccr hem heeft gedaan: Hij zal de rijken hun bezittingen afnemen en die kwistig uitdelen onder zijn mannen. Met groot succes zal hij machtige vestingen in zijn gebieden belegeren en innemen, maar dit zal niet lang duren.
Daarna zal hij alle moed bijeenrapen en een groot leger tegen Egypte op de been brengen. En Egypte zal hetzelfde doen. Maar de pogingen van de koning van Egypte om zich te verdedigen, zijn tevergeefs, want men beraamt aanslagen tegen hem.
Zijn eigen huisgenoten zullen zijn ondergang bewerken. Zijn leger zal deserteren en velen zullen sneuvelen.
Deze beide koningen (I) zullen daarna complotten tegen elkaar smeden aan de conferentietafel en proberen elkaar te misleiden. Toch zal dat alles nutteloos zijn, want geen van beiden zal in zijn opzet slagen voordat het door God vastgestelde moment is aangebroken.
Dan zal de Syrische koning met rijke buit teruggaan naar zijn land. Onderweg zal hij door Israël trekken en er verwoestingen aanrichten.
Op een zeker moment zal hij opnieuw Egypte binnenvallen. Maar dit keer zal het heel anders aflopen dan bij de eerste twee gelegenheden.
Want hij zal worden afgeschrikt door oorlogsschepen uit Cyprus. (J) Hij zal zich terugtrekken en naar huis gaan. Woedend, om zijn gedwongen terugreis, zal deze Syrische koning opnieuw in Jeruzalem verwoestingen aanrichten en zich verbinden met de afvalligen. Er zal een eind worden gemaakt aan het brengen van het dagelijkse offer en men zal een afgod in de tempel zetten om te worden aanbeden. Bij zijn vertrek zal hij de macht overdragen aan hen, die het verbond met God vaarwel hebben gezegd. Deze goddeloze mannen zullen de macht in handen krijgen.
De koning zal de mensen die de dingen van God haten, met vleierijen voor zich weten te winnen. Maar zij die God kennen en Hem trouw zijn, zullen sterk worden en dappere daden verrichten.
Degenen, die geestelijk inzicht hebben, zullen in die dagen velen deelgenoot maken van hun kennis. Maar zij zullen voortdurend in gevaar verkeren. Velen van hen zullen sterven door het zwaard, verbrand worden, gevangen gezet of beroofd.
Maar terwijl zij vallen, zal hun hulp worden geboden. Doch enkele goddeloze mensen zullen op het toneel verschijnen. Zij zullen net doen alsof zij willen helpen, maar in feite zijn zij uit op eigen voordeel.
Sommigen met het meeste inzicht in de dingen van God, zullen in die tijd in de val lopen. Maar dit zal hen alleen louteren en reinigen en hen zuiver maken tot de eindtijd, die komt op Gods tijd.
De koning zal precies doen waar hij zin in heeft. Hij zal beweren dat hij groter is dan elke bestaande god en zelfs spotten met de God der goden. Het zal hem goed gaan tot Gods geduld op is. Want Gods plannen zijn onveranderlijk.
Hij zal geen respect hebben voor de afgod van zijn voorouders, ook niet voor de afgod, die bij de vrouwen geliefd is (K), of voor een andere afgod. Want hij zal er prat op gaan dat hij groter is dan al deze afgoden.
In plaats daarvan zal hij de vestinggod aanbidden, een afgod van wie zijn voorouders nog nooit hebben gehoord. Hij zal hem vereren met goud, zilver, edelstenen en andere kostbaarheden.
Met de 'hulp' van deze afgod zal hij onneembare vestingen veroveren. Wie deze afgod vereert, zal hij eren en hoge bestuursposten geven. Als beloning zal hij het land onder hen verdelen.
In de eindtijd zal de koning van Egypte hem opnieuw aanvallen en de koning van Syrië zal reageren met een verrassingsaanval. Zijn reusachtige leger met wagens en ruiters en zijn talloze oorlogsschepen zullen de landen binnenvallen als een overstroming.
Hij zal verscheidene landen binnendringen (waaronder ook het prachtige Judea) en velen zullen vallen. Edom, Moab en het grootste deel van de Ammonieten zullen ontkomen,
maar Egypte en vele andere landen zal hij bezetten.
Hij zal al het goud en zilver en andere kostbaarheden van Egypte in beslag nemen en Libiërs en Ethiopiërs zullen zijn slaven worden.
Maar hij zal worden gealarmeerd door berichten uit het oosten en het noorden. Ziedend van woede zal hij uitrukken om velen te vernietigen.
Hij zal tussen Jeruzalem en de zee zijn tenten opslaan. Terwijl hij daar is, zal hij sterven zonder dat iemand hem helpt."
12
"In die tijd zal de grote vorst Michaël, die over uw volk waakt, opstaan en voor u vechten. (A) Er zal een periode van grote nood en zwaar lijden aanbreken. Toch zal van uw volk ieder, wiens naam in het Boek staat, hieraan ontkomen.
En velen die al dood en begraven zijn, zullen opstaan. Sommigen zullen eeuwig leven ontvangen, anderen zullen afgewezen worden en eeuwige schande ondervinden.
Wie verstandig zijn (het volk van God (B)) zullen stralen als een strakblauwe lucht. En wie de mensen tot gerechtigheid hebben gebracht, zullen schitteren als de sterren, voor eeuwig en altijd.
Maar, Daniël, houd deze profetie geheim. Verzegel wat u hebt opgeschreven, tot de eindtijd. Velen zullen zich erin verdiepen en men zal veel meer inzicht in deze zaken krijgen."
Toen zag ik twee mannen (C), ieder op een oever van de rivier.
Eén van hen vroeg aan de man met de linnen kleren, die boven het water van de rivier stond: "Hoelang zal het duren voordat deze wonderlijke zaken ten einde zijn?"
De man in de linnen kleren hief zijn beide handen omhoog naar de hemel en ik hoorde hem zweren bij Hem Die eeuwig leeft: "Zij zullen pas voorbij zijn 3,5 jaar nadat de macht van Gods volk is tenietgedaan." (D)
Ik hoorde wel wat hij zei, maar begreep niet wat hij bedoelde. Daarom vroeg ik: "Mijn heer, hoe zal het einde van deze dingen eruit zien?"
Maar hij zei: "Ga nu weg, Daniël, want alles wat ik heb gezegd zal tot de eindtijd onbegrepen blijven.
Velen zullen worden gereinigd en gezuiverd, maar de goddelozen zullen goddeloos blijven leven en geen van hen zal mijn woorden begrijpen. Alleen de verstandige mensen zullen weten wat ze betekenen.
Vanaf de dag, waarop het brengen van het dagelijks offer wordt gestaakt en iets gruwelijks en verwoestends wordt neergezet om te aanbidden, zullen 1290 dagen (E) voorbijgaan.
Zalig zijn zij die de 1335 e dag halen!
Maar wat uzelf betreft: Ga het einde van uw leven rustig tegemoet en sterf in vrede. Want u zult weer opstaan en uw bestemming bereiken in die laatste dagen."
- Rechtsinhaber*in
- Multilingual Bible Corpus
- Zitationsvorschlag für dieses Objekt
- TextGrid Repository (2025). Dutch Collection. Daniel (Dutch). Daniel (Dutch). Multilingual Parallel Bible Corpus. Multilingual Bible Corpus. https://hdl.handle.net/21.11113/0000-0016-93D0-6