1

Dit zijn de boodschappen die Jesaja, de zoon van Amoz, kreeg in visioenen tijdens de regeringsperiodes van de Judese koningen Uzzia, Jotham, Achaz en Hizkia. In deze boodschappen liet God Jesaja zien wat er zou gebeuren met Juda en Jeruzalem.
Luister, hemel en aarde, naar wat de HERE zegt: De kinderen, die Ik heb opgevoed en voor wie Ik zo lang en liefdevol heb gezorgd, hebben zich van Mij afgekeerd.
Het rund en de ezel kennen hun eigenaar en zijn dankbaar als hij hun eten geeft, maar bij mijn volk Israël is daar geen sprake van. Israël ziet niet in dat Ik voor haar zorg.
Wat een zondig volk is het! De Israëlieten lopen krom onder de zware last van hun schuld. Zij zijn net zulke boosdoeners als hun voorouders. Van jongs af aan zijn ze slecht geweest en hebben zij de HERE de rug toegekeerd en de Heilige, de God van Israël, links laten liggen. Zij hebben zich afgekeerd en zich zo van Mij vervreemd.
O mijn volk, hebt u nog niet genoeg straf gehad? Waarom dwingt u Mij steeds weer u te slaan? Blijft u dan altijd opstandig?
U bent van top tot teen ziek en verzwakt, overdekt met wonden, striemen en kerven, die niet zijn verbonden of met zalf zijn verzacht.
Uw land is één grote puinhoop; uw steden zijn platgebrand; terwijl u toekijkt, vernietigen en plunderen buitenlanders alles wat hen voor de voeten komt.
U staat daar hulpeloos en verlaten als een hutje van een bewaker op het land, nadat de oogst is binnengehaald. Even machteloos als een omsingelde stad.
Als de HERE van de hemelse legers niet had ingegrepen om enkelen van ons in leven te laten, waren wij vernietigd als Sodom en Gomorra.
Ja, dat is een goede vergelijking! Luister, leiders van Israël, mannen van Sodom en Gomorra, naar wat de HERE te zeggen heeft. Zet uw oren goed open!
Ik heb genoeg van al uw offers. Stop er maar mee. Ik wil uw rammen en het vet van uw gemeste kalveren niet meer. Het bloed van uw stieren, schapen en bokken doet Mij geen genoegen meer.
Waarom brengt u Mij offers als u toch geen berouw hebt over uw zonden? Ik walg van de geur van het reukwerk, dat u voor Mij verbrandt. Uw heilige vieringen van de nieuwe maan en de sabbat en uw speciale vastendagen, ja, al uw bijeenkomsten zijn huichelachtige vertoningen! Ik wil daar niets mee te maken hebben.
Ik haat ze uit de grond van mijn hart. Ik kan ze niet meer zien!
Vanaf nu luister Ik niet meer als u met opgeheven handen bidt. Hoe vaak u dat ook doet, Ik luister niet, want uw handen zijn de handen van moordenaars; aan die handen kleeft het bloed van onschuldige slachtoffers.
Was u! Wees rein! Laat Ik niet langer zien dat u slechte dingen doet; houd er mee op!
Leer goed te doen, wees rechtvaardig en help de armen, de wezen en de weduwen.
Kom nu en laten wij de zaak rechtzetten, zegt de HERE; al waren uw zonden rood als scharlaken, Ik maak ze wit als sneeuw. Uw vuurrode zonden zullen worden als witte wol.
Laat Mij u helpen en gehoorzaam Mij, dan zal Ik u rijk maken!
Maar als u Mij de rug blijft toekeren en weigert naar Mij te luisteren, zullen uw vijanden u doden. Ik, de HERE, heb gesproken.
Jeruzalem, u was eens mijn trouwe echtgenote! En nu bent u een overspeelster geworden! U loopt achter vreemde goden aan. Eens was u een stad, bekend om gerechtigheid en rechtvaardigheid, maar nu zijn uw inwoners moordenaars geworden!
Eens was u een stuk puur zilver, maar nu is het zilver vermengd met onzuivere bestanddelen. Eens was u als een edele wijn, maar nu is die wijn met water vermengd.
Uw leiders zijn opstandelingen en gaan om met dieven! Zij zijn omkoopbaar en hebzuchtig; rechtvaardigheid tegenover wezen en weduwen is er niet meer bij.
Daarom zegt God, de HERE van de hemelse legers, de Machtige van Israël: Ik zal mijn toorn over u, mijn vijanden, uitgieten!
Ik zal u in een smeltpot omsmelten en de slakken die daarvan overblijven, zal Ik met bijtend loog zuiveren!
En daarna zal Ik u weer goede raadgevers en eerlijke rechters geven, zoals u die vroeger had. Dan zal uw stad weer 'stad van de gerechtigheid' en 'trouwe burcht' worden genoemd.
Zij die naar de HERE terugkeren, zullen door recht worden verlost.
Maar overtreders en zondaars zullen worden verpletterd en zij die de HERE verlaten, zullen sterven.
U zult zich diep schamen en blozen als u denkt aan al die keren dat u in uw tuinen met de 'heilige' eiken offers bracht aan de afgoden.
U zult zich voelen als een boom die zijn bladeren verliest en als een tuin zonder water.
De sterksten onder u zullen verdwijnen als stro dat verbrand wordt; uw slechte daden zijn de vonk die het stro aansteekt en er zal niemand zijn die het vuur blust.

2

Dit is een andere boodschap van de HERE aan Jesaja over Juda en Jeruzalem:
In de laatste dagen zullen Jeruzalem en de tempel van de HERE een grote aantrekkingskracht op de wereld uitoefenen en mensen uit vele landen zullen daar naar toe trekken om de HERE te aanbidden.
"Kom op", zal iedereen zeggen, "laten wij de berg van de HERE beklimmen, op weg naar de tempel van de Heilige, de God van Israël; daar zal Hij ons Zijn wetten leren en wij zullen ze naleven." Want in die dagen zal de wereld vanuit Jeruzalem worden geregeerd.
De HERE zal internationale geschillen beslechten; alle volken van de aarde zullen hun wapens veranderen in vreedzame gereedschappen; hun zwaarden zullen zij omsmeden tot ploegscharen en hun speren tot snoeimessen. Nergens zal meer oorlog worden gevoerd en niemand zal meer worden opgeleid tot militair.
Och Israël, laten wij wandelen in het licht van de HERE en Zijn wetten gehoorzamen!
De HERE heeft u verstoten, omdat u buitenlanders uit het oosten binnenhaalt, die magie bedrijven en in contact staan met de boze geesten, zoals de Filistijnen dat ook doen.
Israël heeft grote schatten aan zilver en goud en grote hoeveelheden paarden en wagens.
Bovendien wemelt het land van de afgoden. Zij maken zelf hun afgodsbeelden en aanbidden die dan!
Groot en klein, alles buigt voor die beelden en God zal hun de zonde niet vergeven.
Verberg u in de grotten; verberg u voor de verschrikkelijke majesteit van de HERE,
want er komt een tijd dat trotse blikken worden neergeslagen en dat trotse mannen zich buigen; in die dagen zal alleen de HERE verheven zijn.
Die dag zal de HERE van de hemelse legers alles wat trots en hoogmoedig is, vernederen.
De hoge ceders van de Libanon en de machtige eiken van Basan zullen zich buigen.
Alle hoge bergen en heuvels,
elke grote toren en steile muur,
alle grote zeeschepen en kostbare kunstschatten: Alles zal die dag door de HERE worden verwoest.
Alle menselijke verwaandheid zal moeten buigen en alleen de HERE zal verheven zijn.
En alle afgoden zullen spoorloos verdwijnen.
Als de HERE van Zijn troon opstaat om de aarde te bestraffen, zullen Zijn vijanden een goed heenkomen zoeken in rotsspleten en grotten, uit angst voor de verschrikking van Zijn glorie en majesteit.
Dan zullen de mensen eindelijk hun gouden en zilveren afgoden afdanken en voor de mollen en de vleermuizen gooien in een
overhaaste vlucht naar de rotsholen en bergspleten om te ontkomen aan de verschrikking van de HERE en de glorie van Zijn majesteit, wanneer Hij opstaat om de aarde te bestraffen.
Stel toch geen vertrouwen op de mens, klein als hij is en afhankelijk van zijn ademhaling. Hij stelt niets voor!

3

God, de HERE van de hemelse legers zal de voedsel en watervoorraden van Jeruzalem en Juda uitputten
en hun leiders doden; Hij zal hun legers, rechters, profeten, oudsten,
legeraanvoerders, zakenlieden, advocaten, magiërs en waarzeggers vernietigen.
De koningen van Israël zullen kinderen lijken en met willekeur regeren.
Er zal totale anarchie heersen. Men zal elkaar vertrappen, buren zullen buren bestrijden, de jongeren zullen tegen de ouderen opstaan en misdadigers zullen op fatsoenlijke mensen afgeven.
In die dagen zal een man tegen zijn broer zeggen: "Jij hebt een mantel, wees daarom onze leider en neem deze puinhoop onder je hoede."
"Nee!" zal hij antwoorden. "Ik kan jullie niet uit het slop halen! Ik heb geen eten of kleding. Je moet mij niet tot leider maken!"
Israëls regering is machteloos en Juda kan niets doen, omdat zij in woord en daad tegen de HERE zijn opgestaan en Hem niet willen vereren; zij beledigen Zijn glorie.
De uitdrukking op hun gezichten getuigt tegen hen en laat zien dat zij schuldig zijn. Zij spreken onbekommerd over hun zonden, net als men in Sodom deed; zij schamen zich er zelfs niet voor. Wat een ramp! Zij hebben hun veroordeling aan zichzelf te danken.
Maar alles gaat goed voor de rechtvaardige en godvrezende man. Zeg hem: "Wat een beloning staat u te wachten!"
Maar zeg tegen de goddeloze: "Uw veroordeling staat vast. Ook u zult uw verdiende loon krijgen; uw straf is in aantocht."
Ach mijn volk! Uw verdrukkers zijn nog maar kinderen en de vrouwen overheersen u. Uw leiders zijn misleiders geworden! Zij maken de rechte weg die vccr u lag tot een doolhof.
Maar de HERE maakt Zich klaar voor Zijn rechtzaak, waarin Hij de volken als beklaagden oproept!
De eersten die de HERE zal aanklagen, zijn de oudsten en de edelen, want zij hebben de armen beroofd. Zij hebben hun huizen met hun buit gevuld.
"Wat bezielt u dat u mijn volk vertrapt en weerlozen mishandelt?" zal de HERE van de hemelse legers hun vragen.
Daarna zal Hij de verwaande Joodse vrouwen berechten. Zij schrijden door de straten met hun neus in de lucht en met rinkelende ringen om hun enkels. Begerig lonken zij naar de mannen.
De HERE zal een plaag sturen die hun schedels schurftig maakt en Hij zal hun naaktheid voor het oog van iedereen tentoonstellen.
Zij zullen onder het lopen niet langer zelfverzekerd rinkelen. Want de Here zal hun mooie sieraden wegnemen,
hun halskettingen en armbanden en hun prachtige sluiers.
Verdwenen zijn dan hun hoofddoeken en enkelbanden, hoofdbanden, oorringen en parfums,
hun ringen en juwelen,
hun feestkleding, mantels, omslagdoeken, diademen en tasjes;
hun spiegeltjes, de fijne lingerie en de prachtige jurken.
In plaats van heerlijk naar parfum te ruiken, zullen zij stinken; in plaats van gordels zullen zij touwen gebruiken; hun prachtig gekapte haar zal uitvallen en zij zullen zakken dragen in plaats van mooie jurken. Al hun schoonheid zal verdwijnen en wat overblijft, is schaamte en vernedering.
Hun echtgenoten zullen in de strijd sneuvelen. De vrouwen, geruïneerd, zullen huilend op de grond zitten.

4

In die tijd zullen zo weinig mannen in leven zijn gebleven, dat zeven vrouwen om één man zullen vechten en zeggen: "Laat ons allemaal met u trouwen! Wij zullen voor ons eigen voedsel en onze eigen kleding zorgen; laat ons slechts uw naam dragen, zodat onze vernedering wordt tenietgedaan."
Er komt een dag dat de HERE een loot zal laten uitspruiten tot sieraad en glorie. De weelderige vrucht van het land zal tot eer zijn voor allen in Israël, die aan het onheil zijn ontkomen. (A)
Allen die de verwoesting van Jeruzalem zullen overleven, zullen bij Gods volk horen. Hun namen staan geschreven bij de levenden.
Dan zal de Here het vuil van de dochters van Sion hebben afgewassen en het bloed van Jeruzalem zal vanuit haar midden zijn weggespoeld door een geest van oordeel en van vuur.
Dan zal de HERE een beschutting geven over de berg Sion en alle bijeenkomsten van het volk dat daar samenkomt. Een wolk overdag en een vuurgloed in de nacht.
Het zal voor hen een schaduw zijn tegen de hitte van de dag en een schuilplaats tegen storm en regen.

5

Nu wil ik een lied zingen over de wijngaard van degene, van wie ik houd. Mijn geliefde had een wijngaard op een vruchtbare heuvel.
Hij ploegde hem, haalde alle stenen en stukken rots eruit en beplantte hem met de beste wijnstokken. Hij bouwde een uitkijktoren en hakte een wijnpers uit in de rotsen. Toen wachtte hij op de oogst, maar de druiven die groeiden, waren wild en zuur en niet de zoete druiven die hij had verwacht.
Wel, mannen van Jeruzalem en Juda, u hebt gehoord hoe de zaak ligt! Spreek nu uw oordeel uit!
Wat had Ik nog meer kunnen doen? Waarom gaf mijn wijngaard Mij wilde druiven in plaats van zoete?
Weet u wat Ik nu met mijn wijngaard ga doen? Ik ga de omheining afbreken, zodat hij weer een deel van de wildernis wordt en de schapen en het vee hem kunnen vertrappen.
Ik zal de planten niet meer snoeien en het onkruid niet langer wieden, zodat alles wordt overwoekerd met distels en dorens. Ik zal de wolken opdracht geven geen regen meer te laten vallen.
Ik heb u het verhaal verteld van Gods volk. Dat is de wijngaard, waarover werd gesproken. Israël en Juda zijn planten die Hij met zorg beheert. Hij verwachtte een oogst van rechtvaardigheid, maar kreeg een oogst van bloedvergieten. Hij verwachtte rechtsbetrachting, maar het werd rechtsverkrachting. (A)
U koopt zoveel huizen en akkers voor uzelf, dat anderen geen plaats hebben om te leven. Uw huizen staan op grote stukken land, zodat alleen u het voor het zeggen hebt!
Maar de HERE van de hemelse legers heeft uw verschrikkelijke lot bezegeld. Met mijn eigen oren hoorde ik Hem zeggen: "Veel mooie huizen zullen verwoest en verlaten liggen, hun eigenaars dood of verdwenen."
Een wijngaard van veertig are zal nog geen vier liter druivesap opleveren en 240 liter zaad zal slechts een oogst van 24 liter olie opleveren!
Wee hen die al vroeg in de morgen sterke drank drinken en deelnemen aan drinkgelagen, die tot diep in de nacht doorgaan.
Zij zorgen voor prachtige muziek op hun grote feesten; de orkesten spelen uitstekend! Maar aan de HERE en wat Hij doet, denken zij niet.
Daarom zal Ik u in ballingschap sturen naar een plaats ver van hier. Want Ik heb veel voor u gedaan, maar u beseft dat niet en het kan u ook niets schelen. Uw beroemde en edele mannen zullen verhongeren en het gewone volk zal omkomen van dorst.
Het dodenrijk likt zich de lippen en spert de muil ver open voor deze kostelijke prooi. Haar groten en kleinen worden opgeslokt, de feestvierders en dronkaards.
Die dag zullen de hoogmoedigen hun ogen neerslaan en de trotsen worden vernederd;
maar de HERE van de hemelse legers wordt boven allen verheven, want Hij alleen is heilig, rechtvaardig en goed.
In die dagen zullen schapen tussen de ruïnes grazen en zullen vreemdelingen de puinhopen doorzoeken, op zoek naar iets van hun gading.
Wee hen die met wandaden ongerechtigheid naar zich toe trekken en de zonde achter zich aanslepen, zoals een paard een wagen trekt. Die de Heilige van Israël bespotten en uitdagen hen te bestraffen.
"Maak voort en straf ons, HERE", zeggen zij. "Laat ons kennismaken met Uw oordeel!"
Wee hen die zeggen dat goed slecht is en dat slecht goed is; dat zwart wit is en wit zwart; dat bitter zoet is en zoet bitter.
Wee hen die van zichzelf denken dat zij wijs en schrander zijn!
Wee de 'helden van de wijn', die opscheppen over de hoeveelheid sterke drank die zij kunnen hebben.
Zij laten zich omkopen om het recht geweld aan te doen; zij spreken de schuldige vrij en gooien de onschuldige in de gevangenis.
Daarom zal God Zich met hen bemoeien en hen verbranden. Zij zullen verdwijnen als stro dat op het vuur wordt gegooid. Hun wortels zullen verrotten en hun bloesems verdorren, want zij hebben de wetten van God verworpen en het woord van de Heilige van Israël de rug toegekeerd.
Daarom is de toorn van de HERE tegen Zijn volk opgelaaid; daarom heeft Hij Zijn hand uitgestoken om het te slaan. De bergen zullen huiveren en de rottende lijken van Zijn volk zullen als vuilnis in de straten liggen. Maar desondanks zal Zijn toorn niet bekoelen. Zijn hand blijft uitgestrekt om hen te slaan.
Hij zal de volken die ver weg wonen, een teken geven. Van de uiteinden van de aarde fluit Hij hen naar Zich toe en zij zullen haastig naar Jeruzalem komen.
Zij worden niet vermoeid en struikelen of stoppen niet; hun heupgordels blijven gesloten en de riemen van hun schoenen zijn sterk; zij trekken voorwaarts zonder te rusten of te slapen.
Hun pijlen zijn scherp; hun bogen staan gespannen; er spatten vonken van de hoeven van hun paarden en de wielen van hun strijdwagens draaien met een geluid als van een wervelwind.
Zij brullen als leeuwen en storten zich op hun prooi. Zij overvallen mijn volk en voeren het gevankelijk weg, zonder dat er iemand is die het redt.
Zij storten zich als een onheilspellende golf over hun slachtoffers. Er ligt een sluier van duisternis en angst over heel Israël. Het licht is verduisterd door donkere wolken.

6

In het jaar dat koning Uzzia stierf, zag ik de Here! Hij zat op een hoge troon en de tempel was gevuld met Zijn glorie.
Boven Hem zweefden machtige serafs met zes vleugels. Met twee vleugels bedekten zij hun gezichten; met twee andere bedekten zij hun voeten en met de andere twee vlogen zij.
In een groot koor riepen zij elkaar toe: "Heilig, heilig, heilig is de HERE van de hemelse legers; de hele aarde is met Zijn glorie gevuld."
Een machtig koor was het! De tempel trilde op zijn grondvesten en het heiligdom vulde zich met rook.
Toen zei ik: "Ik ben ten dode opgeschreven, want ik behoor tot hen die met de mond zondigen. En nu heb ik de Koning gezien, de HERE van de hemelse legers."
Toen vloog één van de serafs naar het altaar en pakte er met een tang een gloeiende kool uit.
Hij raakte met de gloeiende kool mijn lippen aan en zei: "Nu deze kool uw lippen heeft aangeraakt, is uw ongerechtigheid verdwenen. Al uw zonden zijn u vergeven."
Toen hoorde ik de HERE vragen: "Wie zal Ik als boodschapper naar mijn volk sturen? Wie zal voor Ons gaan?" En ik zei: "HERE, stuurt U mij! Ik zal gaan!"
En Hij zei: "Ja, ga maar. Zeg dit tegen mijn volk: 'Hoewel u mijn woorden herhaaldelijk hoort, zult u ze niet begrijpen. Ook al kijkt u oplettend toe als Ik mijn werk volbreng, dan nog zult u niet weten wat het te betekenen heeft.'
Maak hen langzaam van begrip, sluit hun oren en doe hun ogen dicht. Ik wil niet dat zij zien, horen of begrijpen, zodat zij zich tot Mij wenden om hen te genezen."
Toen zei ik: "Hoelang moet dat duren, Here?" En Hij antwoordde: "Net zolang tot hun steden zijn verwoest en er niemand meer woont. Tot hun land een woestenij is geworden
en zij allemaal als slaven naar verre landen zijn weggevoerd en het hele land Israël uitgestorven ligt!
Zelfs al blijft slechts een tiende deel over (een schamel restant) dan zal ook dat worden aangevallen en verwoest. Toch zal het zijn als een omgehakte boom, waarvan de stronk blijft staan en voor nieuw leven zorgt."

7

Tijdens de regering van Achaz, de zoon van Jotham en kleinzoon van Uzzia, werd Jeruzalem aangevallen door koning Rezin van Syrië en koning Pekah van Israël. Deze laatste was de zoon van Remalia. Maar Jeruzalem werd niet ingenomen, de stad bleef overeind.
Toch beefden de harten van de koning en zijn volk, net zoals bomen van het bos beven voor de wind, toen zij hoorden dat Syrië en Israël bondgenoten waren geworden in de strijd tegen Juda.
Toen zei de HERE tegen Jesaja: "Zoek koning Achaz op, samen met uw zoon Schear-Jaschub. U kunt hem vinden aan het einde van het aquaduct dat de bron Gihon met het bovenste reservoir verbindt, dichtbij de weg die naar het bleekveld loopt.
Zeg tegen hem: 'Neem u in acht, wees rustig en onbevreesd. Laat uw hart niet ineenkrimpen voor deze twee rokende stukken brandhout, voor de woede van Rezin en Pekah.
Ja, de koningen van Syrië en Israël trekken ten aanval tegen u en zeggen:
Wij zullen Juda binnenvallen, zodat de bevolking in paniek raakt. Dan vechten we ons een weg tot binnen de muren van Jeruzalem en roepen wij de zoon van Tabeal tot koning over hen uit.
Maar de HERE God zegt: Daar komt niets van in, het gebeurt niet.
Damascus blijft slechts de hoofdstad van Syrië en koning Rezin zal er niet in slagen zijn grondgebied uit te breiden. En binnen 65 jaar zal ook Efraïm ophouden te bestaan. (A)
Samaria blijft slechts de hoofdstad van Efraïm en koning Pekah zal zijn macht niet vergroten. Gelooft u Mij niet? Maar als u wilt dat Ik u bescherm, zult u op Mij moeten leren vertrouwen."
Verder liet de HERE koning Achaz de volgende boodschap overbrengen:
"Vraag om een wonderteken van de HERE, uw God. Vraag wat u maar wilt, diep beneden in de onderwereld of hoog boven in de hoogte."
Maar de koning weigerde. "Nee", zei hij, "ik wil de HERE niet met zoiets lastig vallen."
Toen zei Jesaja: "O huis van David, u vindt het niet genoeg het geduld van mensen op de proef te stellen, u stelt het geduld van de HERE ook nog op de proef!
Goed dan, de Here zal Zelf een teken vaststellen: Een maagd zal een kind krijgen! (B) en zij zal het kind Immanuël noemen (dit betekent 'God is met ons').
Tegen de tijd dat dit kind niet langer melk drinkt en het onderscheid tussen goed en slecht kent, zullen de twee koningen voor wie u zo bang bent (de koningen van Israël en Syrië) beiden dood zijn. En hun land zal ontvolkt zijn.
Maar later zal de HERE een vreselijke vloek over u, uw volk en uw gezin brengen. Er zal een terreur heersen die zijn weerga alleen had in de tijd toen Juda en Efraïm uit elkaar gingen; de machtige koning van Assur zal hier komen met zijn enorme leger!
Op dat moment zal de HERE het leger van Opper-Egypte en dat van Assur naar Zich toe fluiten, zodat ze als een zwerm vliegen op u neerstrijken.
In grote horden zullen zij het hele land overspoelen en zelfs doordringen in verlaten kloven en grotten en de moeilijk doordringbare, doornige gedeelten van het land. Net zoals zij de vruchtbare en openliggende gebieden zullen binnendringen.
Op die dag zal de Here dit 'scheermes' ter hand nemen (dit leger van Assur, dat u hebt gehuurd om u te redden) en het gebruiken om alles wat u bezit af te scheren; uw land, uw oogsten en uw inwoners.
Wanneer het zijn plundering heeft voltooid, zal het land er uitzien als een kaalgevreten weiland; de schaapskudden en het vee zullen vernietigd zijn en een boer zal zich gelukkig prijzen als hij nog een koe en twee schapen over heeft. Maar het overvloedige grasland zal zorgen dat het vee veel melk geeft en de overlevenden zullen leven van de melkprodukten en wilde honing.
In die tijd zullen de voormalige prachtige wijngaarden veranderen in met doornige gewassen begroeide wildernissen.
Het hele land zal één groot doornenveld zijn, een jachtgebied dat wemelt van de wilde dieren.
Niemand zal het in zijn hoofd halen de vruchtbare heuvels te betreden, waar eens de beste gewassen groeiden, want alles is daar overwoekerd met dorens en distels. Slechts het vee, de schapen en de geiten zullen daar grazen."

8

De HERE gaf mij opnieuw een boodschap: "Maak een groot schrijfbord en schrijf daarop in duidelijk leesbaar schrift: De vijanden zullen spoedig zijn vernietigd." (A)
Ik vroeg de priester Uria en Zacharia, de zoon van Jeberechja, die beiden bekend stonden als eerlijke mannen, toe te kijken terwijl ik het opschreef, zodat zij konden getuigen dat ik het had opgeschreven.
Toen had ik gemeenschap met mijn vrouw. Zij werd zwanger en kreeg een zoon en de HERE zei: "Noem hem Maher-Schalal Chaz-Baz.
Deze naam voorzegt dat binnen enkele jaren, nog voordat dit kind 'vader' of 'moeder' kan zeggen, de koning van Assur Damascus en Samaria zal verslaan en hun rijkdommen zal bemachtigen."
Toen sprak de HERE opnieuw tegen mij en zei:
"Omdat de Israëlieten mijn goede zorgen weigeren en het beter vinden het leger van Assur tegen koning Rezin en koning Pekah te hulp te roepen,
zal Ik mijn volk overweldigen met de machtige vloedgolf van de Eufraat; de koning van Assur en al zijn machtige legers zullen tegen hen in het veld treden. Deze vloedgolf zal buiten alle oevers treden en het land Juda binnengolven, o Immanuël, en het tot in de verste hoeken onder water zetten."
Zet alles op alles, Syrië en Israël, onze vijanden, maar u zult niet slagen; u zult het onderspit delven. Luister naar mij, vijanden van ons: Maak u klaar om tegen ons te vechten en word verslagen! Ja! Word verslagen! Maak aanvalsplannen, geef bevelen en zie dat er niets van terechtkomt! Want God staat aan onze kant.
De HERE heeft mij nadrukkelijk gezegd: "U mag onder geen beding akkoord gaan met de plannen van Juda om zich aan Syrië en Israël over te geven.
Laat niemand u een verrader noemen, omdat u God trouw blijft. Raak niet in paniek als u ziet wat de mensen om u heen doen, als zij eraan denken dat Syrië en Israël u gaan aanvallen.
U hoeft voor niets bang te zijn, uitgezonderd voor de HERE van de hemelse legers! Als u voor Hem ontzag hebt, hoeft u voor niets anders bang te zijn.
Hij zal uw toevlucht zijn; maar Israël en Juda hebben Zijn zorg geweigerd en zijn daardoor gestruikeld over de rots van hun heil. Zij zullen vallen en verpletterd worden onder die rots; er wacht hun groot gevaar!
Schrijf alles op wat Ik ga doen", zegt de HERE, "en verzegel het voor de toekomst. Vertrouw het toe aan een godvrezende man die het weer kan doorgeven aan godvrezende mensen die hem opvolgen."
Ik wacht op het moment dat de HERE ons te hulp komt, ook al verbergt Hij Zich nu. Mijn enige hoop is op Hem gevestigd.
Ik en de kinderen die God mij heeft gegeven, hebben symbolische namen die de plannen van de HERE van de hemelse legers met Zijn volk onthullen: Jesaja betekent 'De HERE zal Zijn volk redden', Schear-Jaschub betekent 'Een restant zal terugkeren' en Maher-Schalal Chaz-Baz betekent 'Uw vijanden zullen spoedig zijn vernietigd.'
Dus waarom probeert u de toekomst te leren kennen door spiritisme en waarzeggerij? Luister niet naar dat geklets en gemompel. Kunnen de levenden van de doden iets over de toekomst leren? Waarom vraagt u het uw God niet?
"Vergelijk de woorden van deze waarzeggers met het woord van God!" zegt Hij. "Als hun boodschappen van de Mijne verschillen, komt dat doordat Ik hen niet heb gestuurd; want er is geen licht of waarheid in hun binnenste.
Mijn volk zal zonder uitzicht ronddolen, struikelend, terneergeslagen en hongerig. En omdat zij honger hebben, zullen zij in woede uitbarsten, hun gebalde vuisten naar de hemel heffen en hun koning en hun God vervloeken.
Waar zij ook kijken, overal zullen zij moeilijkheden, dreiging en een beangstigende duisternis zien. En zij zullen in de duisternis worden verstoten.
Maar de nacht zal verjaagd worden en er zal geen donkerheid meer zijn voor het land dat verdrukt werd. Zoals Hij aanvankelijk smaad heeft gebracht over het land Zebulon en het land Naftali, brengt Hij later glorie naar de weg van de zee aan de andere zijde van de Jordaan, het woongebied van de heidenen."

