1
Gelukkig is de mens, die in de wandeling niet luistert naar de raad van slechte mensen, die niet blijft stilstaan op de weg van de zondaars en vermijdt te zitten bij hen die met God spotten.
Integendeel, het is voor hem een vreugde te doen wat de HERE van hem vraagt; dag en nacht is hij bezig met Zijn woord.
Hij lijkt op een boom, die staat aan de oever van een beek. Wanneer het jaargetijde ervoor aanbreekt, draagt hij volop vrucht en zijn bladeren verwelken niet. Alles wat deze mens onderneemt, is een succes.
Bij de zondaars ligt het echter anders! Die waaien uiteen als het kaf in de wind.
Op de dag van het oordeel zullen zij niet veilig zijn; Zij kunnen dan immers niet standhouden temidden van Gods trouwe volgelingen!
Want de HERE leidt de wegen van zijn volgelingen, terwijl de weg van de goddelozen rechtstreeks naar de afgrond voert.
2
Wat zijn de ongelovige volken toch dwaas om tegen de HERE op te staan! Het is onbegrijpelijk dat deze mensen proberen God te slim af te zijn!
De machthebbers van deze wereld hebben hun hoofden bijeen gestoken en de leiders spannen samen tegen de HERE en Zijn Gezalfde. (A)
"Kom op", zeggen zij, "laten wij onze boeien verbreken en onszelf bevrijden uit deze slavernij van God."
Maar God in de hemel lacht wanneer Hij hen hoort. De Here bespot hun dwaze plannen.
Hij zal hen in Zijn heftige toorn aanspreken. Zij zullen van angst voor Hem ineenkrimpen.
"Dit is de Koning, die Ik heb aangesteld", verklaart de HERE dan, "en Ik heb Hem in Jeruzalem, mijn heilige stad, een troon gegeven."
De Uitverkorene van de HERE antwoordt vervolgens: "Ik zal de eeuwige bedoeling van de HERE bekendmaken, want Hij heeft tegen Mij gezegd: 'Jij bent mijn Zoon, op deze dag ben Jij verwekt.
Vraag Mij wat Je wilt en Ik zal Je alle volken in bezit geven.
Heers over hen met een ijzeren vuist; verbrijzel hen alsof het potten van aardewerk zijn."
Wees daarom verstandig, koningen en heersers van deze aarde, en luister nu het nog kan!
Dien de HERE met eerbiedig ontzag; verheug u in Hem met een bevend hart.
Val voor Zijn Zoon op uw knieën. Kus Hem, want als binnenkort Zijn toorn ontbrandt, bent u verloren. Zij die hun vertrouwen op Hem stellen, zijn gelukkige en gezegende mensen!
3
Een psalm van David toen hij op de vlucht was voor zijn zoon Absalom.
HERE, iedereen is tegen mij; velen willen mij kwaad doen. Ik heb zoveel vijanden.
Menigeen zegt dat God mij toch niet zal helpen.
Maar HERE, U bent mijn beschermende schild en houdt mijn eer hoog. U bent mijn enige hoop! Alleen in Uw kracht kan ik mijn hoofd opgeheven houden.
Ik schreeuwde het uit van ellende naar de HERE en Hij hoorde mij in Zijn heiligdom.
Toen pas durfde ik rustig te gaan liggen en vredig te gaan slapen. Ik werd ook weer veilig wakker, want de HERE hield de wacht over mij.
En al staan nu aan weerszijden van mij 10.000 vijanden, ik raak er niet meer door van streek.
Ik roep dan: "Verhef U, HERE! Mijn God, red mij!" En Hij zal hen dan in het gezicht slaan. Hij slaat hun de tanden uit de mond.
Want de ware redding komt alleen van de HERE. Hij zegent Zijn volgelingen en geeft hun vrede.
4
Een psalm van David voor de koordirigent. Te begeleiden met snarenspel;
O God, luister naar mij nu ik tot U roep. U laat mij toch altijd tot mijn recht komen! Toen ik wanhopig was, hebt U Zich om mij bekommerd; heb ook nu medelijden met mij! Luister naar mijn gebed!
De HERE God vraagt: "Mensenkinderen, wanneer houden jullie er mee op mijn eer te grabbel te gooien door dode afgoden te aanbidden? Hoelang blijven jullie nog ijdele dingen najagen? Het is allemaal bedrog!"
Luister goed: De HERE heeft mij voor Zichzelf bestemd; daarom zal Hij naar mij luisteren en mij antwoord geven wanneer ik tot Hem roep.
Als u boos wordt, zondig dan niet tegen de HERE; als u 's nachts wakker ligt, overdenk dan in alle rust Zijn woord.
Heb volkomen vertrouwen in de HERE en bied Hem uw offers aan zoals die zijn voorgeschreven.
Veel mensen zeggen dat God niet zal helpen. HERE, toont U hun dat zij het mis hebben door Uw licht op ons te laten schijnen!
Ja, de blijdschap die U mij hebt gegeven, gaat dieper dan hun vreugde, wanneer zij in de oogsttijd hun rijke opbrengst overzien.
Ik ga rustig liggen en slaap vredig in; ik weet dat alleen U mij beschermt, HERE!
5
Een psalm van David voor de koordirigent. Te begeleiden met fluitspel.
O HERE, wilt U mijn gebed aanhoren? Luister toch naar mijn smeken.
God, U bent mijn Koning en ik zal tot niemand anders bidden dan alleen tot U.
Elke morgen kijk ik omhoog naar U en leg U (ernstig biddend) al mijn vragen voor.
Ik weet dat slechtheid bij U geen standhoudt en dat geen enkele goddeloze op Uw bescherming kan rekenen.
Hoogmoedige zondaars kunnen Uw onderzoekende blik niet doorstaan, omdat U hun slechte daden haat.
Om hun leugens zult U hen vernietigen; U verafschuwt moord en bedrog, HERE.
Ik zelf mag, onder de bescherming van Uw genade en liefde, Uw tempel binnengaan. Met diep ontzag zal ik U eren.
HERE, U hebt beloofd mij altijd te leiden; wilt U dat ook nu doen? Anders zullen mijn vijanden over mij zegevieren. Wilt U mij duidelijk maken wat ik moet doen en welke weg ik moet inslaan?
Mijn tegenstanders zullen elke kans aangrijpen om mij in een kwaad daglicht te stellen. Altijd zijn zij oneerlijk. Hun hart is tot de rand gevuld met slechtheid. Wat uit hun mond komt, riekt naar zonde en dood. En zij proberen hun verdorven doel te bereiken met vleiende woorden.
O God, spreek het 'schuldig' over hen uit! Vang hen met hun eigen valstrikken; verdrijf hen om de overvloed van hun overtredingen, want zij komen in opstand tegen U.
Dan zal ieder die zijn vertrouwen op U stelt, zich verheugen. Zij zullen tot in eeuwigheid van vreugde juichen, omdat U hen beschermt. Dan zal ieder die U liefheeft, overlopen van blijdschap.
Want U, HERE, zegent Uw volgelingen; U beschermt hen met Uw schild van liefde.
6
Een psalm van David voor de koordirigent. Te begeleiden met snarenspel en te zingen op de wijs van 'De Achtste'.
O HERE, nee, straf mij niet in het vuur van Uw toorn!
Heb medelijden met mij, HERE, want ik ben maar een zwak mens. Genees mij, want mijn lichaam is ziek.
Mijn geest is opgewonden en verward. Laat mij toch snel weer tot mijzelf komen!
Kom, HERE, en schenk mij opnieuw een gevoel van welbehagen. Red mij door Uw goedheid.
Want als ik sterf, ben ik niet in staat tegenover mijn vrienden van U te getuigen. En in het dodenrijk kan niemand U loven.
Het verdriet put mij uit; elke nacht wordt mijn kussen nat van de vele tranen.
Mijn ogen staan dof en mijn blik is duister omwille van mijn vijanden.
Verdwijn uit mijn ogen, zondaars, want de HERE heeft mijn tranen gezien
en mijn smeken gehoord. Hij zal mijn gebeden beantwoorden.
Al mijn vijanden zullen voor schut staan, in verwarring raken en onverwachts beschaamd de aftocht blazen.
7
Een klaaglied van David, dat hij voor de HERE zong als reaktie op de woorden van Kusch (uit de stam Benjamin).
Ik weet dat ik op U aan kan, HERE, mijn God! U kunt mij redden uit de handen van hen die mij opjagen.