9

"Het volk dat in de duisternis voortgaat, zal een groot licht zien; een licht, Dat straalt over hen die in een land van dichte duisternis wonen.
Want Israël zal weer worden opgetild en blij zijn, zoals men in de oogsttijd blij is of zoals overwinnaars blij zijn als zij de buit verdelen.
Want God zal de ketenen van dit volk breken en de zweep die het slaat, kapot maken zoals Hij ook deed toen grote groepen Midianieten door Gideons kleine bende werden verslagen.
Op die glorieuze dag van vrede zal het oorlogstuig niet meer worden gebruikt; de met bloed doordrenkte mantels en de dreunende laars zullen worden verbrand.
Want een Kind is ons geboren, een Zoon werd ons gegeven en de heerschappij zal op Zijn schouders rusten. Dit zullen Zijn koninklijke titels zijn: Wonderbare Raadgever, Machtige God, Vader der eeuwen, Vorst van de vrede.
Aan Zijn groeiende en vredevolle bewind zal nooit een einde komen. Vanaf de troon van Zijn vader David zal Hij met volmaakte eerlijkheid en rechtvaardigheid regeren. Hij zal alle volken van de wereld echte rechtvaardigheid en vrede brengen. En dit alles zal gebeuren, omdat de brandende liefde van de HERE van de hemelse legers zich heeft voorgenomen dit te doen!
De Here heeft gesproken tot het trotse Israël, dat zegt dat het haar land beter en mooier dan tevoren zal herbouwen, ook al is het nu een puinhoop. De wilde vijgebomen zijn omgehakt, maar die zullen worden vervangen door ceders!
De HERE antwoordt op uw grootspraak door uw vijanden tegen u in het veld te brengen. De Syriërs vanuit het oosten en de Filistijnen vanuit het westen. Zij zullen Israël gulzig verslinden. En zelfs dan zal de toorn van de HERE tegen u nog niet zijn bekoeld. Zijn hand blijft uitgestrekt, klaar om u te slaan.
Want na al deze straffen zult u zich niet bekeren en u niet naar Hem, de HERE van de hemelse legers, toekeren.
Daarom zal de HERE in één dag de leiders van Israël en de leugenprofeten vernietigen.
Want de leiders hebben het volk langs de paden van verwoesting steeds verder naar de ondergang gevoerd.
Daarom beleeft de HERE geen genoegen aan hun jonge mannen en heeft Hij zelfs geen medelijden met de weduwen en de wezen. Want zij zijn huichelaars en uit hun monden komt alleen dwaasheid. Daarom is Zijn toorn nog niet bekoeld en heeft Hij Zijn hand nog uitgestoken, klaar om toe te slaan.
Hij zal al deze verdorvenheid, deze dorens en distels, verbranden. En de vlammen zullen ook de bossen in de as leggen en dikke rookwolken zullen uit die brand omhoog stijgen.
Het land is zwartgeblakerd door dat vuur, door de toorn van de HERE van de hemelse legers. Het volk is brandstof voor de vlammen. Iedereen vecht tegen zijn broeder om zijn eten te stelen, maar niemand heeft ooit genoeg. Tenslotte zullen zij zelfs hun eigen vlees eten!
Manasse tegen Efraïm en Efraïm tegen Manasse; en die beiden tegen Juda. Zelfs door dit alles zal Gods toorn nog niet zijn bekoeld. Zijn hand blijft zwaar op hen drukken om hen te straffen."

10

"Wee de onrechtvaardige rechters en hen die slechte wetten uitvaardigen", zegt de HERE,
"zodat er geen gerechtigheid is voor de armen, weduwen en wezen. Ja, het is waar dat zij zelfs weduwen en ouderloze kinderen schaamteloos plunderen.
En wat zult u doen als Ik u bezoek op de dag dat Ik vanuit een ver land de verwoesting op u afstuur? Tot wie zult u zich wenden om hulp? Waar zullen uw schatten veilig zijn?
Ik zal u niet helpen; u zult voortstrompelen als gevangenen en tussen de verslagenen op de grond liggen. En zelfs dan zal mijn toorn nog niet voorbij zijn. Mijn hand blijft uitgestrekt, klaar om u te slaan.
Assur is de zweep van mijn toorn, zijn militaire kracht is mijn wapen tegen dit goddeloze volk, deze gedoemden en vervloekten. Hij zal hen tot slaven maken, hen uitplunderen en als vuil onder zijn voeten vertrappen.
Maar de koning van Assur zal niet weten dat Ik hem stuurde. Hij zal eenvoudig denken dat hij mijn volk aanvalt als onderdeel van zijn plan om de wereld te veroveren.
Hij zal aankondigen dat al zijn prinsen spoedig koningen over de veroverde gebieden zullen zijn.
'Wij zullen Kalno vernietigen, net als Karchemis', zal hij zeggen, 'en Hamath zal net als Arpad tegen ons ten onder gaan; Samaria zullen wij vernietigen, net zoals wij het Damascus deden.
Wij hebben menig koninkrijk ten val gebracht, dat machtiger afgoden kende dan die van Samaria en Jeruzalem.
Als wij Samaria en haar afgoden hebben vernietigd, zullen wij ook Jeruzalem met haar afgoden te gronde richten."
Nadat de Here de koning van Assur heeft gebruikt om Zijn doel te bereiken, zal Hij Zich tegen het volk van Assur keren en de Assyriërs op hun beurt straffen, want zij zijn trotse en hooghartige mensen.
Zij brallen: "Wij hebben door eigen kracht en wijsheid deze oorlogen gewonnen. Met onze eigen kracht braken wij de muren kapot, vernietigden het volk en droegen hun schatten weg.
In onze grootheid beroofden wij het volk van zijn schatten als iemand, die een vogelnest leegrooft en wij verzamelden koninkrijken als een boer, die eieren raapt. Niemand kan een vinger naar ons uitsteken of zijn mond openen om tegen ons te piepen!"
Maar de HERE zegt: "Zal de bijl er prat op gaan dat hij meer kracht heeft dan de man die hem hanteert? Is de zaag machtiger dan de man die zaagt? Kan een stok slaan zonder een hand die hem vasthoudt? Kan een wandelstok uit zichzelf lopen?"
Om uw verwaten grootspraak, koning van Assur, zal de HERE God van de hemelse legers een plaag onder uw trotse legereenheden sturen en hen neerslaan.
God, het Licht en de Heilige van Israël, zal het vuur en de vlam zijn, die hen zal vernietigen. In een enkele nacht zal Hij die dorens en distels verbranden, die Assyriërs die het land Israël verwoestten.
Het machtige leger van Assur lijkt op een groot woud, maar toch zal het worden vernietigd. De HERE zal hen vernietigen, hun ziel en hun lichaam, zoals een zieke die langzaam wegkwijnt.
Slechts enkele leden van dat machtige leger zullen overblijven, zo weinig dat een kind hen zou kunnen tellen!
Uiteindelijk zullen de overlevenden in Israël en Juda dan hun vertrouwen weer stellen in de HERE, de Heilige van Israël. In plaats van angstig te zijn voor degenen die hen sloegen.
Een restant van hen zal terugkeren naar de machtige God.
Want al waren de Israëlieten zo talrijk als het zand aan het strand van de zee, toch zal een klein deel van hen op dat moment zijn overgebleven om terug te keren; tot verdelging is besloten opdat daaruit gerechtigheid voortkomt.
Ja, de HERE God van de hemelse legers heeft nu al vast besloten hen te verteren, temidden van de gehele aarde.
Daarom zegt de HERE God van de hemelse legers: "O mijn volk in Jeruzalem, wees niet bang voor de Assyriërs als zij u onderdrukken, zoals de Egyptenaren lang geleden deden.
Het zal niet lang duren; binnen korte tijd zal mijn toorn tegen u bekoelen en dan zal mijn toorn zich tegen hen keren om hen te vernietigen."
De HERE van de hemelse legers zal Zijn engel sturen om hen in een machtige slag te verslaan, zoals in de tijd dat Gideon de Midianieten bij de rots Oreb versloeg of zoals toen God de Egyptische legers in de zee liet verdrinken.
Die dag zal God de last van de schouders van Zijn volk afnemen. Hij zal het bevrijden van het slavenjuk en dat juk vernietigen, zoals werd bevolen.
Kijk, de machtige legers van Assur zijn in aantocht! Nu zijn zij bij Ajath en nu bij Migron; zij slaan voorraden op bij Michmas en trekken de pas over; zij overnachten in Geba. De angst houdt Rama in zijn greep; alle inwoners van Gibea (de stad van Saul) rennen voor hun leven.
Schreeuw van angst, inwoners van Gallim! Geef de waarschuwing door aan Laïs, want het machtige leger is in aantocht. Arm Anathoth, wat een wreed lot staat u te wachten!
Daar vluchten de inwoners van Madmena, de inwoners van Gebim maken zich klaar om er vandoor te gaan.
Maar de vijand houdt halt bij Nob en blijft daar de rest van de dag. Hij schudt zijn vuist tegen Jeruzalem op de berg Sion.
Maar dan, kijk, kijk! De Here, de HERE van alle hemelse legers, hakt die machtige boom om! Hij vernietigt heel dat enorme leger, groot en klein, officieren en manschappen.
Hij, de Machtige, zal de vijand omhakken zoals de bijl van een houthakker de bomen in de bossen van de Libanon omhakt.

11

Het geslacht van David (A) zal worden afgesneden, zal worden omgehakt als een boom. Maar uit de stronk zal een scheut (B) groeien; ja, een nieuwe vrucht uit oude wortels.
En de Geest van de HERE zal op Hem rusten, de Geest van wijsheid en inzicht, van raad en kracht; de Geest van kennis en van ontzag voor de HERE.
Het gehoorzamen van de HERE zal Zijn lust en leven zijn. Hij zal niet rechtspreken op grond van wat aannemelijk lijkt of op grond van valse getuigenis of van horen zeggen.
De armen en verdrukten zal Hij verdedigen. Maar Hij zal rechtspreken over de gewetenloze en goddeloze mensen die hen onderdrukken.
Want Hij zal bekleed zijn met rechtvaardigheid en trouw.
Dan zullen de wolf en het lam bij elkaar liggen en er zal vrede heersen tussen panter en geit. Kalveren en mestvee zullen veilig tussen de leeuwen kunnen lopen en een klein kind zal hen hoeden.
De koeien zullen tussen beren grazen; jonge beertjes zullen bij kalveren liggen en de leeuwen zullen net als de koeien gras eten.
Babies zullen veilig tussen giftige slangen kruipen en een klein kind, dat zijn hand in een nest met giftige adders steekt, zal hem er weer ongeschonden uithalen.
Op heel mijn heilige berg zal niemand en niets schade aanrichten of vernietigen, want zoals het water de zee vult, zal de aarde vol zijn van de kennis van de HERE.
In die tijd zal de grondlegger van het koninklijke geslacht van David (C) een banier van heil zijn voor de hele wereld. Alle volken zullen naar Hem toekomen, want het land waar Hij woont, is een glorieuze plaats.
In die tijd zal de Here voor de tweede keer een restant van Zijn volk terugbrengen naar het land Israël. Zij zullen komen vanuit Assur, Egypte, Pathros, Ethiopië, Elam, Babel, Hamath en uit alle ver afgelegen kustlanden.
Hij zal een banier voor hen oprichten tussen de volken, waarheen zij kunnen trekken; Hij zal de verstrooide Israëlieten bijeenbrengen vanuit alle hoeken van de aarde.
Dan zal er tenslotte een einde komen aan de jaloezie tussen Israël en Juda; zij zullen elkaar niet langer bestrijden.
Samen zullen zij de volken uit het oosten en het westen, die hun land bezet houden, aanvallen. Zij zullen hun krachten bundelen om hen te vernietigen en zij zullen Edom, Moab en Ammon onderwerpen.
De HERE zal een pad door de Rode Zee droogleggen en Zijn hand over de Eufraat (D) bewegen en een machtige wind sturen, die haar zal verdelen in zeven afzonderlijke beekjes die gemakkelijk kunnen worden overgestoken.
Hij zal een gebaande weg vanuit Assur maken voor het restant dat daar is overgebleven, net zoals Hij voor heel Israël deed toen het uit Egypte terugkeerde.

12

Op die dag zult u zeggen: "Ik loof de HERE! Zijn toorn was op mij, maar nu troost Hij mij.
Kijk, God is gekomen om mij te redden! Ik zal vertrouwen en niet bang zijn, want de HERE is mijn kracht en mijn lied; Hij is mijn heil.
Wat is het een vreugde om te drinken uit Zijn fontein van heil!"
Op die wonderbaarlijke dag zult u zeggen: "De HERE zij gedankt! Geprezen zij Zijn Naam! Vertel de wereld over Zijn liefdevolle daden. Want Hij is machtig!"
Zing voor de HERE, want Hij heeft majestueuze dingen gedaan. Maak Zijn glorie over de hele wereld bekend.
Laten alle inwoners van Jeruzalem met vreugde Zijn roem uitroepen. Want groot en machtig is de Heilige van Israël, Die onder u woont."

13

Dit is de profetie die God aan Jesaja, de zoon van Amoz, over Babel gaf:
Kijk, de vlaggen en de vaandels wapperen als hun vijand tot de aanval overgaat. Roep naar hen, Israël, en zwaai met uw hand wanneer zij optrekken tegen Babel om de paleizen van de rijken en de machthebbers te vernietigen.
Ik, de HERE, heb deze legers voor deze taak uitgezocht; Ik heb deze mannen, die blij zijn met hun eigen kracht, geroepen om zo mijn toorn te koelen.
Luister eens naar het daveren in de bergen! Luister naar het geluid van het marcherende leger! Het is het lawaai en de roep van vele volken. Vanuit verre landen heeft de HERE van de hemelse legers hen daar gebracht.
Zij zijn de wapens, die Zijn hand tegen u, o Babel, hanteert. Zij dragen Zijn toorn met zich mee en zullen uw hele land met de grond gelijk maken.
Jammer, want de tijd van de HERE is nu gekomen, de tijd dat de Almachtige u verwoest.
Uw armen zijn verlamd door angst. De moedigste harten smelten en zijn bang.
De angst grijpt u met pijnlijke scheuten, zoals de weeën een zwangere vrouw overvallen. U kijkt elkaar hulpeloos aan wanneer de vlammen van de brandende stad op uw ontzette gezichten weerspiegelen.
Want kijk, de dag van de HERE is in aantocht, de vreselijke dag van Zijn verbolgenheid en vurige toorn. Het land zal worden vernietigd, evenals alle zondaars.
De hemelen boven hen zullen zwart zijn. De sterren, de zon en de maan zullen geen licht geven.
En Ik zal de wereld straffen voor haar kwaad, alle inwoners voor hun zonden; Ik zal de arrogantie van de trotse man en de hooghartigheid van de rijke neerslaan.
Weinigen zullen nog in leven zijn als Ik mijn werk heb beëindigd. Mannen zullen schaars zijn als goud; van grotere waarde dan het goud van Ofir.
Want Ik zal de hemelen door elkaar schudden in mijn toorn en vreselijke verbolgenheid en de aarde zal van haar plaats worden gebracht.
De legers van Babel zullen vluchten totdat zij uitgeput zijn. Zij trekken terug naar hun eigen land als een hert, dat wordt achtervolgd door honden. Zij dwalen rond als schapen, die alleen zijn gelaten door hun herder.
Zij die niet vluchten, zullen worden afgeslacht.
Hun kinderen zullen tegen de grond worden verpletterd waar zij bij staan. Hun huizen zullen worden geplunderd en hun vrouwen verkracht door de aanvallende horden.
Want Ik zal de Meden tegen Babel opzetten en geen enkel bedrag in zilver of goud zal hen kunnen afkopen.
De aanvallende legers zullen geen medelijden hebben met de jonge mensen van Babel, met babies of met kinderen.
Zo zal Babel, het luisterrijkste van alle koninkrijken, de bloem van de Chaldese cultuur, net zo volledig worden verwoest als Sodom en Gomorra, toen de HERE vuur uit de hemel stuurde.
Babel zal voor eeuwig worden vernietigd. Generatie na generatie zal voorbij gaan, maar het land zal nooit meer worden bewoond. De nomaden zullen er zelfs geen kamp opslaan. En de herders zullen hun schapen er niet laten overnachten.
De wilde dieren van de woestijn zullen het bewonen en huilende beesten zullen zich in de vervallen huizen ophouden. Er zullen struisvogels leven en de geesten zullen er komen om te dansen.
Hyena's en jakhalzen zullen in de paleizen rondlopen. De dagen van Babel zijn geteld. De dag van de vervloeking is op handen.

14

Maar de HERE zal Zich over de Israëlieten ontfermen; zij zijn nog steeds het volk, dat Hij heeft uitgekozen. Hij zal hen terugbrengen en zij zullen zich weer in het land Israël vestigen. En mensen van vele nationaliteiten zullen zich bij hen voegen en hun bondgenoten zijn.
De volken van de wereld zullen hen helpen bij hun terugkeer en zij, die in hun land komen wonen, zullen hen dienen. Door hen tot slaven te maken, zal Israël niet langer in slavernij verkeren; Israël zal over haar vijanden heersen!
Op die prachtige dag, dat de HERE Zijn volk bevrijdt van zorgen en angst, van slavernij en ketens,
zult u spottend tegen de koning van Babel zeggen: "Tiran, eindelijk krijgt u uw verdiende loon!
Want de HERE heeft uw verdorven macht vernietigd en uw slechte bewind te gronde gericht.
U vervolgde mijn volk met uw schrikbewind en hield de volken in de greep van de angst. U ontketende een meedogenloze vervolging."
Maar nu is de hele wereld tot rust gekomen en alles is stil! Overal heerst uitbundige vreugde!
Zelfs de bomen van het bos (de cypressen en ceders van de Libanon) zingen dit blijde lied: "Uw macht is gebroken. Niemand zal ons nu nog lastigvallen; eindelijk hebben wij rust."
De bewoners van het dodenrijk lopen te hoop om u te ontmoeten als u hun domein betreedt. Wereldleiders en de machtigste koningen van de aarde, die al lang geleden zijn gestorven, zijn daar om u te zien.
Eenstemmig roepen zij: "Nu bent u net zo zwak als wij!"
Uw macht en kracht zijn verdwenen; zij zijn met u begraven. De klanken van prachtige muziek in uw paleis zijn weggestorven; de wormen zijn voortaan uw matras, de maden uw deken!
U bent nu uit de hemel gevallen, morgenster, zoon van de dageraad! U bent op de aarde neergeveld, hoewel u vele volkeren op aarde overwon.
Want u zei bij uzelf: "Ik zal de hemel bestormen en hoger dan de sterren heersen. Ik zal de hoogste troon bestijgen. Ik zal zetelen op de berg van de samenkomst, ver weg in het noorden.
Ik zal opklimmen tot in de hoogste hemelen en gelijk zijn aan de Allerhoogste."
Maar in plaats daarvan zult u in het diepst van het dodenrijk worden geworpen.
Allen die zich daar bevinden, zullen u aanstaren en vragen: "Kan dit degene zijn die de aarde en de koninkrijken van de wereld op hun fundamenten deed schudden?
Kan dit degene zijn die de wereld in een woestijn herschiep, die steden met de grond gelijk maakte en niet het minste medelijden had met zijn gevangenen?"
De koningen van de volken liggen met statige glorie in hun graven,
maar uw lichaam is weggegooid als een gebroken tak; het ligt in een open graf, bedekt met de lichamen van hen die in de slag werden gedood. Het ligt als een kadaver op straat, vertrapt en verscheurd door paardehoeven.
Voor u zal geen gedenkteken worden opgericht, want u vernietigde uw eigen land en slachtte uw eigen volk af. Uw zoon zal u niet opvolgen als koning.
Dood de kinderen van deze zondaar. Geef hun niet de kans weer op te staan en het land weer te veroveren of de steden van de wereld te herbouwen.
"Ikzelf heb Mij tegen hem gekeerd", zegt de HERE van de hemelse legers, "en Ik zal voorkomen dat zijn kinderen of kleinkinderen ooit op zijn troon zullen zitten.
Ik zal van Babel een verlaten land maken, waar roerdompen zich thuisvoelen tussen de poelen en de moerassen. Ik zal het land schoonvegen met de bezem van de vernietiging", zegt de HERE van de hemelse legers.
Hij heeft gezworen dat Hij dit zal doen! Want dit is Zijn deel en Zijn plan.
"Ik heb besloten het Assyrische leger te vernietigen als het zich in Israël bevindt. Ik zal de Assyriërs neerslaan op mijn bergen. Mijn volk zal niet langer hun slavenvolk zijn.
Dit is mijn plan voor de hele aarde. Ik zal het uitvoeren met mijn enorme macht, die over de hele wereld reikt."
De HERE, de God van de hemelse legers, heeft gesproken; wie kan Zijn plannen veranderen? Als Hij Zijn hand uitsteekt, wie zal Hem dan tegenhouden?
Dit is de boodschap, die ik kreeg in het jaar waarin koning Achaz stierf:
Lach niet te vroeg, Filistijnen, ook al is de koning, die u onderdrukte, dood. Die stok is gebroken, dat wel, maar zijn zoon is een groter gevaar dan de vader ooit is geweest! Want uit de slang wordt een adder geboren en die brengt een vurige draak voort, die u zal vernietigen!
Ik zal de armen van mijn volk veilig hoeden en zij zullen in mijn weide grazen! De behoeftigen zullen in vrede kunnen gaan liggen. Maar wat u betreft, u zal Ik met de honger en het zwaard uitroeien.
Jammer, Filistijnse steden, want uw lot is bezegeld. Uw hele land is veroordeeld. Want een goed geoefend leger komt vanuit het noorden op u af.
Welk antwoord heeft men de boden van het volk te geven? Dit: God heeft Jeruzalem een hecht fundament gegeven en Hij heeft Zich voorgenomen de armen van Zijn volk binnen haar muren een veilige schuilplaats te geven.

15

Dit is Gods profetie over Moab: Uw steden Ar en Kir zullen in één nacht worden verwoest.
Uw onderdanen in Dibon gaan naar hun tempels om te treuren om het lot van Nebo en Medeba; zij scheren uit rouw hun hoofdhaar en hun baard af.
In zakken gekleed lopen zij door de straten en vanuit elk huis is het geklaag van de rouwenden te horen.
De kreten vanuit Hesbon en Eleale worden tot in Jahaz vernomen. De moedigste strijders van Moab schreeuwen het uit van angst.
Met pijn in het hart denk ik aan Moab! Haar inwoners vluchten naar Zoar en Eglath-Selisia. Huilend gaan zij langs de weg naar Lubith omhoog en hun geklaag is op de weg naar Horonaïm nog te horen.
Zelfs de Nimrim-rivier wordt een woestenij. Het gras verdort en de kwetsbare planten verwelken.
De vertwijfelde vluchtelingen nemen alleen dat mee wat zij van hun bezittingen kunnen dragen en vluchten over de Wilgenbeek.
In het land Moab, van het ene tot het andere eind, wordt gerouwd en geklaagd.
Het water van de Dimon is rood gekleurd door bloed, maar Ik zal nog meer rampen over de Dimon laten gaan. Leeuwen zullen jagen op de ontsnapten en achtergeblevenen.

16

Stuur vette lammeren als geschenk naar de heerser van het land. Laat deze vanaf de rots in de woestijn naar Jeruzalem gaan.
Want de Moabitische vrouwen zijn aan de oevers van de rivier de Arnon achtergebleven als opgejaagde vogels, die hun nest zijn kwijtgeraakt.
Zij smeken om raad en hulp: "Verleen ons asiel en bescherm ons. Verraad onze verblijfplaats niet aan onze achtervolgers.
Laat onze ontheemden bij u mogen blijven; verberg hen voor onze vijanden! God zal u belonen voor de vriendelijkheid, die u ons bewijst. Als u de Moabitische vluchtelingen toestaat zich onder u te vestigen, zal God als de terreur en onderdrukking voorbij zijn, Davids troon voor altijd laten bestaan. Op die troon zal Hij een goede en rechtvaardige koning zetten."
Is dit het trotse Moab, waarover wij zoveel hebben gehoord? De hooghartigheid en de overmoed, het pralen en het gebluf zijn helemaal verdwenen!
Daarom zullen de Moabieten om hun eigen lot treuren. Ja, Moab, u zult rouwen om het overwonnen Kir-Haréseth,
om de verlaten boerderijen van Hesbon en de wijngaarden van Sibma. De vijandelijke leiders hebben de wijnplanten, die zich uitstrekten tot aan Jaëzer in de woestijn en waarvan de ranken zelfs over de zee bij Jaëzer reikten, kort en klein geslagen.
Daarom huil ik om Jaëzer en om de wijngaarden van Sibma. Mijn tranen zullen vloeien om Hesbon en Ele le, want de verwoesting is over uw zomerfruit en uw oogst gegaan.
De blijdschap is weg, de vreugde om de oogst is verdwenen. Het blijde zingen in de wijngaarden zal niet meer worden gehoord. Het persen van de druiven in de wijnpersen ligt voor altijd stil. Ik heb een einde gemaakt aan al hun oogstvreugde.
Ik zal diep in mijn binnenste huilen om Moab. Mijn rouw om Kir-Heres zal een intens treuren zijn.
De Moabieten zullen vertwijfeld bidden tot hun afgoden op de heuveltoppen, maar dat zal niets helpen; zij zullen in hun tempels naar hun afgoden schreeuwen, maar er zal niemand komen om hen te redden.
Deze woorden zijn al eerder over Moab gezegd; maar nu zegt de HERE: Binnen drie jaar zal het met de heerlijkheid van Moab en met al zijn grootspraak gedaan zijn. Wat ervan overblijft, zal gering en machteloos zijn.