Laten zij mij niet bespringen, zoals een leeuw zou doen, en mij verscheuren en wegslepen zonder dat iemand mij redt.
Het zou iets anders zijn, HERE, als ik zelf slechte dingen deed.
Als ik bijvoorbeeld goed met kwaad vergold of iemand die mij vertrouwde, oneerlijk behandelde.
Dan zou het terecht zijn als mijn vijanden mij wilden vernietigen, mij op de grond smeten en mijn leven vertrapten in het stof.
Maar zo is het niet, HERE! Stel Uw toorn tegenover de woede van mijn vijanden. Kom erbij, HERE, en eis het recht voor mij op!
Laat alle mensen voor U aantreden; verhef U boven hen en spreek recht. Laat het recht openlijk over mij zegevieren! Geef mij eerherstel ten overstaan van allen.
Zorg toch dat er een einde komt aan al die slechtheid, HERE; zegen allen die U oprecht liefhebben. U, de rechtvaardige God, bent de Enige die alles doorziet in elk mensenhart. U beoordeelt motieven en gedachten.
God is mijn schild en mijn verdediging. Hij redt wie eerlijk en oprecht is.
God is een rechter, die altijd eerlijk vonnist. Dag in, dag uit wordt Zijn toorn opgewekt door slechte mensen.
Hij zal Zijn zwaard scherpen en hen verslaan, tenzij zij zich bekeren. Hij spant Zijn boog en legt aan.
Er liggen dodelijke pijlen op, die uit vuur bestaan.
De zondaar beraamt een slecht plan, werkt het uit tot in alle duistere details en zo ontstaan leugen en bedrog.
Hij valt zelf in de kuil, die hij voor een ander groef.
Het geweld dat hij tegen anderen beraamde, zal als een boemerang op hem terugslaan; zijn boosheid komt op zijn eigen hoofd neer.
Ik prijs de HERE en ben vol dankbaarheid omdat Hij goed en rechtvaardig is. Ik zal de naam van de HERE lofprijzen. Hij is HERE, de Allerhoogste.
8
Een psalm van David voor de koordirigent. Te begeleiden met het muziekinstrument uit Gath.
HERE, onze God, de majesteit en glorie van uw naam vullen de gehele aarde en de hemelen vloeien ervan over.
U hebt de kleine kinderen geleerd U volmaakt te prijzen. Hun voorbeeld zal uw vijanden en hun die op wraak zinnen, beschaamd doen staan en tot zwijgen brengen!
Als ik 's nachts omhoog kijk naar de hemel en het werk van Uw handen zie (de maan en de sterren, die U hun plaats gegeven hebt)
dan kan ik maar niet begrijpen dat U zich bekommert om een klein en nietig mens. Dat U werkelijk aandacht voor hem hebt!
En U hebt hem een plaats vlak onder Uzelf gegeven. U gaf hem een kroon van glorie en eer.
U gaf hem zelfs macht over alles wat U had gemaakt; alles staat onder zijn gezag:
Alle schapen en runderen en andere dieren in het veld,
De vogels in de lucht en de vissen en allse wat wemelt in de zee.
O HERE, onze God, de majesteit en glorie van Uw naam vullen de gehele aarde!
9
Een psalm van david voor de koordirigent. te zingen op de wijs van 'de dood van de zoon'.
HERE, ik prijs U met mijn hele hart. Ik vertel iedereen over de geweldige dingen die U doet.
Ik loop over van blijdschap en vreugde dank zij U. U wil ik lofzingen, U bent de Allerhoogste God!
In Uw nabijheid zullen al mijn vijanden neervallen en omkomen.
U hebt mijn eerherstel bewerkt en mij bevestiging gegeven. Vanaf Uw troon hebt U het recht laten zegevieren.
De volken hebt U bedreigd en de slechte mensen vernietigd, zodat hun namen voor eeuwig zijn uitgewist.
De vijanden zijn voor eeuwig veroordeeld! De HERE zal hun steden vernietigen. Zelfs de herinnering eraan zal vervagen.
Maar de HERE zal eeuwig leven en op Zijn rechterstoel de volken van deze aarde rechtvaardig oordelen.
Ieder die wordt verdrukt, mag bij Hem komen. Hij is een schuilplaats voor wie in nood is.