17

Dit is Gods profetie over Damascus, de hoofdstad van Syrië: Kijk, Damascus is verdwenen! Het is niet langer een stad, het is een puinhoop, een grote ruïne geworden!
De steden van Aroër zijn verlaten. Schapen liggen daar rustig en onbevreesd, want er is niemand, die hen wegjaagt.
De kracht van Israël en de macht van Damascus zullen ophouden te bestaan en het restant van Syrië zal worden vernietigd. "Het zal hen net zo vergaan als het de pracht van Israël verging", zegt de HERE van de hemelse legers.
Ja, de glorie van Israël zal verbleken als de armoede het land binnenkomt.
Israël zal verarmd liggen zoals de geoogste korenvelden in het dal van Refaïm.
Och, slechts enkelen van het volk zullen overblijven, net zoals de enkele olijven die in de bomen achterblijven na de oogst. Twee of drie in de hoogste takken, vier of vijf aan de buitenste twijgen.
En pas dan zullen zij aan God, hun Schepper, denken en hun blik richten op de Heilige van Israël.
Die dag zullen zij niet langer hun afgoden om hulp vragen en zij zullen wat hun eigen handen hebben gemaakt, niet meer aanbidden. De afbeeldingen van Astarot en de zonnegoden zullen hen niet langer respect inboezemen.
Hun grootste steden zullen net zo verlaten zijn als de verre beboste heuvels en de bergtoppen. Zij zullen lijken op uitgestorven steden, waaruit de inwoners vluchtten toen de Israëlieten in aantocht waren.
Waarom? Omdat u zich hebt afgekeerd van de God, Die u kan redden; de rots, die uw toevluchtsoord is. Daarom plantte u mooie en zeldzame gewassen.
Maar hoewel zij zo goed gedijen dat zij op de morgen dat u ze plant al bloeien, zult u er toch nooit van oogsten. Het enige dat het u zal opleveren, is veel ziekte en ongeneeslijke pijn.
Wee de legers, die in de richting van Gods land denderen!
Al bulderen zij als grote golven, die zich op het strand storten, God zal hun het zwijgen opleggen. Zij worden uiteengejaagd als kaf, dat door de wind wordt weggeblazen, als opwaaiend stof in een storm.
's Avonds voelt Israël zich nog bedreigd, maar de volgende morgen zijn haar vijanden dood. Dat is het verdiende loon van hen, die het volk van God uitplunderen en vernietigen.

18

Wee u, land aan de bovenstroom van de Nijl (A) waar gevleugelde zeilboten over het water glijden!
Land, dat ambassadeurs in snelle boten langs de Nijl stuurt! Laat snelle gezanten naar u terugkeren. Naar een groot en soepel volk, dat overal wordt gevreesd. Een veroverend en vernietigend volk, van wie het land verdeeld is door rivieren. Dit is de boodschap, die u wordt gestuurd:
Als ik mijn oorlogsvlag hijs op de berg, laat dan de hele wereld goed opletten! Als ik op de trompet blaas, luister dan goed!
Want de HERE heeft mij het volgende verteld: Laat uw machtige leger nu tegen Israël optrekken. God zal rustig toekijken vanuit Zijn tempel in Jeruzalem, kalm als op een mooie zomerdag of een ochtend in de oogsttijd, nevelig van dauw.
Maar voordat u de aanval hebt ingezet en terwijl uw plannen als druiven rijpen, zal Hij u afsnijden, zoals een snoeimes een twijg afsnijdt. Hij zal de aarzelend tastende ranken afknippen.
Uw machtige leger zal dood op het slagveld achterblijven als een prooi voor de bergvogels en de wilde dieren; de gieren zullen de hele zomer lichamen uit elkaar scheuren en de wilde dieren zullen de hele winter op botten knagen.
Maar er zal een tijd komen waarin dat sterke en machtige land, dat wijd en zijd wordt gevreesd, dat veroverende en vernietigende volk, van wie het land verdeeld is door rivieren, geschenken zal brengen naar de tempel van de HERE van de hemelse legers in Jeruzalem, op de berg Sion.

19

Dit is Gods profetie over Egypte: Kijk, de HERE komt naar Egypte, rijdend op een snelle wolk; de afgoden van Egypte beven en de harten van de Egyptenaren smelten van angst.
Ik zal hen tegen elkaar opzetten: Broer tegen broer, buurman tegen buurman, stad tegen stad, provincie tegen provincie.
Zijn wijze raadslieden raken in paniek, zij weten niet meer wat zij moeten doen; zij smeken hun afgoden om wijsheid en vragen mediums, tovenaars en heksen om raad.
Ik zal Egypte overleveren aan een harde, wrede meester, aan een strenge koning, zegt de HERE God van de hemelse legers.
Het water van de Nijl zal niet meer rijzen en het land overspoelen. De bevloeiingskanalen zullen uitdrogen
en de greppels zullen stinken naar rottend riet.
Alle groen langs de rivier zal verdorren en verwaaien. De gewassen zullen verdwijnen; alles gaat dood.
De vissers zullen zuchten en morren, omdat zij niets te doen hebben; zij, die met haken en netten vissen vangen, zullen zonder werk zitten.
De wevers zullen geen katoen hebben, omdat de oogsten mislukken.
Hooggeplaatsten en gewone arbeiders, allemaal zullen zij gebroken en bedroefd zijn.
De raadgevers van Zoan zijn erg onverstandig! Zelfs hun beste raad aan de koning van Egypte is fout en onverstandig. Zullen zij blijven pochen op hun wijsheid? Zullen zij Farao durven wijzen op de generaties van wijze mannen, waaruit zij zijn voortgekomen?
Wat is er gebeurd met uw wijze adviseurs, Farao? Waar is hun wijsheid gebleven? Als zij werkelijk wijs zijn, laten zij u dan vertellen wat de HERE met Egypte gaat doen.
De 'wijze mannen' uit Zoan zijn ook dwaalgeesten en die uit Memphis (A) zijn gewoon verwarde bedriegers. Zij zijn uw beste krachten, maar hebben Egypte de das omgedaan met hun slechte adviezen.
De HERE heeft een geest van bedwelming op hen afgestuurd, zodat al hun voorstellen dubieus zijn; zij maken Egypte wankel als een dronkaard, die nauwelijks op zijn benen kan staan.
Egypte is onmachtig, haar daadkracht is verdwenen; niemand kan haar de goede weg wijzen.
In die tijd zullen de Egyptenaren zijn als vrouwen; zij zullen sidderen van angst onder de opgeheven vuist van God.
Alleen al het uitspreken van de naam Israël zal hun de stuipen op het lijf jagen. Want de HERE van de hemelse legers heeft plannen tegen hen gemaakt.
Dan zullen vijf Egyptische steden de HERE van de hemelse legers gaan volgen en zij zullen Hebreeuws beginnen te spreken. Eén ervan zal 'Heres', d. i. stad van de nederlaag, worden genoemd. (B)
In die tijd zal midden in Egypte een altaar voor de HERE staan en aan de grens een monument voor de HERE.
Dit zal een teken van trouw aan de HERE van de hemelse legers zijn. En als zij de HERE te hulp roepen tegen onderdrukkers, zal Hij hen een verlosser sturen en die zal hen bevrijden.
De HERE zal de Egyptenaren de kans geven Hem te leren kennen. Ja, zij zullen de HERE kennen en Hem hun offers en geschenken geven; zij zullen God beloften doen en die ook houden.
Zo zal de HERE Egypte eerst slaan en daarna weer genezen! Want de Egyptenaren zullen zich tot de HERE bekeren en dan zal Hij naar hun bidden luisteren en hen genezen.
In die tijd zullen Egypte en Assur verbonden zijn door een verkeersweg en de Egyptenaren en Assyriërs zullen ongehinderd tussen beide landen op en neer reizen en zij zullen dezelfde God aanbidden.
Israël zal hun bondgenoot zijn. Zij zullen zich gedrieën aaneensluiten en Israël zal hun tot zegen zijn.
Want de HERE zal Egypte en Assur zegenen terwille van hun vriendschap met Israël. Hij zal zeggen: "Gezegend zij Egypte, mijn volk; gezegend zij Assur, het land dat Ik heb gemaakt; gezegend zij Israël, mijn erfdeel!"

20

In het jaar waarin koning Sargon van Assur zijn veldmaarschalk naar de Filistijnse stad Asdod stuurde en deze de stad innam,
gaf de HERE Jesaja, de zoon van Amoz, de opdracht: "Trek uw kleren en uw schoenen uit en blijf zo rondlopen." Jesaja deed wat de HERE hem opdroeg en liep op blote voeten ongekleed rond.
Toen zei de HERE: "Mijn dienaar Jesaja, die nu drie jaar lang naakt en op blote voeten heeft rondgelopen, is het symbool van de vreselijke rampen, die Ik over Egypte en Ethiopië zal brengen.
Want de koning van Assur zal de Egyptenaren en Ethiopiërs gevankelijk wegvoeren, naakt en op blote voeten. Jong en oud zullen met blote billen lopen, tot schande van Egypte.
Hoe ontmoedigd zullen de Filistijnen dan zijn, want zij rekenden op de 'kracht van Ethiopië' en op hun 'machtige bondgenoot' Egypte! En zij zullen zeggen: 'Als Egypte zoiets kan overkomen, welke kans hebben wij dan nog?"

21

Dit is Gods profetie over Babel: Het onheil komt huilend over u heen vanuit de vreselijke woestijn, als een wervelwind uit de Negeb-woestijn.
Ik zie een dreigend visioen; het is vreselijk om te zien! God vertelt mij wat Hij gaat doen. Ik zie u, geplunderd en vernietigd. Elamieten en Meden zullen deel hebben aan de overwinning. Babel zal vallen en het gekerm van de volken die het onderdrukte, zal ophouden.
Mijn maag komt in opstand en brandt van pijn; scherpe weeën van afschuw pijnigen mij, zoals weeën een vrouw pijnigen wanneer zij een kind ter wereld brengt. Mijn benen worden slap als ik hoor wat God van plan is; ik krimp ineen, verblind door angst.
De schrik overvalt mij en mijn hart bonst als een razende. De schemering waarvan ik vroeger zo genoot, maakt mij nu bang.
Kijk! Zij maken alles klaar voor een feestelijke maaltijd! Ze dekken de tafels met voedsel en schuiven hun zetels bij om te gaan eten. Snel, snel, grijp uw schilden en maak u klaar voor de strijd! U wordt aangevallen!
Ondertussen (in mijn visioen) had de Here mij gezegd: "Zet een uitkijk op de stadsmuur en laat hij melden wat hij ziet. Als hij een groep mannen ziet komen, die twee-aan-twee op ezels en kamelen rijden, zeg dan tegen hem: 'Dat zijn ze, houd ze goed in de gaten!"
En ik zette een uitkijk op de muur en uiteindelijk schreeuwde hij: "Meneer, ik heb dag en nacht op wacht gestaan! En nu eindelijk, kijk! Daar komen zij die twee-aan-twee rijden!" Toen hoorde ik een stem, die riep: "Babel is gevallen en alle afgoden van Babel liggen gebroken op de grond."
Och, mijn geslagen en vertrapte volk. Ik heb u alles verteld wat de HERE van de hemelse legers, de God van Israël, tegen mij heeft gezegd.
Dit is Gods profetie over Edom. Iemand uit uw midden blijft naar mij roepen. Hij roept naar mij: "Wachter, hoe ver is de nacht gevorderd? Wachter, wat is de boodschap van deze nacht? Hoever is de tijd voortgeschreden?"
En de wachter antwoordt: "De ochtend breekt aan, maar toch is het nog nacht. Keer terug naar God, dan kan ik u beter nieuws bezorgen. Zoek naar Hem, keer daarna terug en vraag het mij opnieuw!"
Dit is Gods profetie over Arabië. Karavanen van de Dedanieten, u zult u verschuilen in de wouden van Arabië.
Volk van Tema, breng deze dorstige vluchtelingen voedsel en water.
Zij zijn gevlucht voor getrokken zwaarden, scherpe pijlen en de verschrikkingen van de oorlog!
"Binnen een jaar", zegt de Here, "zal de overmacht van hun vijand, (A) de machtige stam van Kedar, tot een einde komen.
Slechts enkelen van hun gevreesde boogschutters zullen overblijven." De HERE, de God van Israël, heeft gesproken.

22

Dit is Gods profetie over Jeruzalem (A): Wat is er aan de hand? Wat is iedereen aan het doen? Waarom rennen ze de daken op en waar staan ze naar te kijken?
De hele stad is in opschudding. Wat is er mis in deze woelige, gelukkige stad? Lichamen! Overal liggen lichamen, gedood door een plaag, niet met het zwaard!
Al uw leiders vluchtten; zij gaven zich zonder verweer over. De mensen probeerden nog te ontkomen, maar ook zij werden gepakt.
Laat mij alleen, dan kan ik huilen. Probeer niet mij te troosten. Laat mij huilen om mijn volk, terwijl ik toekijk hoe het wordt vernietigd.
Och, wat een vreselijke dag! Een dag van verwarring en verwoesting door de HERE God van de hemelse legers! De muren van Jeruzalem worden omver gehaald en de doodskreten echoën tussen de berghellingen.
De boogschutters zijn Elamieten, de wagenmenners Syriërs en de mannen van Kir dragen de schilden. Zij vullen uw mooie dalen en lopen te hoop voor uw poorten.
God heeft Zijn beschermende zorg teruggetrokken. U rent naar het arsenaal om wapens te halen!
U inspecteert de muren van Jeruzalem om te kijken of nog iets moet worden gerepareerd! U keurt de huizen en laat er enkele slopen om aan stenen voor het herstel van de muren te komen. Tussen de stadsmuren bouwt u een reservoir voor het water van de laagstgelegen bron! Maar al uw koortsachtige activiteit zal nutteloos zijn, want u vraagt God niet eenmaal om hulp, hoewel Hij u dit aandoet. Hij heeft Zich dit al lang geleden voorgenomen.
De HERE God van de hemelse legers riep u op tot berouw, tot huilen en rouwen. Hij wilde dat u uw hoofden zou scheren uit berouw over uw zonden. Dat u in zakken gekleed zou gaan als teken van uw spijt.
Maar nee, u zingt en danst en speelt. U houdt feesten en u drinkt. "Laten wij eten en drinken en vrolijk zijn", zegt u. "Wat maakt het nog voor verschil, morgen zullen wij sterven."
De HERE van de hemelse legers heeft mij geopenbaard dat deze zonde u tot de dag van uw dood niet zal worden vergeven.
En diezelfde HERE God van de hemelse legers heeft mij verder gezegd: Ga naar de hofmaarschalk Sebna en zeg tegen hem: "Wie denkt u wel wie u bent dat u deze prachtige grafkamer voor uzelf in de rotsen laat uithakken?
Want de HERE, Die het mogelijk heeft gemaakt dat u zo weelderig bent gekleed, zal u met geweld wegslingeren en u in gevangenschap sturen, sterke man!
Hij zal u als een bal weggooien naar een groot, onherbergzaam land. Daar zult u sterven. Uw uiterlijk was glorieus, maar u bent een schandvlek voor de natie!
Ja, Ik zal u uit uw functie jagen", zegt de HERE, "en u van uw hoge positie naar beneden rukken.
In uw plaats zal Ik mijn dienaar Eljakim, de zoon van Hilkia, aanstellen.
Hij zal uw ambtsgewaad en titel dragen, uw waardigheid zal de zijne worden. Hij zal een vader zijn voor de inwoners van Jeruzalem en heel Juda.
Hij zal de sleutel van het huis van David dragen. Niemand zal kunnen openen of sluiten zonder zijn toestemming.
Ik zal hem een betrouwbare steunpilaar van mijn volk maken en hem steeds meer verantwoordelijkheden geven; hij zal de naam van zijn familie eer aandoen."
Maar de HERE zal die andere steunpilaar, die zo vast in de grond verankerd lijkt te zijn, eruit trekken! Hij zal losraken en omvallen en alles wat erop steunt, zal met hem vallen, want de HERE heeft gesproken.

23

Dit is Gods profetie over Tyrus: Huil, schepen van Tyrus, die vanuit verre landen op de thuisreis zijn! Huil om uw haven, want hij is verdwenen! De geruchten die u op Cyprus hoorde, zijn waar.
Overal heerst een doodse stilte. De geluiden van de rumoerige haven, vol schepen uit Sidon die koopwaar van over de zee uit Egypte en het gebied langs de Nijl aanvoeren, zijn verstomd. U was de grootste handelsmarkt ter wereld.
Schaam u, Sidon, (A) bolwerk van de zee. Want nu bent u kinderloos!
Als dit nieuws Egypte bereikt, zal het veel verdriet teweegbrengen.
Vlucht naar Tarsis, mannen van Tyrus, en huil onderweg.
Deze verlaten ruïne is alles wat overbleef van uw eens zo luisterrijke stad. Het einde van een roemruchte geschiedenis. Denk eens aan alle kolonisten, die u naar verre landen stuurde!
Wie heeft deze ramp over Tyrus gebracht? Over dit land, dat koninkrijken schiep en wiens inwoners de belangrijkste kooplieden ter wereld waren?
De HERE van de hemelse legers heeft dit gedaan. Om uw trots te vernietigen en Zijn verachting te tonen over de hooggeplaatsten onder de mensen.
Zeil maar verder, schepen van Tarsis, want uw haven is er niet meer.
De HERE strekt Zijn hand uit over de zeeën; Hij deed de koninkrijken van deze aarde beven; Hij heeft Kanaän bevel gegeven deze machtige handelsstad, met al haar kracht, te vernietigen.
Hij zegt: "U, onteerde maagd, dochter van Sidon, zult nooit meer blij of sterk zijn. Zelfs als u naar Cyprus (B) vlucht, zult u geen rust vinden."
Want het zullen de Babyloniërs en niet de Assyriërs zijn, die Tyrus aanvallen. Zij zullen het belegeren, de paleizen met de grond gelijk maken en het herscheppen in een ruïne.
Huil maar, schepen van Tarsis, want uw thuishaven is verdwenen!
Zeventig jaar lang zal Tyrus worden vergeten. Dan, onder een andere koning, zal de stad weer tot leven komen; zij zal mooie liederen spelen als een prostituée, die lange tijd vergeten was. Nu loopt zij weer door de straten op zoek naar minnaars en wordt weer herkend.
Ja, na zeventig jaar zal de HERE Tyrus weer laten opleven, maar zij zal niet anders zijn dan vroeger; zij zal weer terugkeren op haar slechte wegen en hoererij bedrijven met de koninkrijken van de wereld.
Maar de winst van haar handelstransacties zal aan de HERE gewijd worden. Zij zal geen voorraad kunnen opslaan, maar het zal tot voedsel en kleding dienen voor hen die bij de HERE wonen.

24

Kijk! De HERE maakt de aarde weer leeg; Hij vernielt haar. Hij verandert haar aanzien en verstrooit wie daarop wonen.
Priesters en volk, dienaren en meesters, slavinnen en meesteressen, kopers en verkopers, leners en uitleners, schuldenaars en schuldeisers; niemand zal worden gespaard.
De aarde zal verlaten en leeggeroofd zijn. De HERE heeft gesproken.
De aarde lijdt onder de zonden van haar inwoners. De grond verarmt, de gewassen verdorren en de wolken weigeren regen te geven. De wereld is ontwijd door misdaden; haar bewoners hebben Gods wetten verdraaid en Zijn eeuwige geboden niet gehoorzaamd.
Daarom rust Gods vloek op hen; zij worden aan de vertwijfeling overgelaten en de aanhoudende droogte vernietigt hen. Slechts enkelen zullen het overleven.
Alle dingen die het leven mooi maken, zullen verdwijnen; de druivenoogst zal mislukken, er zal geen wijn meer zijn en de vrolijke muzikanten zullen zuchten en treuren.
De melodieuze klanken van de harp en de vrolijke tonen van de citer worden niet meer gehoord; de vrolijke dagen zijn voorbij.
De blijdschap van wijn en zang zijn niet meer; de sterke drank geeft een bittere smaak in de mond.
De stad is een chaos; alle huizen en winkels zijn afgesloten om plunderaars buiten te houden.
In de straten vormen zich benden die om wijn roepen; de vreugde is vrijwel helemaal verdwenen en de blijdschap is uit het land verbannen.
De stad is een puinhoop, haar poorten zijn vernield.
Want het zal op aarde, temidden van de volken, zijn als bij het afslaan van de olijven en bij de nalezing van de oogst.
Maar alle overgeblevenen zullen de stem verheffen en zingen van blijdschap; vanuit het westen zal men de majesteit van God prijzen
en in het oosten zal men die lofprijzing beantwoorden. Hoor ze zingen voor de HERE, overal ter wereld. Zij zingen over de glorie van de rechtvaardige! Maar mijn hart is zwaar van verdriet, want het kwaad voert nog steeds de boventoon en overal heerst nog het bedrog.
Angst, valkuilen en valstrikken zijn nog steeds uw lot, o mannen van de aarde.
Als u angstig vlucht, zult u in een kuil vallen en als u uit die kuil weet te vluchten, zult u in een val lopen, want de vernietiging valt vanuit de hemelen op u; de aarde schokt onder uw voeten.
De aarde wankelt gevaarlijk, alles is verloren en verward.
De aarde zwaait heen en weer als een dronkaard en schudt als een tent in een storm. Zij valt en zal niet meer opstaan, want de zonden drukken als een zware last op haar.
Die dag zal de HERE de gevallen engelen in de hemel straffen, evenals de trotse heersers van de landen van de wereld.
Zij zullen worden opgesteld als gevangenen en in een kerker worden opgesloten tot zij zijn berecht en veroordeeld.
Dan zal de HERE van de hemelse legers Zijn troon op de berg Sion zetten en glorieus regeren in Jeruzalem. Voor de ogen van alle oudsten van Zijn volk zal daar zo'n glorie heersen dat de heldere lichten van zon en maan er bij in het niet vallen.

25

HERE, ik zal Uw naam eren en prijzen, want U bent mijn God; U doet zulke wonderbaarlijke dingen! U hebt Uw plannen lang geleden vastgesteld en nu hebt U ze uitgevoerd, precies zoals U Zich had voorgenomen.
Een machtige stad hebt U veranderd in een ruïne. Van het sterkste fort hebt U slechts puinhopen laten overblijven. Het paleis van de vreemdeling hebt U doen verdwijnen. Het zal nooit worden herbouwd.
Daarom zullen sterke naties beven van angst voor U; meedogenloze volken gehoorzamen U en prijzen Uw naam.
Maar voor de armen, o HERE, bent U een schuilplaats in de storm, een schaduw tijdens de hitte. Een toevluchtsoord tegen genadeloze mannen, die lijken op een slagregen die een aarden wal doorweekt en laat instorten.
Zoals een heet en droog land door wolken wordt verkoeld, zo zult U de trots van meedogenloze volken bekoelen.
Hier op de berg Sion in Jeruzalem zal de HERE van de hemelse legers een indrukwekkend feest houden voor iedereen op aarde; een prachtig feest met heerlijk voedsel, met wijn van een goed jaar en het beste vlees.
Dan zal Hij de schemer van hopeloosheid en de sluier van de dood, die over de volken van de aarde ligt, wegnemen;
Hij zal de dood voor altijd vernietigen. De HERE God zal alle tranen afvegen en voor altijd de beledigingen en de spot tegen Zijn land en volk wegnemen. De HERE heeft gesproken; Hij zal dit zeker doen!
Die dag zullen de mensen verklaren: "Dit is onze God, op Wie wij vertrouwden en op Wie wij wachtten. Eindelijk is Hij gekomen om ons te redden. Laat ons daarom blij zijn!"
Want de goede hand van de HERE zal op Jeruzalem rusten en Moab zal als stro onder Zijn voeten worden vertrapt en worden achtergelaten om te verrotten.
Gods hand zal hen wegduwen zoals een zwemmer het water met zijn handen wegduwt. Hij zal een einde maken aan hun trots en slechte daden.
De hoge, steile muren van Moab zullen worden vernield en tot stof worden verpulverd.

26

In die tijd zal het hele land Juda dit lied zingen: Onze stad is sterk! Wij worden omringd door de muren van Zijn redding!
Open de poorten voor iedereen, want allen die de HERE trouw zijn, mogen binnenkomen.
Degenen die op Hem vertrouwen, die vaak hun gedachten aan de HERE wijden, zal Hij in volkomen vrede laten leven!
Vertrouw altijd op de HERE God, want de Oppermachtige HERE is uw eeuwige toevlucht.
Hij vernedert de trotsen en gooit de hoogmoedige stad in het stof; haar muren komen met een donderend lawaai naar beneden,
Hij geeft het de armen en behoeftigen om te gebruiken.
Maar voor de goede mensen is het pad niet steil en ruw! God geeft hun geen ruw en verraderlijk pad, maar effent de weg voor hen.
O HERE, wij vinden het heerlijk om Uw wil te doen! Ons hart verlangt ernaar Uw naam te prijzen.
De hele nacht zoek ik naar U, vastbesloten zoek ik naar God; want alleen als U als rechter naar de aarde komt om haar te straffen, zullen de mensen zich van hun verdorvenheid afkeren en doen wat goed is.
Uw vriendelijkheid tegenover de verdorvenen maakt hen niet goed; zij blijven zondigen en nemen geen notitie van Uw majesteit.
Zij luisteren niet naar Uw dreigementen en zullen niet naar Uw opgeheven vuist kijken. Laat hun zien hoe na Uw volk U aan het hart ligt. Misschien zullen zij zich dan schamen! Ja, laat hen verbranden door het vuur dat U had bestemd voor Uw vijanden.
HERE, geef ons Uw vrede; want alles wat wij bezitten en zijn, is van U afkomstig.
O HERE, onze God, andere heren heersten over ons; maar nu aanbidden wij U alleen.
Zij, die wij vroeger dienden, zijn dood en vergeten; zij zullen nooit meer terugkeren. U keerde Zich tegen hen en vernietigde hen en zij zijn al lange tijd vergeten.
Prijs de HERE! Hij heeft ons tot een machtig volk gemaakt. Hij heeft de grenzen van ons land uitgebreid!
HERE, in onze wanhoop zochten wij U. Wanneer Uw straf ons trof, riepen wij U aan.
Wat misten wij Uw aanwezigheid, HERE! Wij leden als een vrouw, die een kind ter wereld brengt en daarbij schreeuwt en kronkelt van de pijn.
Ook wij hebben gekronkeld van vreselijke angst, maar het baatte niet. Al onze pogingen konden ons niet verlossen.
Desondanks weten wij één ding zeker; zij die het eigendom van God zijn, zullen opnieuw leven. Hun lichamen zullen weer opstaan en zingen van blijdschap! Want Gods levenslicht zal als dauw op hen vallen!
Ga naar huis, mijn volk, en doe uw deuren op slot! Verberg u een korte tijd, totdat de toorn van de HERE tegen uw vijanden voorbij is.
Kijk! De HERE komt uit de hemelen om de mensen van de aarde te straffen voor hun zonden. De aarde zal de moordenaars niet langer verbergen. De schuldigen zullen worden gevonden.

27

Op die dag zal de HERE Zijn vreselijke, flitsende zwaard nemen en Leviathan, het snel bewegende reptiel, de kronkelende slang, de draak van de zee, doden.
Laat op die dag van Israëls vrijheid dit lied worden gezongen:
Israël is mijn wijngaard; Ik, de HERE, zal de mooie druiventrossen verzorgen en opkweken; elke dag zal Ik ze water geven en dag en nacht zal Ik de wacht houden tegen alle vijanden.
Mijn toorn tegen Israël is verdwenen. Als Ik dorens en distels vind die haar lastig vallen, zal Ik ze verbranden, tenzij deze vijanden van Mij zich overgeven en smeken om vrede en mijn bescherming.
Er zal een tijd komen dat Israël wortelschiet, uitbot en bloeit en de hele wereld met haar vruchten vult!
Heeft God Israël net zo zwaar gestraft als Hij haar vijanden strafte? Nee, want Hij heeft haar vijanden vernietigd, terwijl Hij Israël slechts licht strafte door haar ver van het eigen land in ballingschap te sturen, als werd zij weggeblazen als kaf door een storm.
En waarom God dat deed? Om haar zonden te verzoenen en haar te ontdoen van haar afgodenaltaren en afgoden. Zij zullen nooit meer worden aanbeden.
De ommuurde steden zullen stil en verlaten zijn, de huizen verwaarloosd. Er zal gras in de straten groeien en koeien zullen in de stad grazen en de twijgen en takken afbreken.
Mijn volk is als de dode takken van een boom, die worden afgebroken en onder etenspotten worden opgestookt. Deze mensen vormen een onverstandige natie, een dom volk, want zij keren zich van God af. Daarom zal Degene Die hen maakte, geen medelijden hebben en hen niet genadig zijn.
Toch zal er een tijd komen dat de HERE hen één voor één bij elkaar zoekt als met de hand uitgezocht koren. Hij zal hen overal vandaan opnemen van Zijn grote dorsvloer, die tussen de Eufraat en de Egyptische grens ligt.
Die dag zal er op de grote trompet worden geblazen en velen, die op het punt stonden tussen hun vijanden, Assur en Egypte, ten onder te gaan, zullen gered worden en naar Jeruzalem teruggebracht om de HERE op Zijn heilige berg te aanbidden.

28

Wee de stad Samaria (A), omringd door haar vruchtbare vallei; Samaria, de trots en vreugde van de dronkaards van Israël! Wee haar onwaarschijnlijke schoonheid, de gekroonde glorie van een volk van mannen, die dronken op straat liggen!
De Here is sterk en machtig; Hij is als een hagelstorm, een vernietigende orkaan; als een alles wegspoelende vloedgolf; Hij zet de hele aarde naar Zijn hand.
Eens zal de oogstrelende schoonheid van Samaria, omringd door een vruchtbare vallei, plotseling verdwenen zijn.
Zij zal gretig worden weggeplukt, zoals een vroege vijg wordt weggeplukt en opgeslokt!
Uiteindelijk zal dan de HERE van de hemelse legers Zelf hun gekroonde glorie zijn, de prachtige diadeem voor Zijn overgebleven volk.
Hij zal de rechters een verlangen naar rechtvaardigheid geven en grote moed aan de soldaten, die bij de poort weten stand te houden.
Maar ook Jeruzalem wordt door dronkaards geleid! Haar priesters en profeten wankelen en waggelen. Zij maken domme fouten en begaan grote vergissingen.
Hun tafels liggen vol met braaksel, overal ligt vuil.
"Wie denkt Jesaja wel dat hij is", zeggen de mensen, "om op zo'n toon tegen ons te spreken! Zijn wij soms kleine kinderen, net oud genoeg om te praten?
Hij vertelt ons steeds weer hetzelfde, gebod op gebod, regel op regel, dan weer dit en dan weer dat!"
Maar zij willen niet luisteren; de enige taal, die zij verstaan, is een bestraffing! Daarom zal God hen straffen door buitenlanders op hen af te sturen, die een onverstaanbare taal spreken! Alleen dan zullen zij naar Hem willen luisteren!
Zij zouden rustig kunnen leven in hun eigen land als zij Hem gehoorzaamden. Als zij vriendelijk en goed zouden zijn. Hij vertelde hun dat, maar zij wilden niet naar Hem luisteren.
De HERE zal het daarom steeds opnieuw voor hen uitspellen. Het keer op keer in simpele bewoordingen vertellen, elke keer als Hij de kans heeft. Maar toch zullen zij over deze simpele en oprechte boodschap struikelen en vallen. Zij zullen worden gebroken en vertrapt en gevangen genomen.
Luister daarom goed naar de woorden van de HERE, spottende heersers in Jeruzalem.
U zegt: "Wij hebben een afspraak gemaakt met de dood en een verdrag met het dodenrijk, om gedekt te zijn tegen de stormvloed die over ons komt. Wij hebben de leugen als een schuilplaats en verstoppen ons achter bedrog."
Maar de HERE God zegt: "Kijk, Ik plaats een steen als fundament in Sion; een sterke, beproefde en kostbare Hoeksteen, waarop veilig kan worden gebouwd. Wie gelooft, kan uit de rust leven.
Ik zal met het meetsnoer en het paslood van de rechtvaardigheid het fundament dat u maakte, controleren. Het ziet er wel goed uit, maar het is nog te zwak om een hagelstorm te weerstaan. De vijand zal als een watervloed komen aanstormen en het wegvagen en u zult verdrinken.
Ik zal uw verbond met de dood en het dodenrijk tenietdoen, zodat u in de grond wordt gestampt als de vijand uw land binnenstormt.
Steeds weer zal die stormvloed komen opzetten en u meevoeren, totdat uiteindelijk het besef van de vreselijke waarheid van mijn waarschuwingen tot u zal doordringen."
Het bed dat u hebt gemaakt, is veel te kort om op te liggen; de dekens zijn te smal om u te bedekken.
De HERE zal plotseling in toorn komen opdagen, net als op de berg Perazim en in het dal bij Gibeon, om iets vreemds en ongewoons te doen.
Spot daarom niet meer, anders wordt uw straf alleen maar zwaarder. Want God, de HERE van de hemelse legers, heeft mij duidelijk gezegd dat Hij vastbesloten is de hele aarde tot een einde te brengen.
Luister naar mij, luister eens heel goed: Ploegt een boer voortdurend zijn land zonder te zaaien? Blijft hij de aarde eggen, zonder gewas in te planten?
Plant hij uiteindelijk niet zijn vele soorten kruiden en koren, elk op een apart stuk grond?
Hij weet precies wat hij moet doen, want God heeft het hem laten zien en begrijpen.
Hij dorst niet alles op dezelfde manier. Voor dille wordt geen dorsslede gebruikt, maar een stok. Komijn wordt niet gedorst met een wagenrad, maar met een roede, heel voorzichtig.
Koren voor brood heeft sterke korrels, daarom wordt maar betrekkelijk kort gedorst.
De HERE van de hemelse legers is een wonderbaarlijke leraar en Hij neemt de boer als een wijs voorbeeld.

29

Wee Jeruzalem (A), de stad van David. Jaar na jaar brengt u uw vele offers, maar Ik zal een zwaar gericht over u laten gaan. U zult huilen en veel verdriet hebben.
Want Jeruzalem zal dan haar naam (Vuurhaard) eer aandoen. Het zal een altaar worden, bedekt met bloed.
Ik zal uw vijand zijn. Ik zal Jeruzalem omsingelen en haar belegeren met forten om haar te vernietigen, zoals eens David deed.
Uw stem zal als een geest vanuit de aarde fluisteren als u zich onder de grond verstopt.
Maar plotseling zullen uw meedogenloze vijanden worden weggedreven als kaf in de wind.
In een oogwenk zal Ik, de HERE van de hemelse legers, Mij op hen werpen met donder, aardbevingen, wervelwinden en vuur.
Alle volken die Jeruzalem bestrijden, zullen als een droom vervagen!
Zoals iemand die honger heeft van eten droomt, maar toch hongerig blijft en iemand die versmacht van de dorst, over drinken droomt maar nog steeds dorst heeft als hij wakker wordt. Zo zullen uw vijanden dromen van een glorieuze overwinning en er geen behalen.
Verbaast u dat? Gelooft u het niet? Ga uw gang dan maar en wees blind als u dat wilt! U bent dronken, maar niet van het drinken. U waggelt, maar niet door de wijn!
Want de HERE heeft een geest van diepe slaap over u uitgegoten. Hij heeft de ogen van uw profeten en geestelijke leiders gesloten,
zodat al deze toekomstige gebeurtenissen een gesloten boek voor hen zijn. Als u het aan iemand geeft die kan lezen, zegt hij: "Ik kan het niet lezen, want het is verzegeld."
En als u het aan iemand anders geeft, zegt die: "Het spijt me, ik kan niet lezen."
En daarom zegt de Here: "Omdat deze mensen beweren dat zij van Mij zijn, maar Mij niet gehoorzamen en zij hun godsdienst alleen met de mond en niet met het hart bedrijven,
zal Ik de wijsheid van 'de wijze mensen' wegnemen en het inzicht van hun verstandigen benevelen."
Wee degenen die hun plannen voor God proberen te verbergen, die Hem in het ongewisse proberen te houden over hun doen en laten! "God kan ons toch niet zien", zeggen zij bij zichzelf. "Hij weet niet wat er aan de hand is!"
Wat halen zij zich toch in het hoofd! Is Hij, de pottenbakker, niet veel belangrijker dan de potten die Hij maakt? Zult u tegen Hem zeggen: "Hij heeft ons niet gemaakt?"
Binnenkort (en dat zal niet zo lang meer duren) zal de wildernis van Libanon een boomgaard zijn, een prachtig, weelderig woud.
Op die dag zullen de doven de woorden van de Schrift horen en vanuit hun diepe duisternis zullen de blinden mijn plannen zien.
De nederigen zullen worden gevuld met de frisse blijdschap van de HERE en de armen zullen juichen vanwege de Heilige van Israël.
De gewelddadigen zullen verdwijnen en de spotters verstommen. Allen die slechte dingen beramen, zullen worden gedood;
de man die er bij het minste of geringste op los slaat; de man die vanuit een hinderlaag de rechter die hem veroordeelde, overvalt en slaat en de mannen die elk excuus gebruiken om oneerlijk te zijn.
Daarom zegt de HERE, Die Abraham verloste: "Mijn volk zal niet langer verbleken van schrik of te kijk worden gezet.
Want als Jakob en zijn kinderen zien wat Ik in hun land ga doen, zullen zij mijn naam vrezen en prijzen tegelijk. Zij zullen de Heilige van Israël loven en ontzag voor Hem hebben."
Zij die dwaalden, zullen de waarheid erkennen en zij die morden, zullen kennis verwerven.

30

Wee mijn weerspannige kinderen, zegt de HERE, u vraagt iedereen om raad behalve Mij en besluit precies dat te doen wat Ik niet wil. U sluit u aan bij ongelovigen en maakt zo uw zonde steeds groter.
Want zonder Mij iets te vragen, hebt u zich om hulp tot Egypte gewend en hebt u op de bescherming van Farao vertrouwd. (A)
Maar door Farao te vertrouwen, zult u worden teleurgesteld, vernederd en onteerd. Want hij kan zijn beloften om u te redden, niet waarmaken.
Want al komen uw onderhandelaars naar Zoan en Hanes,
toch zal het er op uitdraaien dat u beschaamd zult staan; u zult geen hulp krijgen!
Door onherbergzame streken, waar leeuwen en giftige slangen leven, trekken zij langzaam naar Egypte. Met ezels en kamelen, beladen met kostbare schatten, waarmee de hulp van Egypte moet worden betaald. Maar Egypte zal er niets voor teruggeven.
Want Egyptes beloften zijn waardeloos! Daarom zeg Ik van Egypte: "Niets doen is haar sterkste zijde."
Ga nu en schrijf op wat Ik zeg over Egypte, zodat het tot het eind der tijden vaststaat. Voor altijd en eeuwig, als een akte van Israëls ongeloof.
Want als u het niet opschrijft, zullen zij zeggen dat Ik hen nooit heb gewaarschuwd. "Welnee", zullen zij zeggen, "dat hebt U ons nooit verteld!" Het zijn koppige rebellen.
Zij zeggen tegen mijn profeten: "Houd je mond, we hebben geen behoefte aan je voorspellingen!" Of zij zeggen: "Vertel ons de waarheid maar niet, maak het maar wat mooier, vertel ons droombeelden. Kom niet bij ons aan met hopeloosheid en duisternis; we hebben al meer dan genoeg gehoord over jouw 'Heilige van Israël' en alles wat Hij zegt."
Daarom is dit het antwoord van de Heilige van Israël: "Omdat u mijn woorden veracht, maar in plaats daarvan vertrouwt op leugen en bedrog en u weigert zich te bekeren,
zal de ramp plotseling op u neerkomen, als een muur die onverhoeds scheurt en in elkaar stort. Alles komt in een oogwenk naar beneden.
God zal u weggooien als een gebroken bord; Hij zal niets en niemand sparen. Er zal geen brokstuk overblijven dat groot genoeg is om er kolen mee uit de haard te pakken of er water mee uit de vijver te scheppen."
Want de HERE God, de Heilige van Israël, zegt: "Alleen door naar Mij terug te keren en op Mij te wachten, kunt u worden gered; in rust en vertrouwen ligt uw kracht, maar dat wilt u niet."
"Nee", zegt u. "Wij halen onze hulp wel uit Egypte; daar zullen ze ons snelle paarden geven om mee ten strijde te trekken." Maar de enige snelheid, die u gaat ondervinden, is de snelheid waarmee uw vijanden u zullen achtervolgen!
Eén van hen zal 1000 man van u achtervolgen! Vijf van hen zullen u totaal uit elkaar slaan, zodat geen twee van u meer bij elkaar zullen zijn. U zult zijn als eenzame bomen op de verre bergtoppen.
Desondanks wacht de HERE nog steeds tot u bij Hem komt, zodat Hij u Zijn liefde kan tonen; Hij zal u veroveren om u te zegenen, precies zoals Hij heeft gezegd. Gezegend zijn allen die op Hem wachten tot Hij hen te hulp komt.
Och mijn volk in Jeruzalem, u zult niet meer klagen en huilen, want Hij zal genadig voor u zijn als Hij uw geschreeuw en gehuil hoort. Hij zal u antwoorden.
Ook al geeft de Here u brood van angst en water van onderdrukking, Hij zal bij u zijn om u te onderwijzen. Met uw eigen ogen zult u uw Leraar zien.
En als u Gods paden verlaat en afdwaalt, zult u een stem achter u horen zeggen: "Nee, dit is de weg, hier moet u lopen."
U zult al uw zilveren en gouden afgodsbeelden vernielen, ze weggooien als voorwerpen die u niet wilt aanraken. "Weg ermee!" zult u zeggen.
Dan zal God u zegenen met regen in de zaaitijd, met overvloedige oogsten en mals grasland voor uw vee.
De ossen en jonge ezels waarmee u het land bewerkt, zullen koren eten, waarvan het kaf door de wind is weggeblazen.
Op die dag dat God uw vijanden vernietigt, zal Hij u waterstromen geven die langs elke berg en elke heuvel naar beneden klateren.
De maan zal net zo helder schijnen als de zon en het licht van de zon zal zo fel zijn als het licht van zeven dagen bij elkaar! Zo zal het zijn als de HERE Zijn volk begint te genezen en de wonden die Hij heeft geslagen, gaat verzorgen.
Kijk, de HERE komt van ver weg, vlammend van toorn, omringd door omhoogrijzende dikke rook. Zijn lippen zijn gevuld met razende toorn; Zijn woorden zijn verterend als vuur.
Zijn adem stort zich als een waterval over hen allen uit en vaagt hen weg. Hij zal de trotse volken uitzeven, hen een bit tussen de tanden leggen en naar hun verderf leiden.
Maar het volk van God zal een vreugdelied zingen, als de liederen die 's nachts opklinken als de heilige feesten worden gevierd. Zijn volk zal een blij hart hebben, als een fluitspeler die een groep pelgrims aanvoert naar Jeruzalem, de berg van de HERE, de rots van Israël.
En de HERE zal Zijn machtige stem laten horen en in grimmige toorn Zijn arm op Zijn vijanden laten neerkomen met vreselijke vlammen, overstromingen, verschrikkelijke stormen en grote hagelstenen.
De stem van de HERE zal de Assyriërs straffen, die eens Zijn straffende roede waren.
En als de HERE hen slaat, zal Zijn volk vrolijke muziek spelen en zingen.
De brandstapel staat al enige tijd klaar; het brandhout is hoog opgestapeld. De adem van de HERE, heet als het vuur uit een vulkaan, zal de brandstapel aansteken.

31

Wee hen die naar Egypte gaan om hulp, die vertrouwen op paarden, strijdwagens en machtige ruiters in plaats van op de Heilige van Israël en Hem niet om raad vragen.
In Zijn wijsheid zal Hij een groot kwaad over Zijn volk brengen en Hij zal niet van gedachten veranderen. Hij zal tegen Zijn volk opstaan om hun slechtheid en tegelijk hun bondgenoten straffen.
Want deze Egyptenaren zijn slechts mensen; geen God! Hun paarden zijn van vlees; geen machtige geesten! Als de HERE Zijn vuist tegen hen balt, zullen zij struikelen en vallen tussen degenen die zij wilden helpen. Zij zullen allen te gronde worden gericht.
Maar de HERE heeft mij dit gezegd: Als een leeuw, zelfs al is hij nog maar jong, een schaap doodt, schenkt hij geen aandacht aan het geschreeuw en lawaai van de herder. Hij gaat zijn gang en eet van zijn prooi. Zo zal de HERE ook doen als Hij komt om op de berg Sion te strijden. Niemand zal Hem kunnen afschrikken! Hij, de HERE van de hemelse legers, zal over Jeruzalem waken als vogels die rond hun nest wieken. Hij zal de stad verdedigen en haar verlossen.
Daarom, mijn volk, al bent u nog zulke verdorven opstandelingen, kom, keer terug naar Hem, van Wie u bent afgeweken.
Ik weet dat de glorieuze dag zal komen dat ieder van u zijn gouden en zilveren afgodsbeelden zal weggooien, die u in uw zondigheid hebt gemaakt.
En de Assyriërs zullen worden vernietigd, maar niet door zwaarden van mensen. Het 'zwaard van God' zal hen verslaan. Zij zullen in paniek op de vlucht slaan. De sterke, jonge Assyriërs zullen worden weggeleid als slaven.
Zelfs hun aanvoerders zullen beven van schrik en op de vlucht slaan wanneer zij de oorlogsvaandels van Israël zien, zegt de HERE. Want de vlam van God brandt helder in Jeruzalem.

32

Kijk, daar komt een rechtvaardige koning met eerlijke leiders in Zijn gezelschap!
Hij zal Israël beschermen tegen storm en wind. Hij zal haar verfrissen als een rivier in de woestijn en als een grote rots, die schaduw geeft in een heet en onvruchtbaar land.
Dan zullen de ogen van Israël zich uiteindelijk wijd openen voor God; Zijn volk zal naar Zijn stem luisteren.
Zelfs de heethoofden zullen vol gevoel en begrip zijn en zij die stotteren van onzekerheid, zullen zich duidelijk uitspreken.
Op die dag zullen de ongelovigen, de weerspannigen, niet meer als helden worden beschouwd! Hun dwaasheid zal voor ieder duidelijk worden.
Iedereen zal een slechte man herkennen en huichelaars zullen niemand meer om de tuin kunnen leiden. Hun leugens over God en hun bedrog tegenover de hongerigen zal voor iedereen duidelijk zichtbaar zijn. Ook dat zij de dorstigen het water onthouden.
De slinkse streken van slechte mannen zullen worden aangetoond, evenals de leugens die zij gebruiken om de arme in rechtzaken te benadelen als deze voor zijn recht opkomt.
Maar edele mensen zullen edele daden willen doen en daarin volharden.
Luister, vrouwen die lui rondhangen in zorgeloze rust. Luister naar mij en ik zal u vertellen wat uw beloning wordt:
Binnenkort (over iets meer dan een jaar) zult u zich plotseling zorgen gaan maken, o zorgelozen. Want de wijn en de fruitoogst zullen mislukken.
Beef, vrouwen van het gemakkelijke leven; dit is iets wat u wel degelijk aangaat. Doe uw mooie kleren uit en trek een rouwgewaad aan.
Sla uzelf op de borst en weeklaag om uw heerlijke akkers, die spoedig vervallen zullen raken en om de kostelijke wijnen van vorige jaren.
Uw land zal overwoekerd worden door dorens en distels. Uw mooie huizen en gelukkige steden zullen verdwijnen.
Paleizen zullen leeg zijn, de drukke steden verlaten. Kudden wilde ezels en geiten zullen grazen op de berghellingen, waar nu nog de uitkijktorens staan,
totdat tenslotte de Geest vanuit de hoge over ons wordt uitgegoten. Dan wordt de woestijn tot een lusthof.
In de woestijn zal het recht wonen en daardoor zal er vrede zijn. Rust en vertrouwen zullen dan voor eeuwig regeren.
Mijn volk zal in veiligheid leven, rustig thuis;
ondanks het feit dat het hagelt als het bos gekapt is en uw stad laaggelegen is.
U bent gelukkig en rijk gezegend als u zaait op de oevers en u uw vee in groene weiden laat grazen.

33

Wee u, verrader. Alles om u heen hebt u verwoest, maar niet uzelf. U verwacht van anderen dat zij hun beloften aan u houden, terwijl u hen wel bedriegt! Maar nu zult ook u worden bedrogen en verwoest.
Maar wilt U, HERE, voor ons genadig zijn, want wij hebben op U gehoopt. Wees elke dag onze sterkte en onze redding in moeilijke tijden.
De vijand slaat op de vlucht als hij Uw stem hoort. Als U opstaat, vluchten de volken.
Zoals sprinkhanen de velden en wijngaarden afstropen, zo zal Jeruzalem het verslagen leger afstropen!
De HERE is zeer machtig en woont in de hoge. Hij zal Jeruzalem gerechtigheid, goedheid en rechtvaardigheid geven.
Een overvloed van heil ligt in een veilige plaats voor Juda opgeslagen, samen met wijsheid, kennis en ontzag voor God.
Maar nu huilen uw gezanten van bittere teleurstelling, want de vredesregeling is verworpen.
Uw wegen zijn verlaten en er zijn geen reizigers meer. Het vredesverdrag is verbroken en zij bekommeren zich niet om de beloften die zij in het bijzijn van getuigen hebben gedaan; zij hebben voor niemand respect.
Het hele land Israël is in grote nood, Libanon is verwoest; Saron is een wildernis geworden, Basan en Karmel zijn leeggeplunderd.
Maar de HERE zegt: Ik zal opstaan en mijn kracht en glorie laten zien.
U, Assyriërs, zult niets bereiken met al uw inspanningen. Uw adem zal veranderen in vuur en u zult zelf daardoor worden gedood.
Uw legers zullen tot kalk worden verbrand, als dorens die worden afgesneden en op het vuur gegooid.
Luister naar wat Ik heb gedaan; of u ver weg of dichtbij woont, erken mijn macht!
De zondaren onder mijn volk beven van angst. "Wie van ons", schreeuwen zij, "kan leven in de nabijheid van dit allesverterende, eeuwige vuur?"
Ik zal u vertellen wie hier kan leven: Allen die eerlijk en rechtvaardig zijn; die geen winst willen maken door bedrog, die zich niet laten omkopen, die weigeren te luisteren naar hen die moorden beramen en die de ogen sluiten voor al het slechte.
Dergelijke mensen zullen worden verhoogd. De rotsen van de bergen zullen hun veilige schuilplaats zijn; zij zullen voedsel krijgen en water naar behoefte.
Uw ogen zullen de koning zien in al Zijn glorie en Zijn uitgestrekte land aanschouwen.
Uw geest zal terugdenken aan die tijd van onderdrukking, toen de Assyrische aanvoerders buiten uw muren de torens telden en schatten hoeveel de gevallen stad hun zou opleveren.
Maar zij zullen binnenkort allemaal weg zijn. Deze harde, gewelddadige mensen met hun onverstaanbare taal zullen verdwijnen.
In plaats daarvan zult u een vreedzaam Jeruzalem zien, een plaats waar God wordt aanbeden, een rustige en veilige stad, als een tent, die stevig vaststaat.
De glorieuze HERE zal ons beschermen als een brede rivier, die geen enkele vijand kan oversteken.
Want de HERE is onze rechter, onze wetgever en koning. Hij zal ons helpen.
De zeilen van de vijand flapperen tegen gebroken masten en kunnen niet meer strak worden gespannen. Hun buit zal worden verdeeld onder het volk van God; zelfs de verlamden zullen hun aandeel krijgen.
Het volk van Israël zal niet langer zeggen: "Wij zijn ziek en hulpeloos", want de HERE zal het volk de zonden vergeven en het zegenen.

34

Kom hier en luister, volken van de aarde; laat de hele wereld en alles wat erop leeft, mijn woorden horen.
Want de HERE is toornig tegen de volken. Hij keert Zijn toorn tegen hun legers. Hij zal hen volledig vernietigen en blootstellen aan een slachting.
Hun doden zullen niet worden begraven en de stank van rottende lichamen zal het land vullen en hun bloed zal langs de berghellingen naar beneden vloeien.
In die tijd wordt de hemel als een boekrol opgerold. De sterren zullen als bladeren vallen, net als het verwelkte blad van de wijnstok en het dorre gebladerte van de vijgeboom.
In de hemel wordt het zwaard van de HERE scherp gemaakt. Kijk, nu daalt het op Edom neer, het volk dat ik heb vervloekt.
Het zwaard van de HERE is bevlekt met bloed en druipt van vet, alsof het gebruikt is voor het slachten van lammeren en geiten voor de offerdienst. Want de HERE zal een groot offer slachten in Edom. Hij zal daar een vreselijke slachting aanrichten.
Uw leger zal het onderspit delven, alsof het ging om wilde stieren en buffels. Het land zal worden doordrenkt met het bloed en de aarde zal glimmen van vet.
Want het is de dag van de wraak, het jaar van vergelding voor wat Edom Israël heeft aangedaan.
De rivieren van Edom zullen gevuld zijn met brandende pek en de grond zal met vuur zijn bedekt.
Deze berechting van Edom zal nooit eindigen. De rook zal blijven opstijgen. Het land zal van generatie op generatie verlaten blijven liggen; nooit zal zich daar meer iemand vestigen.
De pelikanen en roerdompen, uilen en raven zullen er voortaan leven. Want God zal de verwoesting breed uitmeten en de leegheid van het land vaststellen. Hij zal Zijn edelen op de proef stellen en vaststellen dat niemand van hen het koningschap waard is.
Het zal 'Niemandsland' worden genoemd en de vorsten van dat land zullen verdwenen zijn.
Dorens zullen de paleizen overwoekeren en in de burchten zullen netels en distels groeien. Alleen jakhalzen en struisvogels zullen zich daar nog op hun gemak voelen.
Er zullen wolven en hyena's zijn. Hun gehuil zal klinken in de stilte van de nacht. De nachtmonsters zullen daar elkaars schreeuw beantwoorden en de boze geesten zullen daar komen rusten.
De uil zal daar haar nest bouwen. De pijlslang zal haar eieren leggen, ze uitbroeden en haar jongen koesteren. Gieren zullen er komen, in paren.
Onderzoek het Boek van de HERE en ontdek alles wat Hij zal gaan doen; Hij zal geen enkel detail vergeten, want de HERE heeft het gezegd en Zijn Geest zal zorgen dat het allemaal zo gebeurt.
Hij heeft het land verkend en verdeeld onder die zwervende wezens; zij zullen het voor altijd bezitten, van generatie op generatie.

35

Zelfs de wildernis en de woestijn zullen in die dagen blij zijn; de woestijn zal wemelen van de bloemen.
Ja, er zal een overvloed van bloemen, gezang en vreugde zijn! De woestijnen zullen net zo groen worden als de bergen van de Libanon. Lieflijk als de bergweiden van de berg Karmel en de grasvlakten van Saron, want de HERE zal daar Zijn glorie uitspreiden, de majesteit van onze God.
Versterk de verslapte handen en geef vastheid aan wankelende knieën.
Bemoedig de angstigen. Zeg hun: "Wees sterk; niet bang zijn, want uw God komt om wraak te vergelden aan uw vijanden. Hij komt om u te redden."
En wanneer Hij komt, zal Hij de ogen van de blinden openen en de oren van de doven laten horen.
De verlamde zal opspringen als een hert en de stomme, die niet kon praten, zal jubelen en zingen! In de wildernis zullen bronnen opwellen en in de woestijn zullen rivieren gaan stromen.
Het gloeiende zand zal veranderen in een meer, het dorstige land in waterbronnen. Waar de woestijnjakhalzen leven, zal gras en riet groeien!
En er zal een hoofdweg door dat verlaten land lopen, die 'Heilige weg' zal worden genoemd. Iemand met een boos hart mag die weg niet betreden. God zal daar met u gaan; zelfs de onnozele kan die weg onmogelijk mislopen.
Langs die weg zullen geen leeuwen op de loer liggen, noch zullen andere gevaren dreigen; alleen de verlosten zullen erop wandelen.
Deze mensen, de vrijgekochten van de HERE, zullen over die weg naar Sion huiswaarts gaan, liederen van eeuwige vreugde zingend. Voor hen zijn alle zorgen en verdriet voor altijd verleden tijd; alleen vreugde en blijdschap zullen daar heersen.

36

In het veertiende regeringsjaar van koning Hizkia trok koning Sanherib van Assur ten strijde tegen de ommuurde steden van Juda en veroverde ze.
Toen zond hij zijn persoonlijke vertegenwoordiger met een groot leger vanuit Lachis naar Jeruzalem om daar met koning Hizkia te onderhandelen. Hij sloeg zijn kamp op bij de waterleiding van de hoogstgelegen bron, langs de kant van de weg naar het bleekveld.
De hofmaarschalk Eljakim, de zoon van Hilkia, Sebna, de secretaris van de koning en de kanselier Joah, de zoon van Asaf, verlieten de stad om met hem te onderhandelen over een wapenstilstand.
De Assyrische gezant droeg hun op terug te gaan en Hizkia de volgende boodschap over te brengen: "De machtige koning van Assur zegt dat het onverstandig van u is te denken dat de koning van Egypte u te hulp zal komen.
Wat zijn de beloften van Farao waard? Woorden zijn waardeloos als er kracht nodig is, maar toch vertrouwt u op hem voor hulp en bent u tegen mij in opstand gekomen!
Egypte is een onbetrouwbare bondgenoot. Het is een scherpe stok, die uw hand zal doorboren als u erop leunt. Ieder die zich tot dit land wendde om hulp, heeft dat ondervonden.
Maar misschien zegt u: 'Wij vertrouwen op de HERE onze God!' Maar is Hij niet Degene Die door uw koning werd beledigd, toen die Zijn tempels en altaren in de heuvels liet weghalen en iedereen in Juda alleen bij de altaren in Jeruzalem liet aanbidden?
Mijn meester, de koning van Assur, wil een weddenschap met u sluiten! Wedden dat uw hele leger nog geen 2000 man telt? Als dat wel zo is, dan zal hij het 2000 paarden geven om te berijden! Hoe denkt u met zo'n schamel legertje ook maar één aanval van het minst sterke onderdeel van het leger van mijn meester te kunnen afslaan? Want u zult geen hulp vanuit Egypte krijgen.
En wat meer is, denkt u dat ik hierheen ben gekomen zonder dat de HERE mij daartoe opdracht heeft gegeven? Hij zei tegen mij: "Ga daarheen en vernietig het!"
Toen zeiden Eljakim, Sebna en Joah tegen hem: "Spreekt u alstublieft Aramees, want wij verstaan dat goed. Spreek liever geen Hebreeuws, want anders verstaan de mensen op de muur het ook."
Maar hij antwoordde: "Mijn meester wil dat iedereen in Jeruzalem dit hoort en niet alleen u. Hij wil dat zij weten dat, als u zich niet overgeeft, de stad zal worden belegerd, totdat iedereen zo hongerig en dorstig is, dat hij zijn eigen uitwerpselen eet en zijn urine drinkt."
Toen schreeuwde hij in het Hebreeuws naar de Joden, die op de muur stonden te luisteren: "Luister naar de woorden van de machtige koning van Assur:
Laat u niet door Hizkia om de tuin leiden; hij kan niets doen om u te redden.
Laat u niet door hem bepraten als hij zegt dat u op de HERE moet vertrouwen, omdat Die wel zal verhinderen dat de koning van Assur overwint.
Luister niet naar Hizkia, want de koning van Assur doet u een aantrekkelijk voorstel: Geef mij een geschenk als teken van uw overgave; open de poorten en kom naar buiten. Ik zal ervoor zorgen dat u uw eigen woning met tuin zult behouden en uit uw eigen waterput drinkt,
tot ik u kan laten vertrekken naar een land dat heel veel op dit land lijkt, een land met goede koren en wijnoogsten; een land van overvloed.
Laat u niet misleiden door Hizkia als hij zegt dat de HERE u van mijn legers zal verlossen. Heeft een god van een ander volk ooit gezegevierd over de legers van de koning van Assur?
Herinnert u zich wat met Hamath en Arpad gebeurde? Hebben hun goden hen gered? En Sefarvaïm en Samaria? Waar zijn hun goden nu?
Heeft ooit één van de goden van al die landen zijn volk uit mijn macht gered? Niet één! En denkt u nu echt dat die God van u Jeruzalem uit mijn macht kan verlossen?"
Maar de mensen bewaarden het stilzwijgen en gaven geen antwoord, want Hizkia had hun gezegd niet te reageren.
Toen keerden de hofmaarschalk Eljakim, de zoon van Hilkia, Sebna, de secretaris van de koning, en de kanselier Joah, de zoon van Asaf, terug naar Hizkia. Zij hadden hun kleren gescheurd als teken van hun wanhoop en vertelden Hizkia wat er was gebeurd.

37

Toen koning Hizkia de uitslag van het overleg te horen kreeg, scheurde hij zijn kleren en trok een rouwgewaad aan als teken van vernedering en verdriet. Hij ging naar de tempel om te bidden.
Tegelijkertijd stuurde hij zijn hofmaarschalk Eljakim en zijn secretaris Sebna met de oudere priesters (allen gehuld in rouwgewaden) naar de profeet Jesaja, de zoon van Amoz.
Zij brachten hem de volgende boodschap van Hizkia: "Dit is een dag van moeilijkheden, straf en godslastering. Er heerst een spanning als voor de geboorte van een kind.
Maar misschien heeft de HERE, uw God, de lasterende woorden van de afgezant van de koning van Assur gehoord, toen hij de levende God bespotte. God zal dat niet ongestraft laten. Hij zal hem zeker ter verantwoording roepen. O Jesaja, bid voor ons die zijn overgebleven!"
Die boodschap brachten zij aan Jesaja over.
En Jesaja gaf als antwoord: "Vertel koning Hizkia dat de HERE zegt: 'Laat u niet van de wijs brengen door de woorden van de dienaar van de koning van Assur, noch door zijn godslastering.
Want de koning zal een bericht uit Assur ontvangen, waaruit blijkt dat zijn aanwezigheid daar dringend gewenst is. Hij zal terugkeren naar zijn eigen land, waar Ik hem zal laten doden."
Na het overleg verliet de Assyrische afgezant Jeruzalem om verslag uit te brengen aan zijn koning. Die had Lachis intussen verlaten om Libna te belegeren. Op datzelfde moment hoorde de Assyrische koning echter dat koning Tirhaka van Ethiopië op het punt stond hem met een leger (vanuit het zuiden) aan te vallen. Direct daarop stuurde hij boodschappers terug naar Jeruzalem om Hizkia het volgende te vertellen:
"Laat die God op Wie u vertrouwt, u niet misleiden met de belofte dat de koning van Assur Jeruzalem niet zal innemen!
Denk maar aan wat overal gebeurde, waar de koningen van Assur kwamen; zij versloegen iedereen die tegen hen opstond. Denkt u dat het u anders zal vergaan?
Redden hun goden de steden Gozan, Haran, Rezef of de bewoners van Eden in Telassar? Nee, de Assyrische koningen versloegen hen vernietigend!
En denk aan wat gebeurde met de koning van Hamath, de koning van Arpad en de koningen van de steden Sefarvaïm, Hena en Ivva."
Onmiddellijk nadat koning Hizkia deze brief had gelezen, ging hij ermee naar de tempel en spreidde hem uit voor de HERE en bad met de woorden:
"Och HERE van de hemelse legers, God van Israël, Die troont boven de cherubs, U alleen bent de God van alle koninkrijken op aarde. U alleen maakte de hemel en de aarde. Luister als ik smeek; kijk naar mij als ik bid. Kijk naar deze brief van koning Sanherib, want hij heeft de levende God bespot.
Het is waar, HERE, dat de koningen van Assur al deze volken hebben vernietigd, zoals in deze brief staat.
Zij wierpen hun goden in het vuur, want het waren geen goden, maar slechts beelden die mensen hadden gemaakt van hout en steen. Natuurlijk konden de Assyriërs dergelijke goden vernietigen.
Maar HERE, onze God, red ons toch van zijn macht. Dan zullen alle koninkrijken op aarde weten dat U God bent, U alleen."
Toen stuurde Jesaja deze boodschap naar koning Hizkia: "De HERE, de God van Israël zegt: 'Dit is mijn antwoord op uw gebed tegen koning Sanherib van Assur.
De HERE zegt tegen hem: 'Mijn volk (de maagd van Sion) lacht u uit en bespot u. Achter uw rug schudt zij haar hoofd.
Wie hoonde en bespotte u? Tegen wie verhief u uw stem? Tegen wie richtte u uw geweld en uw trots? Tegen de Heilige van Israël!
U stuurde uw boodschappers om de HERE te bespotten. U bralt: 'Ik trok met mijn machtige legers op tegen de volken in het westen. Ik hakte de grootste ceders en mooiste cypressen om. Ik veroverde hun hoogste bergen en vernietigde hun dichtste wouden.'
U pocht op de waterputten, die u in menig veroverd land liet graven en zelfs Egypte met haar vele legers is geen obstakel voor u!
Maar beseft u nu nog niet dat Ik het was Die lang geleden zo heb beslist? Dat Ik het was Die in vroegere tijden de basis legde voor uw huidige macht? Ik heb dit alles volgens mijn plan laten gebeuren en daarbij hoorde dat u ommuurde steden in puinhopen zou veranderen.
Daarom boden die mensen zo weinig tegenstand en waren zij zo'n gemakkelijke prooi voor u. Zij waren hulpeloos als het gras, als tere bloemen, die u onder uw voeten vertrapt, als gras op de daken, geel verbrand door de zon.
Maar Ik ken u goed (uw gaan en komen en heel uw doen en laten) en uw razen tegen Mij. Vanwege uw woede tegen de HERE (en Ik heb alles gehoord!) heb Ik een haak in uw neus en een bit in uw mond gelegd, waarmee Ik u naar uw eigen land zal laten terugkeren. U zult via dezelfde weg teruggaan als u hier kwam."
Toen zei God tegen Hizkia: "Hier is het bewijs dat Ik deze stad uit de macht van de koning van Assur verlos: Nog dit jaar zal hij het beleg opbreken. Hoewel het nu te laat is om nog gewassen in te zaaien, zult u dit jaar van het in het wild groeiende gewas kunnen leven. Het zal u genoeg zaad opleveren voor een kleine oogst in het volgende jaar en over twee jaar (A) zult u weer in overvloed kunnen leven.
Degenen die in Juda zijn overgebleven, zullen weer wortelschieten in de aarde van hun eigen land en daar ook vrucht dragen en zich vermenigvuldigen.
Want een restant zal Jeruzalem verlaten om het land opnieuw te bevolken; de macht van de HERE van de hemelse legers zal zorgen dat dit alles gebeurt.
En wat de koning van Assur betreft: Zijn legers zullen Jeruzalem niet binnenkomen, noch hun pijlen hier verschieten, noch buiten de poorten marcheren, noch een wal tegen de muren opwerpen.
Hij zal naar zijn eigen land terugkeren via de weg waarlangs hij kwam en hij zal geen stap binnen deze stad zetten", zegt de HERE.
"Ik zal deze stad genadig zijn, haar redden terwille van mijn naam en die van mijn dienaar David."
Die nacht ging de Engel van de HERE naar het kamp van de Assyriërs en doodde 185.000 soldaten; toen de overlevenden de volgende morgen wakker werden, zagen zij overal om zich heen lijken liggen.
Toen keerde koning Sanherib van Assur naar zijn eigen land, naar Ninevé, terug.
En op een dag, toen hij bad in de tempel van zijn god Nisroch, doodden zijn zonen Adrammelech en Sarezer hem met hun zwaarden. Zij ontkwamen naar het land Ararat en de zoon van Sanherib, Esarhaddon, volgde hem als koning op.

38

In de tijd dat deze gebeurtenissen plaatshadden, werd Hizkia ernstig ziek. De profeet Jesaja zocht hem op en gaf hem de boodschap van de HERE: "Regel uw zaken, want uw einde nadert; u zult niet herstellen van deze ziekte."
Toen Hizkia dat hoorde, draaide hij zijn gezicht naar de muur en bad:
"Och HERE, herinnert U Zich niet meer dat ik U altijd trouw ben geweest en ik altijd heb geprobeerd U te gehoorzamen in alles wat U zei?" En hij huilde.
Daarom stuurde de HERE een andere boodschap naar Jesaja:
"Ga naar Hizkia en zeg hem: 'De HERE God van uw voorvader David hoort uw bidden en ziet uw tranen. Hij zal u nog vijftien jaar laten leven.
Hij zal u en deze stad uit de macht van de koning van Assur verlossen. Ik zal u beschermen', zegt de HERE,
"en dit is het bewijs dat Ik, de HERE, dit woord dat Ik heb gesproken ook echt zal doen:
Ik zal de zon tien graden laten teruggaan op de zonnewijzer van Achaz!" En de zon liep de tien graden terug die hij al had afgelegd!
Toen koning Hizkia weer beter was, schreef hij een gedicht over deze gebeurtenis:
"Mijn leven is pas half voorbij en ik moet het al verlaten. Ik betreed het dodenrijk, verloren zijn mijn toekomstige jaren.
Ik zal de HERE nooit meer zien in het land der levenden. Mijn vrienden in deze wereld moet ik achterlaten.
Mijn leven wordt weggeblazen als een herderstent; het wordt afgesneden zoals een wever zijn werk van het weefgestoelte afsnijdt. In één dag komt mijn leven aan een zijden draad te hangen.
Ik kon de hele nacht niet slapen van verdriet; het was alsof leeuwen mij verscheurden.
In het nauw gedreven, tjilp ik als een zwaluw en kir ik als een duif. Mijn ogen worden moe van het staren in de hoogte. 'Och HERE', riep ik, 'ik ben bang, help mij toch'.
Maar wat moet ik zeggen? Want Hij stuurde deze ziekte. Mijn ziel is bitter en ik kan de slaap niet vatten.
Och Here, Uw leefregels zijn goed; zij zorgen voor leven en gezondheid. Genees mij en breng mij weer tot leven!
Ja, nu begrijp ik dat deze bitterheid goed voor mij is geweest. U hebt mij liefdevol uit de macht van de dood verlost. U hebt mij al mijn zonden vergeven.
Want doden kunnen U niet prijzen. Zij, die in het graf zijn, kennen geen hoop en vreugde.
De levenden, alleen de levenden, kunnen U prijzen zoals ik nu doe. Laten de vaders het aan hun kinderen doorvertellen.
Denk u eens in! De HERE genas mij! Van nu af aan zal ik, zolang ik leef, elke dag in de tempel van de HERE lofliederen zingen op de muziek van de instrumenten."
Jesaja had tegen Hizkia's dienaren gezegd: "Maak een zalf van vijgen en leg die op de zweer, dan zal hij weer beter worden."
Want Hizkia had gevraagd: "Welk teken zal de HERE mij geven als bewijs dat Hij mij zal genezen?"

39

Korte tijd later stuurde Merodach-Baladan, de zoon van Baladan en koning van Babel, Hizkia een geschenk en zijn beste wensen, want hij had gehoord dat Hizkia van een zware ziekte was genezen.
Hizkia stelde dit gebaar erg op prijs en leidde de afgezanten uit Babel rond in het paleis. Hij liet hen zijn schatkamers zien, die gevuld waren met zilver, goud, specerijen en parfums. Ook de juwelenkamers mochten zij zien. Kortom, hij stalde al zijn schatten voor hen uit.
Toen kwam de profeet Jesaja bij de koning en vroeg: "Wat hebben die mannen gezegd? Waar komen zij vandaan?" "Zij komen uit het verre Babel", gaf Hizkia als antwoord.
"Wat hebben zij in uw paleis gezien?" vroeg Jesaja. Hizkia antwoordde: "Ik heb hun al mijn bezittingen laten zien, al mijn kostbare schatten."
Toen zei Jesaja tegen hem: "Luister naar deze boodschap van de HERE van de hemelse legers:
'Er komt een tijd dat alles wat u hebt, alle schatten die uw voorouders hebben verzameld, naar Babel zal worden weggevoerd. Niets zal er overblijven.
En enkele van uw eigen zonen zullen slaven, ja zelfs eunuchs in het paleis van de koning van Babel worden."
"Het woord van de HERE dat u hebt gesproken, is goed", zei Hizkia, "want wat de HERE doet, is goed. Gedurende mijn leven zal er in elk geval vrede heersen!"

40

Troost, o troost mijn volk, zegt uw God.
Spreek met tederheid tegen Jeruzalem en zeg haar dat de dagen van verdrukking voorbij zijn. Haar zonden zijn vergeven en de HERE zal tweemaal zoveel zegeningen geven als zij voor die tijd straf kreeg.
Luister! Ik hoor de stem van iemand die luidkeels roept: "Baan voor de HERE een weg in de wildernis; maak een rechte en vlakke weg door de woestijn.
Vul de dalen op en vlak de heuvels af; maak de bochtige paden recht en zorg dat het wegdek geëffend wordt.
Alle schepselen zullen de glorie van de HERE zien." De HERE heeft gesproken, zo zal het gebeuren.
De stem zegt: "Roep!" "Wat moet ik roepen?" vroeg ik. "Roep dat de mens is als verdorrend gras en dat zijn schoonheid verwelkt als een uitgebloeide bloem.
Het gras verdort en de bloem verwelkt onder de adem van God. En zo gaat het ook met de vergankelijke mens.
Dor wordt het gras en bloemen verwelken, maar het woord van onze God houdt voor eeuwig stand."
Roeper van het goede nieuws, roep vanaf de bergtoppen naar Jeruzalem! Roep maar harder (wees niet bang) en vertel de steden van Juda dat hun God in aantocht is.
Ja, de HERE God komt met macht; Hij zal met strakke hand regeren. Kijk, Hij heeft Zijn beloning bij Zich en Zijn vergelding gaat voor Hem uit.
Als een herder zal Hij Zijn kudde weiden: Hij zal de lammeren in Zijn armen dragen en de zogenden voorzichtig leiden.
Wie hield de oceanen in Zijn hand en mat de hemelen af met Zijn staf? Wie kent het gewicht van de aarde en weegt de heuvels en de bergen?
Wie adviseert de Geest van de HERE, leert Hem iets of geeft Hem raad?
Heeft Hij ooit iemands raad nodig gehad? Moet Hem worden gezegd wat goed of beter is?
Nee, want alle volken van de aarde zijn niets vergeleken bij Hem; zij zijn slechts een druppel in een emmer, een stofje op een weegschaal; de eilanden wegen niet meer dan een korreltje zand.
De wouden van Libanon kunnen niet genoeg brandstof leveren om een offer te branden, dat groot genoeg is om Hem te eren. En ook de dieren van de Libanon zijn niet genoeg om aan onze God te offeren.
Alle volken betekenen niets voor Hem; in Zijn ogen zijn zij minder dan niets, leegheid en ijdelheid.
Hoe kunnen wij God beschrijven? Waarmee kunnen wij Hem vergelijken?
Met een afgodsbeeld? Een gegoten beeld, overtrokken met goud en met zilveren kettingen om zijn hals?
Een man die te arm is om zo'n dure god te kopen, zal een boom opzoeken die nog niet rot en daarna iemand huren die er een gezicht in uithakt. En dat is dan zijn god; een god, die zelfs niet kan bewegen!
Weet u het niet? Bent u doof voor de woorden van God; de woorden die Hij uitsprak voordat de geschiedenis van de wereld begon? Hebt u het nooit gehoord en begrepen?
God troont boven het rond van de aarde. Voor Hem zijn haar bewoners als sprinkhanen. Hij hangt de hemelen op als gordijnen en maakt daarvan Zijn tent.
Hij veroordeelt de machtigen van de aarde en maakt hen tot nietige wezens.
Nauwelijks zijn zij geplant en schieten zij wortel in de aarde of Hij blaast hen omver. Zij verdorren en de wind neemt hen mee alsof zij stro waren.
"Met wie wilt u Mij vergelijken? Wie is aan Mij gelijk?" vraagt de Heilige.
Kijk omhoog naar de hemelen! Wie maakte al deze sterren? Als een herder die zijn schapen leidt, ze bij hun namen roept en telt om te zien of er niet één verdwaald is, zo gaat God om met de sterren en planeten!
Waarom zegt u dan, Jakob, en overlegt u, Israël: "De HERE let niet op mij en komt niet op voor mijn recht"?
Begrijpt u het dan nog niet? Weet u nu nog niet dat de eeuwige God, de schepper van de verste uithoeken van de aarde, nooit moe of lusteloos wordt? Niemand kan de diepten van Zijn begrip peilen.
Machtelozen en vermoeiden maakt Hij sterk, de zwakken geeft Hij kracht.
Jeugdigen zullen uitgeput raken en de jonge mannen zullen het opgeven. Maar zij die hun hoop op de HERE hebben gevestigd, zullen hun krachten weer terugkrijgen. Zij stijgen op met vleugels als van arenden; zij zullen voortsnellen, maar niet moe worden; zij zullen wandelen zonder uitgeput te raken.

41

Luister zwijgend naar Mij, landen langs de kust. Laat de volken sterke argumenten naar voren brengen. Kom maar hier en neem het woord. Laten we er een rechtszaak van maken.
Wie deed deze rechtvaardige opstaan vanuit het oosten? Hij riep hem en stelde hem tot overwinnaar. God gaf hem vele volken als buit; vele koningen werden aan hem onderworpen. Zij werden als stof voor zijn zwaard en als kaf voor zijn boog.
Hij achtervolgde hen, maar ging zelf veilig op een weg die hij niet eerder heeft betreden.
Wie heeft deze machtige dingen gedaan, het leven van generaties bestuurd, terwijl zij elkaar opvolgden? Ik ben het, de HERE, de eerste en de laatste, steeds Dezelfde in macht.
De landen aan de overzijde van de zee kijken angstig toe. Verre landen sidderen en mobiliseren hun legers.
Iedere man bemoedigt zijn buurman met de woorden: "Maak je geen zorgen. Houd moed!"
Maar zij haasten zich om een nieuwe afgod te maken. De beeldhouwer maant de goudsmid tot haast en de smid helpt bij het aambeeld. "Mooi", zeggen zij, "het schiet goed op. Nu kunnen we de armen eraan solderen." Voorzichtig voegen zij de onderdelen samen en maken het dan vast met spijkers, zodat het niet omvalt!
Maar wat u betreft, Israël, u bent van Mij, Ik heb u uitgekozen. Want u bent nakomelingen van Abraham en hij was mijn vriend.
Ik heb u vanuit de uithoeken van de aarde teruggeroepen en gezegd dat u Mij alleen moest dienen, want Ik heb u gekozen en zal u niet in de steek laten.
Wees niet bang, want Ik ben met u. Kijk niet angstig om u heen, want Ik ben uw God. Ik zal u kracht geven en u helpen; Ik zal u overeind houden met mijn heilrijke rechterhand.
Kijk, al uw woedende vijanden kijken verward om zich heen en staan te schande. Ieder die u kwaad wil doen, zal sterven.
U zult hen tevergeefs zoeken, zij zullen allemaal verdwenen zijn.
Ik houd u bij de rechterhand (Ik, de HERE, uw God) en zeg tegen u: Wees niet bang, Ik ben hier om u te helpen.
Ook al kijkt iedereen op u neer, wees niet bang, Israël, want Ik zal u helpen. Ik ben de HERE, uw verlosser, Ik ben de Heilige van Israël.
Ik zal van u een nieuw en scherpgetand dorswerktuig maken om uw vijanden uiteen te scheuren en hen te vermalen tot kaf.
U zult hen in de lucht gooien en de wind zal hen wegblazen; wervelwinden zullen hen uit elkaar slaan. Maar u zult vol zijn van de vreugde in de HERE en u zult u beroemen op de God van Israël.
Als de armen en behoeftigen tevergeefs water zoeken en hun tongen uitgedroogd zijn van de dorst, zal Ik hen antwoorden als zij naar Mij roepen. Ik, Israëls God, zal hen nooit of te nimmer in de steek laten.
Vanaf de heuvels zal Ik grote rivieren naar beneden laten stromen. Het water zal in de dalen voor hen opspuiten! In de woestijnen zullen waterplassen zijn en door bronnen gevoede rivieren zullen over de uitgedroogde grond vloeien.
Ik zal bomen planten (ceders, acacia's, olijfbomen, cypressen, platanen en dennebomen) op onvruchtbare grond.
Iedereen zal dit wonder zien en begrijpen dat de hand van de HERE, de Heilige van Israël, het deed.
Kunnen de afgoden dat ook van zichzelf zeggen? Laten ze maar komen en tonen wat ze kunnen, zegt God, de koning van Israël.
Geef hun de kans te vertellen wat in de afgelopen jaren is gebeurd en wat de toekomst ons zal brengen.
Als jullie goden zijn, vertel dan maar eens wat de toekomst voor ons in petto heeft. Of doe een machtig wonder, waarbij onze monden van verbazing openvallen.
Maar nee! Jullie zijn minder dan niets en kunnen ook niets. Ieder die jullie kiest, begaat een vreselijke vergissing.
Maar Ik heb Kores vanuit het noorden en het oosten in beweging gezet; hij zal de strijd met de volken aanbinden en mijn naam aanroepen en Ik zal hem koningen en prinsen laten overwinnen. Hij vertrapt hen, zoals een pottenbakker zijn klei.
Wie heeft u, naast Mij, nog meer verteld dat dit zou gaan gebeuren? Wie anders heeft dit aangekondigd en u zo gedwongen toe te geven dat hij gelijk had? Niemand anders! Niemand heeft er een woord over gezegd!
Ik was de eerste, die Jeruzalem vertelde: "Kijk! Kijk! Er is hulp in aantocht! Ik zal Jeruzalem een blijde boodschap doen horen."
Geen van de afgoden heeft u dit verteld. Geen van hen gaf antwoord toen Ik het hun vroeg.
Kijk, het zijn stomme, waardeloze voorwerpen; uw afgoden met hun gegoten beelden zijn zo leeg als de wind.

42

Kijk naar mijn dienaar, die Ik ondersteun; degene die Ik heb uitgekozen en naar wie Ik met genoegen kijk. Ik heb Hem mijn Geest gegeven; Hij zal aan de volken van de aarde rechtvaardigheid openbaren.
Hij zal behoedzaam zijn; Hij zal niet schreeuwen of ruzie maken in de straten.
Hij zal het geknakte riet niet breken en de flakkerende vlam niet doven. De vertwijfelden zal Hij bemoedigen. Hij zal ervoor zorgen dat recht wordt gedaan aan hen die onrechtvaardig zijn behandeld.
Hij zal niet rusten voordat waarheid en rechtvaardigheid overal op aarde heersen en verre overzeese volken hun vertrouwen op Hem hebben gesteld.
De HERE God, Die de hemelen schiep en uitstrekte en Die de aarde maakte en alles wat erop leeft; Degene Die iedereen die op aarde leeft, adem en geest geeft, zegt tegen Zijn dienaar, de Messias (A):
"Ik, de HERE, heb U geroepen om mijn rechtvaardigheid te tonen. Ik bescherm en steun U, want Ik heb U aan mijn volk gegeven als een persoonlijke bevestiging van mijn verbond met hen. U zult ook een licht zijn dat de volken naar Mij toeleidt.
U zult de ogen van de blinden openen en gevangenen uit hun donkere kerker bevrijden.
Ik ben de HERE! Dat is Mijn naam en Ik zal mijn glorie niet aan iemand anders geven; Ik zal de lof die Mij toekomt, niet delen met gesneden beelden.
Alles wat Ik profeteerde, is uitgekomen en nu zal Ik opnieuw profeteren. Ik zal U vertellen wat in de toekomst gaat gebeuren, voordat het echt gebeurt."
Zing een nieuw lied voor de HERE; zing Zijn lof, allen die in de verste uithoeken van de aarde leven! Zing, o zee! Zing, allen die in verre overzeese landen wonen!
Voeg u bij het koor, steden in de woestijn, Kedar en Sela! En u ook, bewoners van de bergen.
Laten de kustlanden in het westen de HERE eer bewijzen en Zijn grote macht bezingen.
De HERE zal een machtig strijder zijn, een krijgsman voor Zijn tegenstanders. Hij zal een strijdkreet slaken en hen overwinnen.
Hij heeft lang gezwegen en Zich ingehouden. Maar nu zal Hij Zijn toorn de vrije loop laten; Hij zal roepen en hijgen als een vrouw, die een kind baart.
Hij zal bergen en heuvels met de grond gelijk maken en het groen op de hellingen verschroeien. Hij zal de rivieren en waterplassen laten opdrogen.
Hij zal het blinde Israël langs een pad laten lopen dat het nog nooit heeft gezien. Hij zal de duisternis voor haar verlichten en de weg voor haar effenen. Hij zal haar niet in de steek laten.
Maar zij die op afgoden vertrouwen en hèn goden noemen, zullen bedrogen uitkomen; zij zullen terugdeinzen.
O, mijn volk, wat bent u blind en doof ten opzichte van God! Waarom wilt u niet luisteren? Waarom wilt u het niet zien?
Wie ter wereld is zo blind als mijn knecht, die is voorbestemd mijn boodschapper van de waarheid te zijn? Wie is zo blind als mijn 'gekozene', de 'dienaar van de HERE'?
U ziet en begrijpt wat goed is, maar u slaat er geen acht op en doet het niet; u hoort het, maar wilt niet luisteren.
De HERE heeft Zijn grote en heerlijke wet gegeven. Hij was van plan de wereld daarmee te laten zien dat Hij rechtvaardig is.
Maar wat ziet Zijn volk eruit; zij, die de hele wereld de glorie van Zijn wet moesten laten zien; zij zijn beroofd en gevangen genomen, uitgezogen en tot slaaf gemaakt. Iedereen kon met hen doen wat hij wilde en er was niemand, die hen te hulp kwam.
Wil niet één van u de les van de geschiedenis leren en inzien wat een ellende u in de toekomst te wachten staat?
Wie liet Israël beroven en verwonden? Was het de HERE niet? Het is de HERE tegen Wie zij zondigden, want zij wilden niet gaan waarheen Hij hen stuurde en weigerden naar Zijn wetten te luisteren.
Daarom stortte de HERE zo'n vreselijke toorn over Zijn volk uit en trof het met oorlog. Al worden de Israëlieten omringd door vuur en branden zij zich, dan nog zullen zij niet begrijpen waarom God het doet, want zij nemen Zijn woord niet ter harte.

43

Maar nu, Israël, zegt de HERE, Die u heeft geschapen: Wees niet bang, want Ik heb u vrijgekocht; Ik heb u bij uw naam geroepen; u bent van Mij.
Als u door diepe wateren en grote moeilijkheden moet, zal Ik bij u zijn. Als u rivieren van problemen moet oversteken, zult u niet verdrinken! Als u door het vuur van de onderdrukking loopt, zult u niet worden verbrand, de vlammen zullen u niet verteren.
Want Ik ben de HERE, uw God en redder, de Heilige van Israël. Ik gaf Egypte, Ethiopië en Seba als een losprijs in ruil voor uw vrijheid.
Anderen stierven, zodat u kunt leven; Ik ruilde hun levens voor de uwe, want u bent kostbaar voor Mij en Ik schat het bezit van u hoog; Ik houd van u.
Wees niet bang, want Ik ben bij u. Ik zal u uit alle windstreken om Mij heen verzamelen.
Ik zal mijn zonen en dochters van de uithoeken van de aarde terugbrengen naar Israël.
Allen die Mij hun God noemen, zullen komen, want Ik heb hen voor mijn glorie gemaakt; Ik heb hen geschapen.
Breng hen naar Mij terug, blind als zij zijn en doof voor mijn roepen, ook al kunnen zij horen en zien.
Verzamel alle volken! Welke van hun afgoden heeft ooit dergelijke dingen voorspeld? Kunnen zij voorspellen wat er morgen gebeurt? Waar zijn de getuigen die hen zouden hebben horen spreken? Als er geen getuigen zijn, moeten zij toegeven dat alleen God de toekomst bekendmaakt.
En Ik heb getuigen, Israël, zegt de HERE! U bent mijn getuigen en dienaren, gekozen om Mij te kennen en te geloven en te begrijpen dat alleen Ik God ben. Er bestaat geen andere God; die is er nooit geweest en zal er ook nooit zijn.
Ik ben de HERE en er bestaat geen redder buiten Mij.
Keer op keer heb Ik u mijn woord laten horen en mijn macht getoond. Ik ben toch geen vreemde voor u? Als u wilt, kunt u van Mij getuigen!
Van eeuwigheid tot eeuwigheid ben Ik God. Niemand kan Mij tegenhouden bij wat Ik doe.
De HERE, uw verlosser, de Heilige van Israël, zegt: Terwille van u zal Ik een leger ten strijde laten trekken tegen Babel, dat het land vrijwel ongedeerd zal binnenvallen. De grootspraak van de Babyloniërs zal veranderen in angstkreten.
Ik ben de HERE, uw Heilige, Israëls schepper en koning.
Ik ben de HERE, Die een weg baant door het water, een pad door het midden van de zee.
Ik liet het machtige leger van de Egyptenaren met al zijn strijdwagens en paarden uitrukken, zodat het nu dood onder de golven ligt, de levens uitgedoofd als kaarsen.
Maar dat is nog niets vergeleken met wat Ik nu ga doen!
Want Ik ben iets heel nieuws van plan. Kijk, Ik ben er al mee begonnen. Ziet u het niet? Ik zal een weg maken door de wildernis van de wereld, waarover mijn volk naar huis kan terugkeren. Ik zal rivieren voor mijn volk laten ontspringen in de woestijn!
De wilde dieren in de vlakten zullen Mij bedanken, ook de jakhalzen en de struisvogels, omdat Ik hun water geef in de wildernis; ja, bronnen in de woestijn, zodat mijn volk dat Ik heb uitgekozen, kan worden verfrist.
Ik heb Israël voor Mijzelf gemaakt en daarom zal dit volk Mij op een dag voor het oog van de hele wereld eren.
Mijn volk, toch wilt u Mij niet om hulp vragen, u hebt genoeg van Mij!
U hebt Mij de lammeren voor het brandoffer niet gebracht; u hebt Mij geen eer bewezen met offers. Toch heb Ik maar zelden om offers en reukwerk gevraagd! Ik heb u niet als een slavenvolk behandeld.
U hebt Mij geen zoetgeurende wierook gebracht, noch Mij genoegen gedaan met het vet van de offers. Nee, u hebt Mij alleen met uw zonden bezwaard, Mij geplaagd met al uw ontsporingen.
Ik ben het Die terwille van Mijzelf uw zonden wegdoe en er nooit meer aan zal denken.
En herinner Mij aan deze belofte van vergeving, want wij moeten eens met elkaar gaan rechtspreken over uw zonden. Bepleit u zaak, zodat Ik u kan vergeven.
Vanaf het eerste begin zondigden uw voorouders tegen Mij. Al uw priesters en leiders overtraden mijn wet.
Daarom heb Ik uw priesters afgezet en Israël vernietigd, het volk aan de schande overgegeven.

44

Luister naar Mij, mijn dienaar Israël, die Ik gekozen heb:
De HERE, Die u heeft gemaakt en Die u van eeuwigheid kent, zal helpen. Hij zegt: Dienaar van Mij, wees niet bang. Jeruzalem, mijn uitverkorene, wees niet bang.
Want Ik zal u meer dan voldoende water geven voor uw dorstige land en uitgedroogde grond. En Ik zal mijn Geest en mijn zegeningen over uw kinderen uitgieten.
Zij zullen opgroeien als mals, sappig gras en als wilgen langs de rivier.
"Ik ben het eigendom van de HERE", zullen zij trots zeggen, "ik ben een Jood." Anderen zullen eigenhandig schrijven: "Ik ben van de HERE" en met ere de naam van Israël noemen.
De HERE, de koning van Israël, zegt (ja, Israëls verlosser, de HERE van de hemelse legers, zegt het): Ik ben de eerste en de laatste; er bestaat geen andere God.
Wie anders kan u vertellen wat in de toekomst gaat gebeuren? Laten zij het u vertellen als zij dat kunnen en zo hun macht tonen. Laten zij hetzelfde doen als Ik; alles wat Ik al sinds het verre verleden doe.
Wees vooral niet bang. Heb Ik het al niet eeuwen lang gezegd dat Ik u zou redden? (A) U bent mijn getuigen; bestaat er een andere God buiten Mij? Nee! Ik ken er geen! Er bestaat geen andere rots.
Wat zijn degenen die beelden als hun goden vereren toch dom! Hun hoop blijft onbeantwoord. Zij zijn er zelf getuige van dat dit zo is, want hun beelden zien en horen niets. Geen wonder dat zij die die beelden aanbidden, zo beschaamd zijn.
Wie anders dan een dwaas maakt zijn eigen god, een beeld dat hem geen steek verder kan helpen!
Allen die deze beelden vereren, zullen beschaamd staan voor de HERE, samen met al die houtbewerkers (gewone mensen) die beweren dat zij een god hebben gemaakt. Zij zullen delen in elkaars angst als zij daar staan.
De smid staat bij het vuur een bijl te maken. Met volle kracht slaat hij op het metaal. Hij krijgt honger en dorst, wordt amechtig en zwak.
Dan pakt de houtbewerker de bijl en gebruikt hem om een god te maken. Hij meet het blok hout en tekent de omtrekken van een man op het hout, waarna hij het uithakt. Nu heeft hij een prachtig beeld, dat echter niet uit zichzelf van zijn plaats kan komen.
Hij hakt cederbomen om, kiest cypressen en eiken uit en plant de zilverberk in het bos, waar de regen hem voldoende water geeft om op te groeien.
En als hij de boom een tijd heeft verzorgd, gebruikt hij een deel van het hout om zijn vuur mee te stoken, waaraan hij zich warmt en waarop hij zijn brood bakt. En dan (ja, echt) maakt hij van het overblijvende hout een afgodsbeeld; een god die door mensen moet worden vereerd! Een beeld om voor op de knieën te vallen en te aanbidden!
Een deel van de boom verbrandt hij om zijn vlees op te braden en zich warm te houden, voor zijn voeding en comfort.
En van het overgebleven hout maakt hij zijn god; een houten beeld. Dan valt hij ervoor op zijn knieën, vereert en aanbidt het. "Verlos mij", zegt hij. "U bent mijn god!"
Waanzin is het! God heeft hun ogen gesloten zodat zij niets kunnen zien en heeft hun verstand afgestompt, zodat zij niets begrijpen.
Het komt niet bij de man op om na te denken en zich af te vragen: "Het is eigenlijk maar een stuk hout. Ik heb het verbrand om warmte te krijgen en maakte er mijn brood en vlees op klaar. Hoe kan de rest dan een god zijn? Moet ik op mijn knieën vallen voor een blok hout?"
Die arme, misleide ziel zit op zijn knieën voor de as; hij vertrouwt op iets dat hem nooit of te nimmer kan helpen. Toch kan hij het niet opbrengen zich af te vragen: "Is dit ding, dit beeld dat ik in mijn hand houd, een leugen?"
Denk erom, Israël, want u bent mijn dienaar; Ik maakte u en Ik zal niet vergeten u te helpen.
Ik heb uw zonden laten verdwijnen als ochtendmist in de middagzon! Keer terug naar Mij, want Ik heb de losprijs voor u betaald.
Zing, hemel, want de HERE heeft dit wonderbaarlijke gedaan. Roep, aarde; barst uit in een lied, bergen en wouden. Ja, elke boom, want de HERE heeft Jakob verlost en in Israël wordt Hij verheerlijkt!
De HERE, uw verlosser, Die u maakte, zegt: Alle dingen werden door Mij gemaakt; Ik strekte de hemelen uit. Ik maakte de aarde en alles wat zich daarop bevindt.
Ik laat zien dat alle valse profeten leugenaars zijn, door iets anders te laten gebeuren dan wat zij zeggen. Ik laat wijze mannen het tegenovergestelde adviseren van wat zij zouden moeten en maak hen zo tot dwazen.
Maar wat mijn profeten zeggen, doe Ik; als zij zeggen dat Jeruzalem zal worden bevrijd en dat de steden van Juda weer zullen worden bewoond, zal het zo gebeuren!
Als Ik tegen de rivieren zeg: "Val droog!" vallen ze droog.
Als Ik van Kores zeg: "Hij is mijn herder", dan zal hij zeker doen wat Ik zeg; en Jeruzalem en de tempel zullen worden herbouwd, want Ik heb het gezegd.

45

Dit is de boodschap van de HERE aan Kores, Gods gezalfde, die Hij heeft uitgekozen om vele landen te veroveren. God zal zijn rechterhand kracht geven en hij zal de kracht van machtige koningen breken. God zal de poorten van Babel voor hem openen; de poorten zullen niet langer voor hem gesloten blijven.
Ik zal voor u uitgaan en de bergen vlak maken; koperen stadspoorten met ijzeren grendels zal Ik voor u openbreken.
En Ik zal u verborgen schatten geven, heimelijk bewaarde kostbaarheden. En u zult weten dat Ik dit doe: Ik, de HERE, de God van Israël. Ik roep u bij uw naam.
Terwille van mijn dienaar Jakob, mijn uitverkoren volk Israël, heb Ik u voor dit werk geroepen; u bij uw naam geroepen. Ik gaf u een erenaam, hoewel u Mij niet kende.
Ik ben de HERE; er bestaat geen andere God. Ik zal u kracht geven om overwinningen te behalen, ook al kent u Mij niet.
De hele wereld, van oost tot west, zal weten dat er geen andere God bestaat. Ik ben de HERE en er bestaat niemand anders. Ik alleen ben God.
Ik formeer het licht en schep de duisternis. Ik bewerk het heil en doe het onheil komen. Ik, de HERE, doe deze dingen.
Hemelen, druppel van boven. Wolken, laat gerechtigheid stromen. Aarde, open uw schoot, opdat het heil en de vrede groeien mogen. Ik, de HERE, heb het bewerkt.
Wee de man, die zijn schepper bestrijdt. Durft de pot ruzie te maken met zijn maker? Zegt de klei tegen degene die haar kneedt: "Stop, u doet het verkeerd!" of roept de pot: "U kunt er niets van!"
Wee het pasgeboren kind dat tegen zijn vader zegt: "Waarom hebt u mij verwekt?" en tegen zijn moeder: "Waarom hebt u mij gebaard?"
De HERE, de Heilige van Israël, Israëls schepper, zegt: Welk recht hebt u om vraagtekens te zetten achter wat Ik doe? Wie denkt u dat u bent om Mij bevelen te geven over het werk van mijn handen?
Ik maakte de aarde en schiep daarop de mens. Met mijn handen strekte Ik de hemel uit en Ik gaf bevelen aan de sterren die aan de hemel staan.
Ik heb hem (A) laten opstaan om mijn gerechtigheid te laten vervullen en Ik zal de weg voor hem effenen. Hij zal mijn stad herbouwen en mijn gevangen genomen volk bevrijden, zonder daarvoor een beloning te krijgen!
De HERE zegt: De Egyptenaren, Ethiopiërs en Arabieren zullen aan u onderworpen zijn. Zij zullen met hun handelswaar bij u komen en het zal van u zijn. Zij zullen u als gevangenen in ketens volgen, voor u op de knieën vallen en zeggen: "Uw God is de enige God Die er is!"
Werkelijk, God van Israël, redder, U bent een God Die beschermt.
Allen die beelden aanbidden, zullen worden teleurgesteld en zich diep schamen.
Maar Israël zal met eeuwig heil door de HERE worden gered; zij zullen in alle eeuwigheid niet worden teleurgesteld in hun God.
Want zo zegt de HERE, Die de hemelen heeft geschapen; Hij is God, Die de aarde heeft gevormd en toebereid (Hij heeft haar niet als een woestheid (B) geschapen), opdat zij bewoond zou zijn: Ik ben de HERE en er bestaat geen andere God!
Ik heb in het openbaar grote beloften gedaan; Ik fluister geen geheimzinnige dingen in één of andere donkere hoek, zodat niemand kan horen wat Ik eigenlijk bedoel. En Ik heb Israël niet gezegd Mij tevergeefs te zoeken, want Ik, de HERE, spreek eerlijk en open en wat Ik zeg, is betrouwbaar.
Verzamel u en kom hier, allen die aan de veroveringen zijn ontkomen. Wat een onwetenden, wat een onverstandigen zijn het die met houten afgodsbeelden rondlopen en goden aanbidden die hen niet kunnen helpen!
Laat de bewijzen maar eens horen, die u meent te hebben van het nut van het aanbidden van afgodsbeelden! Wie anders dan God heeft tevoren gezegd dat die dingen zouden gaan gebeuren? Welke afgod heeft u dat ooit verteld? Want er bestaat geen andere God dan Ik (een rechtvaardige God en een redder) nee, niet één!
Laat de hele wereld zich, wanneer het om verlossing gaat, tot Mij wenden. Want Ik ben God; er bestaat geen andere God.
Ik heb bij Mijzelf gezworen (en mijn woord terugnemen doe Ik niet, want het is een waar woord) dat elke knie voor Mij zal buigen en dat elke tong trouw zal zweren aan mijn naam.
"In de HERE ligt al mijn gerechtigheid en kracht", zullen de mensen verklaren. Allen die zich tegen Hem verzetten, zullen tot Hem komen en zich schamen.
In de HERE worden alle generaties van Israël gerechtvaardigd en zij zullen zich op Hem beroemen.

46

De afgodsbeelden van Babel, Bel en Nebo, (A) worden op wagens weggevoerd!
Maar kijk! De trekdieren struikelen! De wagen slaat om en de beelden vallen op de grond! Is dat het beste wat zij kunnen? Als zij zichzelf niet kunnen behoeden voor zo'n val, hoe hadden zij dan ooit hun volgelingen kunnen beschermen?
Luister naar Mij, alle Israëlieten die zijn overgebleven; Ik heb u geschapen en sinds uw geboorte voor u gezorgd.
Uw leven lang zal Ik uw God zijn. Ook al wordt uw haar grijs van ouderdom, Ik maakte u en Ik zal voor u zorgen. Ik zal u voorthelpen en uw redder zijn.
Met wie in de hele hemel en op de hele aarde ben Ik te vergelijken? Wie kunt u vinden die gelijk is aan Mij?
Zij die veel geld uit hun buidel schudden en een massa zilver kunnen afwegen, huren een goudsmid en betalen zich arm om een god te laten maken! Dan vallen zij op hun knieën en aanbidden hem!
Op hun schouders dragen zij hem rond en als zij hem ergens neerzetten blijft hij daar, want hij kan zich niet bewegen! En als iemand tot hem bidt komt er geen antwoord, want die god kan hem niet uit zijn problemen helpen.
Vergeet dit niet, u die van de levende God bent afgevallen, en neem het ter harte.
En vergeet ook niet hoe vaak Ik u overduidelijk heb verteld wat in de toekomst ging gebeuren. Want Ik ben God (Ik alleen) en er bestaat geen ander zoals Ik.
Ik verkondig u van het begin af aan de afloop van wat er gebeuren gaat. Wat Ik heb bepaald, zal gebeuren zoals Ik heb besloten.
Ik zal die snelle roofvogel uit het oosten roepen, de man die Ik heb verkoren, die van ver komt. Hij zal komen en doen wat Ik zeg.
Luister naar Mij, koppige mannen, die u verre houdt van mijn heil.
Want Ik bied u mijn verlossing aan. Niet in de verre toekomst, maar nu! Ik sta klaar om u te redden. Jeruzalem zal Ik verlossen en Israël weer in luister herstellen.

47

Och onoverwinnelijk Babel, kom in het stof zitten. Uw dagen van glorie, luister en hoog aanzien zijn voorbij. O dochter van de Chaldeeën, u zult nooit meer een lieflijke prinses zijn, teer en wondermooi.
Pak de handmolen en maal het koren; leg uw sluier maar af (A), schort uw jurk op en loop zo voor schut.
U zult beschaamd zijn als u ontbloot door rivieren zult waden. Ik zal wraak op u nemen en geen genade kennen."
Dat zegt onze verlosser, Die Israël uit de macht van Babel zal redden; HERE van de hemelse legers is Zijn naam, de Heilige van Israël.
Zit stil in de duisternis, Babel; u zult nooit meer 'De koningin onder de koninkrijken' worden genoemd.
Want Ik was boos op mijn volk Israël en strafte het door het in uw macht te geven. Maar u kende geen genade. Zelfs grijsaards liet u zware vrachten dragen.
U dacht dat uw heerschappij nooit zou eindigen, koningin van de wereld. U gaf helemaal niets om mijn volk en dacht er niet aan op te treden tegen mensen die het kwaad deden.
O genotzuchtig koninkrijk, in wellust en onbezorgdheid levend met het idee dat u wereldheerser bent. Luister naar het vonnis van mijn rechtbank over uw zonden. U zegt: "Ik alleen ben God! Ik zal nooit weduwe worden, nooit mijn kinderen verliezen."
Welnu, die twee dingen zullen u op hetzelfde moment overkomen. Twee dingen zult u op één dag te verwerken krijgen: Weduwschap en het verlies van uw kinderen, ondanks al uw occultisme en toverkunsten.
U waande zich veilig in uw verdorvenheid. Uw 'wijsheid' en 'kennis' brachten u er toe te denken dat u aan niemand verantwoording hoefde af te leggen.
Daarom zal de ramp zich bliksemsnel over u voltrekken en wel zo snel dat u niet weet waar hij vandaan komt. Er zal geen zoenoffer te brengen zijn, die dit ongekende kan afweren.
Roep de horden boze geesten maar op, die u al die jaren hebt aanbeden. Doe een beroep op hen om u te helpen opnieuw angst in veler harten te zaaien.
U hebt raadgevers genoeg; uw astrologen en sterrenkundigen, die u proberen te vertellen wat in de toekomst gebeuren gaat.
Maar zij zijn net zo nutteloos als gedroogd gras dat verbrand wordt. Zij kunnen zichzelf niet eens verlossen! Van hen zult u echt geen hulp krijgen. Zij zijn een kolenvuur, waaraan u zich niet kunt warmen en dat geen licht geeft om bij te zitten.
Al uw vroegere handelspartners zullen wegglippen en verdwijnen; niemand zal in staat zijn u te helpen.

48

1-2 Mijn volk, luister naar Mij. U zweert trouw aan de HERE zonder er een woord van te menen en hebt de mond vol van het wonen in de Heilige Stad en te vertrouwen op de God van Israël. Maar in uw hart verwerpt u Mij, de HERE van de hemelse legers.
Steeds weer heb Ik u verteld wat in de toekomst zou gebeuren. Ik had dat nog niet gezegd of Ik liet mijn woorden werkelijkheid worden.
Ik wist hoe hard en opstandig u bent. Uw nek is onbuigzaam als ijzer en uw hoofd hard als koper.
Daarom vertelde Ik u van tevoren wat Ik ging doen, zodat u nooit zou kunnen zeggen: "Mijn afgod deed dit; mijn beeld liet het gebeuren!"
U hebt mijn aankondigingen gehoord en gezien hoe zij werkelijkheid werden, maar u weigert het toe te geven. Nu zal Ik u nieuwe dingen vertellen, waarover Ik nog niet eerder heb gesproken. Geheimen die u nog nooit hebt gehoord.
Dan kunt u niet zeggen: "Dat wisten wij allang!"
Ja, Ik zal u geheel nieuwe dingen vertellen, want Ik weet wat voor trouwelozen u bent, opstandelingen vanaf uw vroegste jeugd, door en door trouweloos.
Terwille van Mijzelf en van de eer van mijn naam zal Ik mijn toorn bedwingen en u niet wegvagen.
Ik louterde u in een oven van ellende, maar vond geen zilver. U bent waardeloos, er is niets goeds in u te vinden.
In mijn eigen belang zal Ik u mijn toorn besparen en u niet vernietigen. Als Ik dat wel zou doen, zouden de heidenen zeggen dat hun goden Mij hebben overwonnen. Ik sta mijn eer aan niemand af.
Luister naar Mij, mijn volk, mijn uitverkorenen! Ik alleen ben God, Ik ben de eerste; Ik ben de laatste.
Mijn hand legde de fundamenten voor de aarde; de palm van mijn rechterhand strekte de hemelen boven u uit; Ik sprak en zij ontstonden.
Kom allemaal bijeen en luister! Welke van al uw afgoden heeft u ooit verteld: "De HERE houdt van de man die Hij zal gebruiken om een eind te maken aan het Babylonische rijk. Hij zal de legers van de Chaldeeën onder de voet lopen."
Maar Ik zeg het. Ik heb hem geroepen; Ik heb hem dit laten doen en zal hem daarbij helpen.
Kom dichterbij en luister goed. Ik heb u altijd duidelijk verteld wat zou gaan gebeuren, zodat u het allemaal goed kon begrijpen. En nu heeft de HERE God door Zijn Geest mij deze boodschap voor u gegeven:
De HERE, uw verlosser, de Heilige van Israël, zegt: Ik ben de HERE, uw God, Die u voor uw eigen bestwil straft en Die u de paden wijst waarlangs u moet lopen.
Och, had u toch maar naar mijn wetten geluisterd! Dan had u vrede gehad als een kalmstromende rivier en golven van gerechtigheid.
Dan was u even talrijk geworden als het zand langs de zeeën van de wereld, teveel om te tellen. Dan was uw vernietiging niet nodig geweest.
Maar wees nu bevrijd uit uw gevangenschap! Verlaat Babel zingend en roep de einden van de aarde toe dat de HERE Zijn dienaren, het volk van Jakob, heeft verlost.
Zij hadden geen dorst toen Hij hen door de woestijnen leidde; Hij spleet de rots en het water gutste eruit, zodat zij konden drinken.
Maar, zo zegt mijn God, voor de goddelozen is er geen vrede.

49

Luister naar mij, bewoners van verre landen: De HERE riep mij, voordat ik werd geboren. Vanuit de schoot van mijn moeder riep Hij mij bij de naam.
"God zal de veroordelingen die ik u laat horen, scherp als zwaarden maken. Hij heeft mij verborgen in de schaduw van Zijn hand; ik ben als een scherpe pijl in Zijn pijlkoker.
Hij zei tegen mij: "U bent mijn dienaar, Israël. In u zal Ik mijn glorie laten zien!"
Ik antwoordde: "Maar mijn werk voor hen lijkt zo nutteloos; ik heb mijn krachten voor hen ingezet, maar ik kreeg geen enkele reactie. Mijn beloning laat ik aan God over."
"En nu", zei de HERE, Die mij in de schoot van mijn moeder vormde als Zijn dienaar, met de opdracht Zijn volk Israël bij Hem terug te brengen, Die mij de kracht heeft gegeven om deze taak uit te voeren en mij daarvoor eerde:
"U zult meer doen dan alleen Israël bij Mij terugbrengen. Ik zal u stellen tot een licht voor alle volken van de wereld om ook hen te laten delen in mijn heil. Mijn heil zal tot aan de einden der aarde reiken."
De HERE, de redder en Heilige van Israël, zegt tegen hem die diep wordt veracht, van wie de mensen een afkeer hebben en die onderworpen is aan aardse heersers: "Koningen zullen opstaan als u voorbij komt; prinsen zullen diep buigen, omdat de HERE u heeft uitgekozen; Hij, de trouwe HERE, de Heilige van Israël, kiest u uit."
De HERE zegt: "Dit is het moment, waarop Ik uw gebed kan verhoren; de dag van uw heil, waarop Ik u zal helpen. Ik zal u tegen gevaar beschermen en u als een teken aan Israël geven, als bewijs dat Ik het land Israël weer zal herstellen en het aan zijn oorspronkelijke bewoners zal teruggeven. Via u zeg Ik tegen de gevangenen van de duisternis: Kom naar buiten! Ik geef u uw vrijheid terug! Zij zullen mijn schapen zijn en grazen in malse weiden en op groene heuvels.
Zij zullen geen honger of dorst lijden; de brandende zon en de schroeiende woestijnwinden zullen hen niet meer bereiken. Want de HERE zal hen in Zijn genade leiden naar koele waterbronnen.
Ik zal mijn bergen voor hen tot vlakke paden maken; de wegen zullen dalen overbruggen.
Kijk, mijn volk zal vanuit het oosten, het noorden en het westen terugkeren.
Hemelen zing van blijdschap; jubel, o aarde. Barst uit in een lied, o bergen; want de HERE heeft Zijn volk getroost en zal medelijden hebben met Zijn volk, dat zo zwaar verdrukt werd.
Toch zeggen zij: "De HERE heeft ons verlaten; Hij is ons vergeten."
Nooit! Kan een moeder haar kleine kind vergeten en niet van haar eigen zoon houden? Ook al zou dat kunnen, dan zou Ik u nog niet vergeten.
Kijk maar, Ik heb uw naam in mijn handpalm gekerfd; de verwoeste muren van Jeruzalem staan Mij voortdurend voor ogen.
Uw herbouwers zullen binnenkort komen en allen wegjagen die u verwoestten.
Kom en zie, want de HERE heeft gezworen dat al uw vijanden zullen komen om uw slaven te zijn. Zij zullen zijn als uitgestalde juwelen, als de sieraden van een bruid.
Zelfs de meest troosteloze gedeelten van uw verlaten land zullen spoedig wemelen van uw mensen en uw vijanden die u tot slaven maakten, zullen ver weg zijn.
De generaties die in ballingschap zijn geboren, zullen terugkomen en zeggen: "We hebben meer ruimte nodig! Het is hier overbevolkt!"
Dan zult u bij uzelf denken: "Wie heeft mij dit allemaal gegeven? Want het merendeel van mijn kinderen was gedood en de rest werd in ballingschap weggevoerd, mij eenzaam achterlatend. Wie bracht hen ter wereld? Wie voedde hen voor mij op?"
De HERE God zegt: "Ik zal de vreemde volken een teken geven en zij zullen uw zonen in hun armen en uw dochters op hun schouders bij u terugbrengen.
Koningen en koninginnen zullen u dienen; zij zullen in al uw behoeften voorzien. Zij zullen tot op de grond voor u buigen en het stof van uw voeten likken; dan zult u weten dat Ik de HERE ben. Zij, die het van Mij verwachten, zullen nooit beschaamd worden."
Wie kan een prooi uit de handen van een machtige man grijpen? Wie kan van een tiran eisen dat hij zijn gevangenen vrijlaat?
Maar de HERE zegt: "Zelfs de gevangenen van de machtigste en hardvochtigste tiran zullen worden bevrijd; want Ik zal vechten tegen hen die u bevechten en Ik zal uw kinderen redden.
Ik zal uw vijanden hun eigen vlees te eten geven en zij zullen dronken worden van de stromen van hun eigen bloed. De hele wereld zal goed weten dat Ik, de HERE, uw redder en verlosser ben, de Machtige van Israël."

50

De HERE vraagt: Verkocht Ik u aan schuldeisers? Bent u daarom niet hier? Is uw moeder weg omdat Ik van haar scheidde en haar wegstuurde? Nee, u hebt uzelf verkocht door uw zonden. En uw moeder werd genomen als betaling voor uw schulden.
Was Ik te zwak om u te redden? Is het huis daarom stil en leeg wanneer Ik thuiskom? Heb Ik niet langer de macht om te verlossen? Nee, dat is niet de reden! Want Ik kan de zee bestraffen en droogleggen! Ik kan rivieren in woestijnen veranderen, zodat overal stervende vissen liggen.
De hemel doe Ik in het zwart gaan als in een rouwgewaad.
De HERE God heeft mij Zijn woorden van wijsheid gegeven zodat ik weet wat ik tegen al deze terneergeslagen mensen moet zeggen. Elke morgen maakt Hij mij wakker en opent Hij mijn verstand voor Zijn woorden.
De HERE God heeft tegen mij gesproken en ik heb geluisterd; ik was niet opstandig en keerde Hem niet de rug toe.
Ik ontblootte mijn rug voor de zweep en keerde mijn wangen toe aan degenen, die de baardharen uittrokken. Ik verborg mij niet voor de schande, ook al spuwden zij mij in het gezicht.
Omdat de HERE God mij helpt, word ik niet ontmoedigd. Het voornemen Zijn wil te doen, maakt mijn gezicht hard als steen en ik weet dat ik niet beschaamd zal staan.
Hij, Die mij recht doet, is dichtbij. Wie zal mij nu durven bestrijden? Waar zijn mijn vijanden gebleven? Laten zij eens tevoorschijn komen!
Kijk, de HERE God staat voor mij! Wie zal mij schuldig verklaren? Al mijn vijanden zullen worden vernietigd als oude kleren, die door de motten worden opgegeten!
Wie onder u vreest de HERE en gehoorzaamt Zijn dienaar? Als zulke mannen in de duisternis lopen, verstoken van enig licht, laten zij dan de HERE vertrouwen en steunen op hun God.
Maar u die leeft in uw eigen licht, u die zich aan uw eigen vuren warmt in plaats van aan Gods vuur; mijn hand zal u treffen en op een bed van smarten zult u moeten liggen.

51

Luister naar Mij, allen die naar gerechtigheid jagen, die de HERE zoeken! Denk aan de mijn waaruit u werd gedolven en aan de rots waaruit u werd gehakt!
Ja, denk aan uw voorouders Abraham en Sara van wie u afstamt. U maakt zich zorgen omdat u met zo weinigen bent, maar Abraham was helemaal alleen toen Ik hem riep. En toen Ik hem zegende, groeide hij uit tot een machtig volk.
Want de HERE zal Israël opnieuw zegenen en haar woestijnen laten bloeien. Haar troosteloze wildernis zal mooi worden als de tuin van Eden. Vreugde en blijdschap, dankbaarheid en heerlijke liederen zullen daar de boventoon voeren.
Luister naar Mij, mijn volk; luister, Israël, want van Mij gaat onderwijzing uit en de waarheid die Ik doe kennen, verlicht de volken.
Mijn heil en gerechtigheid zijn in aantocht; uw redding is nabij. Ik zal de volken regeren; zij zullen op Mij wachten en met verlangen naar mijn komst uitkijken.
Kijk omhoog naar de hemel en naar de aarde onder uw voeten, want de hemelen zullen als rook verdwijnen; de aarde verslijt als een kledingstuk en de aardbewoners zullen als vliegen sterven. Maar mijn redding geldt voor eeuwig; mijn rechtvaardig bewind zal nooit sterven of eindigen.
Luister naar Mij, u die het verschil tussen goed en kwaad kent en die mijn wet in uw hart draagt. Wees niet bang voor verachting door de mensen of voor hun bespottingen.
Want de mot zal hen vernietigen als kledingstukken; de worm zal hen opeten als wol; maar mijn gerechtigheid en heil zullen eeuwig duren, mijn reddend heil van generatie op generatie.
Toon op dit moment Uw kracht, o HERE. Laat U zien als in de dagen van weleer toen U Egypte, de draak van de Nijl, versloeg.
Bent U vandaag niet dezelfde machtige God, Die de zee drooglegde en er een pad doorheen maakte voor hen die U had bevrijd?
Zo zal er een tijd komen dat al Gods vrijgekochten weer thuis zullen komen. Zij zullen zingend naar Jeruzalem trekken, vervuld van blijdschap en eeuwigdurende vreugde; zorgen en rouw zullen tot het verleden behoren.
Ik, Ik ben het Die u troost en deze vreugde geeft. Waarom bent u bang voor gewone stervelingen? Die verdorren als gras en verdwijnen.
Dat komt omdat u de HERE, uw maker, vergeet. Hij heeft de sterren over de hemel verspreid en de aarde gemaakt. Blijft u bang voor onderdrukking door mensen en leeft u de hele dag in angst voor hun woede?
Binnenkort, al heel snel, zult u, gevangenen, worden vrijgelaten; de kerker, verhongering en dood zullen uw lot niet zijn.
Want Ik ben de HERE uw God, de HERE van de hemelse legers. Die dwars door de zee voor u een pad maakte, een droge doorgang tussen de hoge golven.
En Ik heb mijn woorden in uw mond gelegd en Ik bracht u in veiligheid, geborgen in de holte van mijn hand. Ik plantte de sterren op hun plaats en vormde de hele aarde. Ik zeg tegen Israël: "U bent mijn volk!"
Word wakker, word wakker, Jeruzalem! U hebt genoeg gedronken uit de beker van Gods grimmige toorn. U hebt hem tot de laatste druppel leeggedronken.
Geen van haar zonen heeft het overleefd om haar te helpen of te vertellen wat zij moet doen.
Deze twee dingen troffen u: Vertwijfeling en verwoesting. Ja, honger en het zwaard. Wie van uw vrienden is overgebleven? Wie zal u nu nog troosten?
Want uw zonen zijn bezweken en liggen in de straten, hulpeloos als wilde geiten die in een valkuil zijn gelopen. De HERE heeft Zijn grimmige toorn en bestraffing over hen uitgegoten.
Maar luister, onderdrukten (vol zorgen en wankelend, maar niet van de sterke drank)
want dit zegt de HERE uw God, Die voor Zijn volk zorgt: "Kijk, Ik neem de vreselijke beker uit uw handen; u hoeft niet langer van mijn grimmige toorn te drinken, het is voorbij.
Maar Ik zal die beker in handen geven van hen die u martelden en uw zielen in het stof vertrapten en die over u heen liepen."

52

Word wakker, word wakker, Jeruzalem en bekleed u met de kracht van God. Doe uw mooiste kleren aan, o Sion, Heilige Stad; want zondaars (zij die zich van God afkeren) zullen niet langer door uw poorten naar binnen komen.
Kom omhoog uit het stof, Jeruzalem; neem de slavenbanden van uw nek, gevangengenomen dochter van Sion.
Want de HERE zegt: Toen Ik u als ballingen verkocht, vroeg Ik geen geld van uw onderdrukkers; nu kan Ik u terugnemen zonder hun ook maar iets schuldig te zijn!
Mijn volk werd zonder reden getiranniseerd door Egypte en Assur en Ik stond dat toe.
En nu, wat is dit? vraagt de HERE. Waarom is mijn volk weer slaaf en wordt het zonder reden onderdrukt? Zij, die het overheersen, roemen in hoogmoed en mijn naam wordt de hele dag gelasterd.
Daarom zal Ik mijn naam aan mijn volk bekendmaken en het zal de kracht kennen, die in die naam schuilt. Dan zal het tenslotte ontdekken dat Ik tegen hen spreek.
Wat heerlijk zijn op de bergen de voeten van de brengers van het goede nieuws van vrede en heil, het nieuws dat de God van Israël regeert.
De wachtposten schreeuwen en zingen van blijdschap, want met hun eigen ogen zien zij hoe de HERE God Zijn volk weer naar huis terugbrengt.
Laten de ruïnes van Jeruzalem uitbarsten in blij gezang, want de HERE heeft Zijn volk getroost. Hij heeft Jeruzalem verlost.
Voor de ogen van alle volken heeft de HERE Zijn machtige arm ontbloot, de verste uithoeken van de aarde zullen het heil van onze God zien.
Ga uit, vertrek van daar, raak het onreine niet aan. Laat Babel en alles wat het belichaamt, ver achter u. Het is onrein voor u. U bent het heilige volk van de HERE; reinig uzelf, allen die vaten van de HERE naar Zijn huis dragen.
U zult niet haastig vertrekken, rennend voor uw leven; want de HERE zal voor u uit gaan en Hij, de God van Israël, zal u van achteren beschermen.
Kijk, mijn dienaar (A) krijgt voorspoed, Hij zal hoog worden verheven.
Zoals voorheen velen zich over Hem ontzetten, zelfs vorsten om Hem huiverden, omdat Zijn uiterlijk misvormd en niet meer menselijk was, zo staan nu vele volken verbaasd en sluiten koningen hun mond, omdat zij zien wat hun nog nooit was verteld en omdat zij aanschouwen wat nog nooit was gehoord.

53

Maar ach, wat zijn er weinig die het geloven! Wie zal luisteren? Aan wie zal God Zijn reddende macht openbaren?
In Gods ogen was Hij een groene scheut, die groeide aan een wortel in droge en onvruchtbare grond. Maar in onze ogen had Hij niets aantrekkelijks. Niets dat maakte dat wij Hem graag wilden aanvaarden.
Wij verafschuwden en verachtten Hem, een man van zorgen, vertrouwd met het bitterste verdriet. Wij keerden Hem de rug toe en keken de andere kant op als Hij langs kwam. Hij werd veracht en dat deed ons niets.
Maar het was ons leed dat Hij droeg, ons lijden drukte Hem neer. Wij dachten dat Zijn lijden een straf van God was voor Zijn eigen zonden!
Maar Hij werd doorstoken en verbrijzeld terwille van onze zonden. Hij werd zwaar gestraft zodat wij vrede konden hebben; Hij werd geslagen en daardoor werden wij genezen!
Wij zijn het, die als schapen afdwaalden! Wij verlieten Gods paden en gingen onze eigen weg. Desondanks legde God de schuld en zonden van ons allen op Hem!
Hij werd in een hoek gedreven en mishandeld, maar zei geen woord. Hij werd als een lam naar de slachtbank geleid; zoals een schaap onder het scheren geen geluid maakt, stond ook Hij zwijgend voor degenen die Hem veroordeelden.
Vanuit de angst en de benauwdheid werd Hij bevrijd. Wie zal Zijn leeftijd kunnen bepalen? Hij werd immers afgesneden van het leven? Maar wie van al die mensen realiseerde zich toen dat het hun zonden waren, waarvoor Hij stierf? Dat Hij hun straf op Zich nam?
Men had Hem als misdadiger willen begraven, maar Hij werd gelegd in het graf van een rijke; omdat Hij niets had misdaan, nooit een verkeerd woord had gezegd en in Hem geen onrecht werd gevonden.
Maar het was de bedoeling van de HERE dat Hij werd verbrijzeld en met verdriet overladen. Wanneer Hij Zijn leven heeft geofferd voor de zonde, zal Hij talloze nakomelingen krijgen; vele erfgenamen. Hij zal opnieuw leven en Gods voornemen zal bij Hem in goede handen zijn.
En als Hij ziet wat allemaal is bereikt door Zijn zware lijden, zal Hij voldoening smaken. Door wat Hij heeft ondervonden, zal mijn rechtvaardige dienaar vele mensen rechtvaardig maken in de ogen van God, want Hij zal al hun zonden dragen.
Daarom zal Ik Hem de eerbewijzen geven van iemand, die machtig is en hoog in aanzien staat; want Hij heeft zichzelf in de dood gegeven. Hij werd beschouwd als een zondaar, maar droeg de zonden van velen. Hij pleitte bij God voor overtreders.

54

Zing, kinderloze vrouw! Barst uit in luid en vrolijk gezang, u, die nooit moeder bent geworden. Want er zijn meer verlaten kinderen dan die welke nog een moeder hebben.
Maak uw huis groter, bouw er stukken bij aan; breid uw huis uit!
Want u zult uit uw voegen barsten! Uw nakomelingen zullen de steden in bezit nemen, die tijdens de ballingschap werden verlaten en zij zullen regeren over de volken die hun land in bezit namen.
Wees niet bang; u zult niet langer in schande leven. Aan de schande van uw jeugd en de zorgen van uw weduwschap zal niet meer worden gedacht.
Want uw schepper zal uw 'echtgenoot' zijn. HERE van de hemelse legers is Zijn naam; Hij is uw verlosser, de Heilige van Israël, de God van de hele aarde.
Want de HERE heeft u uit uw verdriet omhoog getrokken (-) een jonge vrouw, verstoten door haar echtgenoot.
Voor een korte tijd heb Ik u verstoten. Maar met een groot medelijden zal Ik u weer bij Mij laten terugkomen.
In een moment van toorn keerde Ik mijn gezicht voor een korte tijd van u af, maar met eeuwige ontfermende liefde zal Ik Mij over u ontfermen, zegt de HERE, uw verlosser.
Net als in de tijd van Noach, toen Ik zwoer dat Ik de aarde nooit meer door een grote watervloed zou laten overstromen, zweer Ik nu dat Ik mijn toorn nooit meer zo over u zal uitgieten als nu het geval is.
Want de bergen kunnen wegzakken en de heuvels verdwijnen, maar mijn eeuwige ontfermende liefde zal u niet verlaten. Mijn belofte van vrede aan u zal nooit worden gebroken, zegt de HERE, Die Zich over u ontfermt.
Ach mijn mishandeld volk, uit het lood geslagen en diep in de problemen, Ik zal u herbouwen op een fundament van saffieren. De muren van uw huizen zal Ik van kostbare juwelen maken.
Ik zal uw torens van glinsterend agaat en uw poorten en muren van glanzend edelgesteente maken.
En al uw inwoners zal Ik onderwijzen en zij zullen grote voorspoed hebben.
U zult leven onder een rechtvaardig en eerlijk bewind. Uw vijanden zullen op een eerbiedige afstand blijven; in vrede zult u leven. De verschrikkingen van een oorlog zullen u niet meer teisteren.
Als een volk tegen u ten strijde trekt, ben Ik het niet, Die hen stuurt om u te straffen. Daarom zal dat volk worden verslagen, want Ik sta aan uw kant.
Ik schiep de smid, die de kolen in de oven aanblaast en vernietigingswapens maakt. En Ik maakte de legers, die vernietiging zaaien.
Maar in die tijd zal geen enkel wapen dat tegen u wordt opgeheven, succes hebben en elke leugen die in de rechtszaal tegen u wordt ingebracht, zult u kunnen weerleggen. Dat is de erfenis van de dienaars van de HERE. Dit is de zegen die Ik u heb gegeven, zegt de HERE.

55

Is er iemand die dorst heeft? Kom dan maar hier en drink, ook al hebt u geen geld! Kom hier en kies uit wat u wilt drinken, wijn of melk. Alles is gratis!
Waarom zou u uw geld uitgeven aan voedsel, dat u geen kracht geeft? Waarom zou u betalen voor etenswaren, die niets waard zijn? Luister, dan zal Ik vertellen waar u voedsel kunt krijgen dat goed is voor uw ziel!
Kom hier bij Mij en zet uw oren goed open. Luister, want het gaat om het welzijn van uw ziel. Ik sta klaar om een eeuwig verbond met u te sluiten en u alle gunsten en liefde te geven die Ik ook aan koning David gaf.
Hij bewees mijn macht door vreemde landen te onderwerpen.
Ook u zult de volken bevelen en zij zullen zich haasten om u te gehoorzamen; niet vanwege uw eigen macht of kunde, maar omdat Ik, de HERE uw God, u heb verheerlijkt.
Zoek naar de HERE, zolang Hij Zich nog laat vinden. Roep tot Hem nu Hij nog dichtbij is.
Laten de overtreders hun slechte wegen verlaten en elk plan tot zondigen uit hun gedachten bannen! Laten zij zich tot de HERE bekeren, zodat Hij Zich over hen ontfermt en tot onze God, want Hij zal grenzeloos veel vergeven!
Mijn plannen zijn niet dezelfde als die van u en mijn gedachten zijn niet uw gedachten!
Net zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn mijn wegen hoger dan die van u. Evenzo zijn mijn gedachten hoger dan de uwe.
Zoals de regen en de sneeuw vanuit de hemel naar beneden komen en op de grond blijven liggen om de aarde water te geven, het koren te laten groeien, zaad voor de boer en eten voor de hongerigen te produceren,
zo is mijn Woord ook. Ik stuur het uit en het levert altijd vrucht op. Het doet alles wat Ik wil en bereikt datgene, waarvoor Ik het wegstuur.
U zult in blijdschap en vrede leven. De bergen en heuvels, de bomen op het land (de hele wereld om u heen) zullen blij zijn.
Waar eens dorens groeiden, zal een cypres staan; in plaats van distels zullen mirtes uit de aarde opschieten. Dit wonder zal de naam van de HERE beroemd maken en zal een eeuwig teken zijn van Gods macht en liefde, waaraan nooit meer een einde komt.

56

Wees rechtvaardig en eerlijk tegen iedereen, zegt de HERE God. Doe wat rechtvaardig en goed is, want Ik kom binnenkort om u te redden en mijn rechtvaardigheid te tonen.
Gezegend is de man die de sabbat in ere houdt; gezegend is de man die zichzelf weerhoudt van slechte daden.
Als iemand van een ander volk zich bij de HERE aansluit, laat hij dan niet zeggen: "De HERE zal mij achterstellen bij Zijn eigen volk." Zelfs als hij een eunuch is, moet hij niet denken minderwaardig te zijn.
Want dit zeg Ik over de eunuchs die de sabbat in ere houden, zich gedragen zoals Ik dat wens en weten dat zij deel uitmaken van mijn verbond:
Ik zal hun in mijn huis, binnen mijn muren een naam geven, die uitgaat boven de eer die zij zouden ontvangen als zij zonen en dochters hadden. Want de naam die Ik hun zal geven, is een eeuwige; hij zal nooit verdwijnen.
Ja, allen die zich bij het volk van God voegen hoewel zij behoren tot een ander volk, Hem dienen en Zijn naam liefhebben, Zijn dienaars zijn en de sabbat niet ontheiligen en die Zijn verbond en beloften hebben aanvaard,
zal Ik ook naar mijn heilige berg van Jeruzalem brengen. Ik zal hen vol vreugde maken in mijn huis van gebed. Ik zal hun offers en geschenken aannemen, want mijn tempel zal 'Huis van gebed voor iedereen' worden genoemd!
Want de HERE God, Die de uitgestotenen van Israël terugbrengt, zegt: Naast mijn volk Israël zal Ik daar ook anderen brengen.
Kom, wilde dieren van het land, scheur de schapen uit elkaar; kom, wilde dieren van de bossen, verscheur mijn volk.
Want de wachters van mijn volk zijn allemaal blind voor het gevaar. Het zijn leeghoofden, die geen alarm slaan als het gevaar komt. Zij houden van zomaar wat liggen, van slapen en mooie dromen.
Zij zijn net zo gulzig als honden, nooit hebben zij genoeg; het zijn domme herders, die alleen op hun eigen welzijn letten en elke kans benutten om er zelf beter van te worden.
"Vooruit", zeggen zij, "laten wij wat wijn halen en een feest houden; laten we ons eens lekker bedrinken. Dit is pas leven; zo mag het wel altijd blijven. En morgen wordt het nog mooier!"

57

Rechtvaardige mensen verdwijnen; de vromen sterven te vroeg, maar niemand schijnt zich er iets van aan te trekken of zich af te vragen waarom dat gebeurt. Niemand schijnt te beseffen dat God hen wegneemt voordat de kwade dagen komen.
Zij zullen in vrede rusten, allen die in hun leven de rechte weg bewandelen.
Maar u: Kom hier, heksenzonen, kinderen van echtbrekers en overspelige vrouwen!
Wie bespot u? Tegen wie trekt u gezichten en steekt u de tong uit? Kinderen van zondaars en leugenaars!
Met veel overgave aanbidt u uw afgoden in de schaduw van elke boom en in de dalen slacht u uw kinderen als mensenoffers onder de overhangende rotsen.
De gladde stenen in de dalen zijn uw goden. U aanbidt ze en zij, niet Ik, zijn uw erfenis. Moet dit alles Mij gelukkig maken?
U hebt overspel gepleegd op de heuveltoppen, want u aanbidt daar uw afgoden en laat Mij in de steek. Achter gesloten deuren zet u uw afgodsbeelden op en aanbidt niet Mij, maar iemand anders. Dat is overspel, want u geeft deze afgoden uw liefde in plaats van Mij lief te hebben.
U bracht geurig reukwerk en parfum als geschenk naar Moloch. U hebt ver gereisd, zelfs naar het dodenrijk, om nieuwe goden te vinden van wie u kon houden.
U werd moedeloos tijdens het zoeken, maar u gaf het niet op. U sprak uzelf moed in en ging door.
Waarom was u banger voor hen dan voor Mij? Hoe is het mogelijk dat u zelfs geen moment aan Mij hebt gedacht? Ben Ik te vriendelijk geweest, zodat u voor Mij geen angst voelt?
En dan zijn daar uw 'gerechtigheid' en uw 'goede werken', maar die zullen u niet redden.
Laten we maar eens kijken of uw hele verzameling afgoden u kan helpen als u schreeuwt om hulp! Zij zijn zo zwak dat de wind ze zonder moeite wegblaast! Ze tuimelen al om van een ademtocht. Maar wie op Mij vertrouwt, zal het land bezitten en mijn heilige berg erven.
Ik zal zeggen: Herstel de weg! Haal de rotsen en stenen weg! Maak een goed begaanbare hoofdweg klaar voor de terugkomst van mijn volk uit gevangenschap.
De hoge en doorluchtige, Die de eeuwigheid bewoont, de Heilige, zegt: Ik leef in die hoge en heilige plaats, maar ook bij ieder die berouwvol en nederig is; Ik verfris de nederigen en geef nieuwe moed aan mensen met een berouwvol hart.
Want Ik zal niet altijd tegen u vechten, noch voor altijd mijn toorn op u loslaten; als Ik dat deed, zou de hele mensheid verdwijnen; mensen, die Ik Zelf gemaakt heb.
Ik was boos en sloeg deze begerige mensen neer. Maar zij gingen gewoon door met zondigen en deden alles wat hun zondige hart wilde.
Ik heb gezien wat zij doen, maar toch zal Ik hen genezen! Ik zal hen leiden en troosten, hen helpen met berouw hun zonden te belijden.
Vrede, vrede voor hen, dichtbij en veraf, want Ik zal hen allemaal genezen.
Maar zij die Mij blijven afwijzen, zijn als de rusteloze zee die nooit stilligt, maar altijd modder en vuil opwoelt.
Voor hen, zegt mijn God, is er geen vrede!

58

Roep met alle kracht, laat uw stem klinken als een bazuin; wijs mijn volk op zijn overtredingen, vertel de nakomelingen van Jakob hun zonden.
Wat zijn zij toch vroom! Zij komen elke dag naar mijn tempel en luisteren graag naar het voorlezen van mijn wetten (net alsof zij eraan gehoorzamen) net alsof zij de geboden van hun God niet verachten! Wat doen zij hun best hun godsdienst correct te bedrijven; o, wat houden zij van de tempeldiensten!
"Wij hebben voor U gevast", zeggen zij. "Waarom bent U niet onder de indruk? Waarom ziet U onze offers niet? Waarom luistert U niet naar onze gebeden? Wij hebben onszelf goed onderzocht en ons vernederd, maar U ziet het helemaal niet!" Ik zal u vertellen waarom! Omdat u zelfs onder het vasten nog bezig bent met verkeerde zaken en uw arbeiders opdrijft.
Welk nut heeft vasten als u blijft ruziën en vechten? Dat soort vasten doet weinig goed in mijn ogen.
Is dit wat Ik wil? Dit soort inkeer, dit buigen als riet in de wind, dragen van rouwkleding en het uzelf bedekken met as? Noemt u dat vasten; een dag waaraan Ik welgevallen heb?
Nee, het soort vasten dat Ik van u verlang, is dat u uw band met de zonde verbreekt. Dat u zich bevrijdt van het kwaad. Dat u ophoudt uw arbeiders uit te buiten, hen eerlijk behandelt en hun geeft waar zij recht op hebben.
Ik wil dat u uw voedsel deelt met de hongerigen en dat u hulpelozen, armen en ontheemden in uw huizen ontvangt. Geef kleren aan wie het koud hebben en verberg u niet voor familieleden die uw hulp nodig hebben.
Als u dit alles doet, zal God Zijn glorierijke licht op u laten schijnen. Hij zal u genezen; uw vroomheid zal u voorthelpen, goedheid zal als een schild voor u zijn en de glorie van de HERE zal u van achteren beschermen.
Dan zal de HERE antwoorden als u roept. "Ja, hier ben Ik", zal Hij direct zeggen. Alles wat u moet doen, is de boosheid uit uw midden wegdoen, ophouden de zwakken te onderdrukken, ophouden valse beschuldigingen te uiten en niet langer slechte geruchten verspreiden!
Geef de hongerigen te eten! Help mensen, die in moeilijkheden zitten! Dan zal uw licht vanuit de duisternis schijnen en de duisternis om u heen zal zo helder worden als het licht overdag.
En de HERE zal u onophoudelijk leiden, in uw behoeften voorzien met goede dingen en u gezond houden; dan zult u lijken op een tuin met voldoende water, een altijd opborrelende bron.
Uw zonen zullen de lang geleden verlaten ruïnes van uw steden herbouwen en u zult bekend worden als 'het volk dat zijn muren en steden herbouwt'.
Als u de sabbat in ere houdt, u niet verdiept in uw eigen zaken en pleziertjes, maar van de sabbat geniet en hem met genoegen 'de heilige dag van de HERE' noemt en als u de HERE met uw doen en laten eert, niet uw eigen verlangens en pleziertjes volgt en niet ijdel praat,
dan zal de HERE uw lust en uw leven zijn en Ik zal u verhogen. Ik zal uw leven op een hoger plan brengen, zodat u volop geniet van de zegeningen die Ik beloofde aan Jakob, uw vader. Ik, de HERE, heb het beloofd.

59

Luister! De HERE is niet te zwak om u te redden. En Hij is ook niet plotseling doof geworden! Hij hoort u wel als u roept!
Het probleem is echter dat uw zonden u gescheiden houden van God. Vanwege de zonde heeft Hij Zijn gezicht van u afgekeerd en wil Hij niet meer luisteren.
Want uw handen zijn moordenaarshanden en uw vingers zijn bevuild door de zonde. U liegt en mompelt en keert u tegen de goeden.
Niemand wil eerlijk en oprecht zijn. De dingen, die u voor de rechtbank beweert, berusten op leugens; u besteedt uw tijd aan het uitbroeden van slechte plannen en de uitvoering ervan.
Uw boze plannen zijn als eieren van een adder. Als zij worden uitgebroed, komt er een giftige slang uit voort.
Uw zonden zijn als spinnewebben, waarvan geen kleding kan worden gemaakt. Alles wat u doet, is doortrokken van zonde; geweld is uw belangrijkste kenmerk.
Uw voeten snellen naar de zonde en er wordt gemakkelijk onschuldig bloed vergoten; uw gedachten zijn uitsluitend op zonden gericht. Waar u ook gaat, laat u een spoor van ellende en dood achter.
U weet niet wat werkelijke vrede is, noch wat het betekent rechtvaardig en goed te zijn; u doet voortdurend kwaad en zij die u volgen, zullen geen vrede kennen, net zomin als u.
Daarom is het recht ver van ons, gerechtigheid wordt niet bij ons gevonden. Wij zien uit naar het licht, maar de duisternis houdt ons gevangen. Wij verwachten uitzicht, maar rondom ons is de nacht.
Als blinden tasten wij langs de wand. Wij zoeken houvast als mensen die geen ogen hebben. Midden op de dag struikelen wij alsof het donker is. Wij zwerven in de wildernis en lijken sprekend op doden.
Wij allen grommen als hongerige beren, wij maken geluiden als het gekir van duiven. Wij hopen dat ons recht zal worden gedaan, maar het gebeurt niet. Wij hopen op redding, maar ook die blijft uit.
Want onze zonden blijven zich opstapelen voor de rechtvaardige God en getuigen tegen ons. Ja, wij weten wat een zondaars wij zijn.
Wij kennen onze ongehoorzaamheid. Wij hebben de HERE, onze God, verloochend. Wij weten hoe opstandig en oneerlijk wij zijn, want wij kiezen onze leugens met zorg.
Onze gerechtshoven doen de rechtvaardige onrecht; eerlijkheid is een onbekend verschijnsel voor ons. De waarheid valt dood neer in de straten en oprechtheid heeft geen enkele waarde.
Ja, de waarheid is verdwenen en iemand die het verkeerde nalaat, wordt al snel aangevallen. De HERE zag al de boosheid en het was verkeerd in Zijn ogen, omdat niemand voor het recht opkwam.
Hij zag dat niemand u hielp en vroeg Zich af waarom niemand er tussen kwam. Daarom ondernam Hij Zelf stappen om u te redden door Zijn machtige kracht en gerechtigheid.
Hij deed de gerechtigheid aan als pantser en zette de helm van het heil op Zijn hoofd. Hij kleedde Zich met een mantel van vergelding en grimmige toorn.
Hij zal Zijn vijanden hun slechte daden betaald zetten, grimmige toorn voor Zijn tegenstanders in verre landen.
En uiteindelijk zullen zij de naam van God van oost tot west vrezen en verheerlijken. Want Hij zal komen als een krachtige getijstroom, voortgedreven door de adem van de HERE.
Hij zal komen als verlosser van diegenen in Sion, die zich van de zonde hebben afgekeerd.
"Wat mij betreft, is dit mijn belofte aan hen", zegt de HERE. "Mijn Geest, Die op u is, zal u niet verlaten; ook de woorden die u namens Mij spreekt, zullen steeds bij u zijn. Ook bij uw kinderen en kleinkinderen, voor altijd en eeuwig."

60

Sta op, mijn volk! Laat uw licht schijnen, zodat alle volken het zien! Want de glorie van de HERE stroomt over u heen.
Een duisternis, zwart als de nacht, zal alle volken van de aarde omhullen, maar de glorie van de HERE zal van u afstralen.
Alle volken zullen op uw licht afkomen; machtige koningen zullen komen om te zien hoe de glorie van de HERE op u rust.
Sla uw ogen omhoog en kijk! Want uw zonen en dochters komen vanuit verre landen terug naar huis.
Uw ogen zullen glinsteren van vreugde, uw hart zal trillen van blijdschap, want kooplui uit de hele wereld zullen naar u toestromen en u de rijkdommen van vele landen brengen.
U zult grote aantallen kamelen zien komen, evenals dromedarissen uit Midian en Scheba en Hefa, die goud en reukwerk brengen ter meerdere eer en glorie van God.
De kudden van Kedar zullen aan u worden gegeven en de rammen van Nebajoth zullen naar mijn altaar worden gebracht; die dag zal Ik mijn glorieuze tempel verheerlijken.
Wie zijn dat, die als wolken naar Israël vliegen? Als duiven naar hun nest?
Ik heb schepen van vele landen gereserveerd, de beste die er zijn (A) om de zonen van Israël van ver weg weer naar huis terug te brengen en zij hebben al hun rijkdommen bij zich. Want de Heilige van Israël, over de hele wereld bekend, heeft u in de ogen van iedereen verheerlijkt.
Buitenlanders zullen komen en uw steden bouwen. Presidenten en koningen zullen u hulp sturen. Want ook al vernietigde Ik u in mijn toorn, Ik zal genadig voor u zijn door mijn welbehagen.
Uw poorten zullen dag en nacht openstaan om de rijkdommen van vele landen door te laten. De koningen van de hele wereld zullen tot uw beschikking staan.
Want de volken die weigeren uw bondgenoot te zijn, zullen verdwijnen; zij zullen worden vernietigd.
De glorie van Libanon zal uw eigendom zijn (de bossen met cypressen, platanen en dennebomen) om mijn heiligdom te verfraaien. Mijn tempel zal schitterend zijn.
De zonen van uw onderdrukkers zullen komen en voor u buigen! Zij zullen uw voeten kussen! Zij zullen Jeruzalem de 'stad van de HERE' en 'glorieuze berg van de Heilige van Israël' noemen.
Eens werd u veracht en gehaat en niemand wilde uw vriend zijn. Nu zal aan ieder uw schoonheid blijken. Tot een vreugde voor alle generaties van de wereld zal Ik u maken.
Sterke koningen en machtige volken zullen u hun beste produkten brengen om in al uw behoeften te voorzien en u zult dan weten en volkomen begrijpen dat Ik, de HERE, uw redder en verlosser ben, de Machtige van Israël.
Ik zal uw koper inruilen voor goud, uw ijzer voor zilver, uw hout voor koper, uw stenen voor ijzer. Vrede en gerechtigheid zullen uw heersers zijn!
Het geweld zal uit uw land verdwijnen; er zal geen verwoesting of verderf in uw gebied worden gevonden. Uw muren zullen heil zijn en uw poorten lof.
U zult de zon en de maan niet langer nodig hebben om u licht te geven, want de HERE, uw God, zal uw eeuwige licht zijn. Hij zal uw glorie zijn.
Uw zon zal nooit ondergaan en de maan zal niet afnemen, want de HERE zal uw eeuwige licht zijn. Uw dagen van rouw zullen tot een einde komen.
Uw hele volk zal goed zijn. Zij zullen hun land voor eeuwig bezitten, want Ik zal hen daar met mijn eigen handen planten; dat zal Mij glorie brengen.
Het kleinste gezin zal uitgroeien tot een grote familie; de kleine groep zal een machtig volk worden. Ik, de HERE, zal het allemaal laten gebeuren als de tijd ervoor aangebroken is.

61

De Geest van God de HERE rust op mij, omdat de HERE mij heeft gezalfd tot brenger van goed nieuws aan mensen die lijden en worden onderdrukt. Hij heeft mij gestuurd om mensen met gebroken harten te troosten, voor gevangenen vrijlating uit te roepen en hen die opgesloten zitten, te bevrijden.
Hij heeft mij gestuurd om aan mensen in de rouw te vertellen dat de tijd van Gods welbehagen voor hen is gekomen, maar ook de dag van Zijn toorn tegen hun vijanden.
Aan allen die in Israël rouwen, geeft Hij schoonheid in plaats van as; vreugde in plaats van rouw; lof in plaats van neerslachtigheid. Want God heeft hen geplant als sterke en rechtvaardige eiken terwille van Zijn eigen glorie.
Zij zullen de oude ruïnes herbouwen, steden restaureren die lang geleden werden verwoest en deze opnieuw tot leven brengen, ook al hebben zij vele generaties lang in puin gelegen.
Buitenlanders zullen uw dienaars zijn; zij zullen uw kudden voederen, uw land ploegen en uw wijngaarden verzorgen.
U zult priesters van de HERE, helpers van onze God, worden genoemd. U zult worden gevoed met de rijkdommen van de volken en u zult u op hun schatten beroemen.
In plaats van schaamte en schande zult u een dubbele hoeveelheid voorspoed en eeuwige vreugde krijgen.
Want Ik, de HERE, houd van gerechtigheid; Ik haat roof en het kwaad. Ik zal mijn volk trouw belonen en een eeuwigdurend verbond met hen sluiten.
Hun nakomelingen zullen bekend en beroemd zijn onder de volken; iedereen zal beseffen dat zij een volk vormen dat door God is gezegend.
Laat mij u vertellen hoe gelukkig God mij heeft gemaakt! Want Hij heeft mij gekleed in gewaden van heil en een mantel van gerechtigheid over mijn schouder gelegd. Ik lijk wel een bruidegom in zijn trouwpak of een bruid met haar sieraden.
God de HERE zal de volken van de wereld Zijn gerechtigheid laten zien; allen zullen Hem loven. Als een bloeiende boom of als een tuin, vroeg in de lente, vol met jonge planten die overal opschieten, zo zal God, de HERE, gerechtigheid doen voortkomen onder alle volken.

62

Omdat ik veel van Sion houd en mijn hart naar Jeruzalem verlangt, zal ik niet ophouden voor haar te bidden en naar God te roepen, tot zij oplicht in Zijn gerechtigheid en glorieus is in Zijn heil.
De volken zullen uw gerechtigheid zien. Koningen zullen worden verblind door uw glorie en God zal u een nieuwe naam geven.
Hij zal u in Zijn hand omhoog houden, een prachtige kroon voor de koning der koningen.
U zult nooit meer 'het door God verlaten land' of 'het land dat God vergat' worden genoemd. Uw nieuwe naam zal zijn: 'Het land van Gods welbehagen' en 'de bruid', want de HERE beleeft vreugde aan u en zal u beschouwen als Zijn eigendom.
Uw kinderen zullen voor u zorgen, o Jeruzalem, met vreugde als van een jonge man die met een maagd trouwt; en God zal Zich over u verheugen als een bruidegom die in de wolken is met zijn bruid.
O Jeruzalem, ik heb wachters op uw muren geposteerd, die dag en nacht tot God zullen roepen voor de vervulling van Zijn beloften. Neem geen rust, u die bidt, en geef God geen rust tot Hij Jeruzalem een hecht fundament geeft en zij over de hele wereld respect en bewondering afdwingt.
De HERE heeft Jeruzalem in al Zijn oprechtheid gezworen: "Ik zal u nooit meer aan uw vijanden overgeven; vreemde soldaten zullen nooit meer uw koren en wijn weghalen.
U verbouwde het; u zult het ook eten, God lovend. In de voorhoven van de tempel zult u zelf de wijn drinken, die u hebt geperst."
Vooruit! Snel! Maak de weg klaar voor de terugkeer van mijn volk! Herstel de wegen, haal de stenen eruit en hijs de vlag van Israël.
Kijk, de HERE heeft Zijn boodschappers naar elk land gestuurd en zegt: "Vertel mijn volk: Ik, de HERE, uw God, kom eraan om u te redden en Ik zal u vele geschenken brengen."
En zij zullen 'het heilige volk' en 'de verlosten van de HERE' worden genoemd. Jeruzalem zal 'begeerde stad' en 'door God gezegende stad' worden genoemd.

63

Wie komt daar vanuit Edom aan, uit de stad Bozra, in Zijn prachtige donkerrode kledij? Wie is dat in Zijn koninklijke gewaden, rustig voortlopend met grootse kracht? "Ik ben het, de HERE, Die uw heil aankondigt; Degene Die de macht heeft u te redden!"
"Waarom is uw kleding zo rood als van iemand die in de wijnpers de druiven uitperst?"
"Ik heb de wijnpers alleen getreden. Er was niemand die Mij hielp. In mijn toorn heb Ik mijn vijanden als druiven vertrapt. In mijn grimmige toorn vertrapte Ik mijn tegenstanders. U ziet hun bloed op mijn kleding.
Want de tijd is aangebroken dat Ik mijn volk moet wreken, het uit de handen van zijn onderdrukkers moet verlossen.
Ik keek maar niemand kwam het te hulp; Ik was verbaasd en geschokt. Daarom voerde Ik de wraak alleen uit; zonder hulp velde Ik de vonnissen.
Ik vernietigde de heidense volken in mijn toorn; Ik bracht hen aan het wankelen en liet hen neerstorten."
Ik zal vertellen over de ontfermende liefde van God. Ik zal Hem loven voor alles wat Hij heeft gedaan; ik zal mij verheugen over Zijn goedheid tegenover Israël, die Hij haar betoonde uit Zijn genade en liefde.
Hij zei: "Zij zijn toch van Mij; mijn eigen kinderen zullen mijn vertrouwen niet opnieuw beschamen." En Hij werd hun redder.
In al hun onderdrukking werd Hij onderdrukt en Hij redde hen door de Engel Die altijd bij Hem is. In Zijn liefde en medelijden verloste Hij hen, tilde hen op en droeg hen door de jaren heen.
Maar zij rebelleerden tegen Hem en deden Zijn Heilige Geest verdriet. Daarom werd Hij hun vijand en vocht Hij persoonlijk tegen hen.
Toen herinnerden zij zich de dagen van weleer, toen Gods dienaar Mozes Zijn volk uit Egypte wegleidde en zij riepen: "Waar is Hij Die Israël door de zee voerde, met Mozes als hun herder? Waar is de God Die Zijn Heilige Geest stuurt om onder Zijn volk te wonen?
Waar is Hij, wiens machtige kracht de zee voor hen splitste, toen Mozes zijn hand ophief en zijn reputatie voor eeuwig vestigde?
Wie leidde hen over de bodem van de zee? Net als paarden, die door de woestijn rennen, struikelden zij niet.
Als grazend vee in de dalen, zo gaf de Geest van de HERE hun rust. Op die manier bezorgde Hij Zichzelf een geweldige naam.
O HERE, werp vanuit de hemel Uw blikken naar beneden en zie ons vanuit Uw heilige, glorieuze verblijfplaats; waar is Uw liefde voor ons, die U altijd liet zien? Waar zijn nu Uw kracht, Uw genade en Uw medelijden?
U bent immers nog steeds onze Vader! Abraham en Jakob kennen ons niet, maar U blijft onze vader, onze verlosser van oudsher.
O HERE, waarom hebt U onze harten verhard, waarom liet U ons zondigen en ons tegen U keren? Kom terug en help ons, want wij, die Uw eigendom zijn, hebben U zo nodig.
Hoe kort hebben wij Jeruzalem maar in bezit gehad! En nu hebben onze vijanden haar verwoest.
O God, waarom behandelt U ons alsof wij Uw volk niet zijn; als een heidens volk dat U nooit 'HERE' noemde?

64

Och, als U eens de hemel openscheurde en naar beneden kwam! De bergen zouden schudden in Uw aanwezigheid!
Het verterende vuur van Uw glorie zou de bossen platbranden en de oceanen laten droogkoken. De volken zouden voor U sidderen van angst; dan zouden Uw vijanden erachter komen, waarom U zo roemrucht bent!
Zo was het vroeger ook wanneer U naar beneden kwam, want U deed vreselijke dingen, die boven al onze vermoedens uitgingen en waar de bergen van schudden!
Want sinds het begin van de aarde heeft niemand ooit zoiets gezien of gehoord als onze God, Die werkt voor degenen die op Hem wachten!
U verwelkomt de mensen die graag goede dingen doen, die goddelijke wegen bewandelen. Maar wij zijn niet goddelijk; wij zondigen doorlopend en blijven dat heel ons leven doen. Daarom drukt Uw toorn zwaar op ons. Hoe kunnen mensen als wij worden gered?
Wij zijn allemaal besmet en bevlekt door de zonde. Als we onze mantels van gerechtigheid aantrekken, blijken het smoezelige vodden te zijn. Wij verdorren en vallen af als bladeren in de herfst. En als de wind blazen onze zonden ons weg.
Toch roept niemand Uw naam aan of smeekt U om genade. Daarom hebt U ons de rug toegekeerd en ons aan onze zonden uitgeleverd.
En toch, HERE, bent U onze vader. Wij zijn het klei en U bent de pottenbakker. Wij zijn allemaal gevormd door Uw hand.
Och, wees niet boos op ons, HERE, en herinner U niet eeuwig onze zonden. Kijk en zie dat wij allemaal Uw volk zijn.
Uw heilige steden zijn verwoest; Jeruzalem is een troosteloze wildernis.
Onze heilige, prachtige tempel, waar onze vaders U loofden, is platgebrand en alle mooie dingen zijn verwoest.
Moet U ons nu nog Uw hulp weigeren, HERE, zelfs na dit alles? Zult U het stilzwijgen bewaren en ons blijven straffen?

65

De HERE zegt: Mensen die voorheen nooit naar Mij vroegen, zijn nu naar Mij op zoek. Zij die Mij nooit eerder zochten, vinden Mij nu. Tegen mensen die mijn naam niet kenden, zeg Ik: 'Hier ben Ik'.
Maar mijn eigen volk (hoewel Ik de hele dag mijn armen wijd uitgespreid hield om het te verwelkomen) is opstandig geweest; het volgt zijn eigen slechte paden en gedachten.
Elke dag smijt het Mij beledigingen in het gezicht door in de tuinen afgoden te aanbidden en reukwerk te verbranden op de daken.
's Nachts begeven zij zich tussen de graven en grotten om boze geesten te vereren; zij eten varkensvlees en ander verboden voedsel.
Toch zeggen zij tegen elkaar: "Kom niet te dichtbij, anders verontreinig je mij! Want ik ben heiliger dan jij!" Ik kan ze niet meer zien. Dag in, dag uit maken ze Mij toornig.
Kijk, Zijn voornemen ligt zwart-op-wit voor mij: Ik zal niet blijven zwijgen; Ik zal het hun betaald zetten. Ja, Ik zal het hun grondig betaald zetten.
Niet alleen hun eigen zonden, maar ook die van hun vaders, zegt de HERE, want die verbrandden ook reukwerk op de daken en beledigden Mij op de heuveltoppen. Ik zal het hun volledig betaald zetten.
Maar Ik zal hen niet allemaal vernietigen, zegt de HERE, want net als in een slechte tros ook goede druiven zitten (en iemand zegt: "Gooi ze niet allemaal weg, er zitten nog een paar goede druiven tussen!") zo zal Ik ook Israël niet volledig vernietigen, want er bevinden zich trouwe dienaars onder.
Een restant van mijn volk zal Ik in leven laten om het land Israël te bezitten; zij die Ik uitkies, zullen het erven en Mij daar dienen.
Voor hen die Mij hebben gezocht, zullen de velden van Saron weer gevuld zijn met schaapskudden en in het dal van Achor zullen de runderen grazen.
Maar omdat de rest van u de tempel van de HERE heeft verlaten en afgoden van het noodlot en het hiernamaals aanbidt,
zal Ik u door het zwaard doen sterven en staat de dood u te wachten; want toen Ik riep, gaf u geen antwoord; toen Ik sprak, wilde u niet luisteren. U zondigde opzettelijk, hoewel u wist hoe Ik dat verafschuw.
Daarom zegt de HERE God: U zult van honger sterven, maar mijn dienaars zullen eten; u zult dorstig zijn, terwijl zij drinken; u zult droevig en beschaamd zijn, maar zij zullen blij zijn.
U zult huilen in uw zorgen en vertwijfeling, terwijl zij zingen van vreugde.
Uw naam zal een vloekwoord zijn onder mijn uitgekozen volk, want de HERE God zal u neerslaan en Zijn echte dienaars bij een andere naam noemen.
Dan zal een tijd aanbreken dat ieder die een zegen uitspreekt of een eed zweert, dat zal doen bij de God van de waarheid; want Ik zal mijn toorn opzijzetten en het kwaad dat u deed, vergeten.
Want kijk, Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde: Zo mooi, dat niemand meer aan de oude zal terugdenken.
Wees blij; verheug u voor altijd in mijn schepping. Kijk! Ik zal Jeruzalem veranderen in een plaats van geluk en haar inwoners zullen een en al blijdschap zijn!
En Ik zal Mij verheugen in Jeruzalem en in mijn volk en het geluid van klagen en huilen zal daar niet meer worden gehoord.
Babies zullen niet meer enkele dagen oud sterven; mannen die honderd jaar worden, zullen er niet oud uitzien! Alleen zondaars zullen op een dergelijke leeftijd sterven!
In die dagen zal een man blijven wonen in het huis dat hij heeft gebouwd; het zal niet worden verwoest door vijandige invallen zoals in het verleden. Mijn volk zal wijngaarden planten en de opbrengst ervan zelf eten; zijn vijanden zullen het niet in beslag nemen. Want mijn volk zal net zo lang leven als de bomen en het zal lang genieten van de opbrengsten van het harde werk.
De oogsten zullen niet worden gegeten door hun vijanden; hun kinderen zullen niet worden geboren om te vroeg te sterven. Want zij zijn de kinderen van hen die de HERE heeft gezegend en hun kinderen zullen ook worden gezegend.
Voordat zij Mij roepen, zal Ik hun al antwoord geven. Terwijl zij nog tegen Mij praten over wat zij nodig hebben, zal Ik al beginnen hun gebeden te verhoren!
De wolf en het lam zullen samen eten; de leeuw zal stro eten als een os; giftige slangen zullen niemand meer verslinden, maar stof eten. In die dagen zal niemand meer worden gewond of vernietigd, want op mijn heilige berg zal geen kwaad meer geschieden, zegt de HERE.

66

De hemel is mijn troon, zegt de HERE, en de aarde mijn voetbank; welke tempel kunt u voor Mij bouwen, die Mij tot een huis zou kunnen zijn om daarin te wonen?
Mijn hand heeft dat alles toch gemaakt, zij zijn mijn eigendom. Toch rust mijn oog op de man met een nederig en verslagen hart, die beeft voor mijn woord.
Maar zij die hun eigen wegen kiezen en behagen scheppen in hun zonden, zijn vervloekt. God zal hun offers niet aanvaarden. Als zulke mensen een os offeren op het altaar van God, is het net zo min aanvaardbaar voor Hem als een mensenoffer. Als zij een lam offeren of een graanoffer brengen, is dat voor God hetzelfde als wanneer zij een hond of het bloed van een zwijn op Zijn altaar leggen! Als zij reukwerk voor Hem verbranden, rekent Hij hun dat aan alsof zij een afgod zegenen.
Ik zal grote ergernis over hen brengen, alles waarvoor zij vreesden; want toen Ik hen riep, weigerden zij te antwoorden en toen Ik tegen hen sprak, wilden zij niet luisteren. Integendeel, zij deden kwaad voor mijn ogen en kozen d...t waarvan zij wisten dat Ik het verafschuwde.
Luister naar de woorden van de HERE, allen die Hem vrezen en beef voor Zijn woorden: Uw broers haten en verstoten u, omdat u trouw bent aan mijn naam. "Glorie aan God", spotten zij, "laat ons uw geluk in de HERE maar eens zien!" Zij zullen te schande worden gemaakt.
Wat is dat voor een opschudding in de stad? Wat is dat voor een vreselijk lawaai uit de tempel? Het is de stem van de HERE, Die vergelding over Zijn vijanden brengt.
Wie heeft ooit zoiets vreemds gezien of gehoord? Want in één dag zal plotseling een volk, Israël, worden geboren, zelfs nog voordat de weeën zijn begonnen. Nauwelijks begon de pijn of de baby was er al. Het volk is ontstaan.
Zou Ik de geboorte op gang brengen zonder dat een kind gebaard wordt? vraagt de HERE, uw God. Nee! Nooit!
Wees blij met Jeruzalem en verheug u met haar, allen die van haar houden en die om haar rouwden.
Wees blij om Jeruzalem; drink met volle teugen van haar glorie als een kind aan zijn moeders overvolle borst.
Voorspoed zal Jeruzalem als een rivier overspoelen, zegt de HERE, want Ik zal het sturen; de rijkdommen van de niet-Joden zullen naar haar toestromen. Haar kinderen zullen aan haar borst worden gevoed, op haar heup worden gedragen en op haar schoot worden geknuffeld.
Ik zal u daar troosten, zoals een kind wordt getroost door zijn moeder.
Als u Jeruzalem ziet, zal uw hart blij zijn. U zult een stralende gezondheid krijgen. De hele wereld zal Gods goede hand op Zijn volk zien rusten, evenals Zijn toorn over Zijn vijanden.
Want kijk, de HERE zal komen met vuur en snelle wagens van vervloeking en Hij zal Zijn toorn als een vuur alles laten verbranden.
Want de HERE zal de wereld met vuur en met Zijn zwaard straffen en het aantal slachtoffers zal groot zijn!
Zij die afgoden aanbidden, verscholen achter een boom in de tuin en daar feestvieren met varkensvlees, muizen en ander verboden voedsel, zullen ellendig aan hun einde komen, zegt de HERE.
Ik zie heel goed wat zij doen; Ik weet wat zij denken, daarom is het tijd geworden alle volken rond Jeruzalem te verzamelen, waar zij mijn glorie zullen zien.
Ik zal een machtig wonder onder hen doen en zij die aan het oordeel ontkomen, zal Ik als zendelingen uitzenden naar de volken: Naar Tarsis, Pul, Tubal, Lud, Javan en naar de landen overzee, die niet hebben gehoord van mijn faam, noch mijn glorie hebben gezien. Daar zullen zij mijn glorie onder de niet-Joden bekendmaken.
En zij zullen al uw broeders uit alle volken mee terugbrengen als een geschenk voor de HERE; op paarden, in rijtuigen, op draagstoelen, muildieren en snelle kamelen; naar mijn heilige berg, naar Jeruzalem, zegt de HERE. Het zal lijken op de offers, die in de oogsttijd de tempel binnenstromen, gedragen in vaten, die aan de HERE zijn gewijd.
En Ik zal enkelen van hen die terugkeren, aanwijzen als mijn priesters en Levieten, zegt de HERE.
Zo zeker als mijn nieuwe hemel en aarde zullen bestaan, zo zeker zult u voor altijd mijn volk zijn, met een naam die nooit zal verdwijnen.
De hele mensheid zal Mij week in, week uit, maand in, maand uit komen aanbidden.
Zij zullen uitgaan en de dode lichamen zien van hen die tegen Mij opstonden, want hun worm zal nooit sterven; hun vuur zal niet doven en zij zullen een vreselijke aanblik vormen voor de hele mensheid.

Lizenz
CC-0
Link zur Lizenz

Zitationsvorschlag für diese Edition
TextGrid Repository (2025). Christos Christodoulopoulos. Isaiah (Dutch). Multilingual Parallel Bible Corpus. https://hdl.handle.net/21.11113/0000-0016-93C2-6