Ieder die Uw liefde en genade kent, HERE, zal zich voor hulp tot U richten. Want U hebt nog nooit iemand die zijn vertrouwen op U stelde in de steek gelaten.
Prijs de HERE Die in Jeruzalem woont. Laat de hele wereld horen over Zijn onvergetelijke daden.
Hij, Die elke moord zal wreken, heeft een open oor voor hen die Hem aanroepen om recht te vinden. Als mensen in de problemen zitten en Zijn hulp inroepen, negeert Hij hun gebeden niet.
HERE, heb medelijden met mij. Ziet U wel hoe ik lijd? Dat komt door hen die mij haten. Ruk mij weg voor de kaken van de dood.
Red mij toch! Dan kan ik weer openlijk Uw lof zingen. Ik wil mij erover verheugen dat U mij hebt gered en ervan getuigen tegenover de mensen in Jeruzalem.
De tegenstanders zijn in de kuil gevallen, die zij voor anderen groeven. In hun eigen val gelopen!
De HERE is befaamd om de wijze waarop Hij de slechte mensen met hun eigen wapens straft! Overdenk dit eens rustig!
De goddeloze zal eenmaal de godverlatenheid ervaren. Zo vergaat het ook de volken die de HERE vergeten.
De armen zullen niet langer worden vergeten; hun verwachting zal niet meer de bodem ingeslagen worden.
Kom HERE, berecht en straf de volken; laat hen niet over U zegevieren!
Laat hen maar beven van angst; zet ze maar op hun plaats, zodat zij beseffen dat zij niets voorstellen!
10
Waarom blijft de afstand tussen U en mij zo groot, HERE? Het lijkt wel of U Zich juist voor mij verbergt wanneer ik U het meest nodig heb.
De goddeloze zet in zijn hoogmoed de achtervolging in op de arme; laat het kwaad dat zij hebben bedacht, toch op deze mensen zelf neerkomen!
Want deze mensen (die U afwijzen) pochen over alles wat zij willen en kunnen; zij wensen de hebzuchtige geluk, maar de HERE verachten zij.
Deze slechte mensen (hooghartig en trots als zij zijn) denken dat er geen God is, Die rekenschap vraagt. In hun leven is geen plaats voor Hem.
Hun manier van leven en werken brengt hun nog steeds geluk, terwijl zij er niet aan denken Uw oordeel daarbij te betrekken. Dit valt helemaal buiten hun gezichtsveld. Ook over hun tegenstanders halen zij minachtend hun schouders op.
Hun houding is er één van: 'Wie doet me wat? Het gaat ons toch al jarenlang goed, van vader op zoon?'
Bij het minste of geringste vloeken zij; altijd bedriegen en misleiden zij en altijd zijn zij van de partij als onrechtvaardige streken worden bedacht.
Zij bevinden zich vaak op geheime verblijfplaatsen; op afgelegen plekken vermoorden zij onschuldige mensen en zij loeren op weerloze mensen.
Zij wachten hen stiekem op als een leeuw die zijn prooi bespringt. Zij leggen hinderlagen om arme mensen te vangen en trekken het net om hen aan.
De ongelukkige wordt overweldigd door hun kracht en bezwijkt onder hun mishandelingen.
'God ziet het toch niet', denken zij bij zichzelf. 'En als Hij het al ziet, vergeet Hij het wel weer. Hij kan toch niet alles onthouden?'
HERE, grijp toch in! O God, hef Uw hand toch tegen hen op! Denk alstublieft aan de armen en anderen die U zo nodig hebben!
Waarom laat U toe dat goddeloze mensen verachtelijk over U doen? Zij schijnen te denken dat U hen nooit ter verantwoording zult roepen.
HERE, U ziet wat zij doen. Elke slechte daad grift zich in Uw geheugen. U weet wat een ellende en verdriet zij veroorzaken. Laat hen dan ook maar boeten, HERE! De arme mensen vertrouwen zich geheel aan U toe. U bent de toevlucht voor wees en weduwe. U staat bekend als Degene die de hulpelozen tegemoet komt en helpt.
Breek de armen van de boosdoeners, HERE, zodat zij niets meer kunnen. Vervolg hen tot er niet één meer in leven is.
De HERE is Koning, nu en tot in eeuwigheid! Zij die God niet volgen, moeten het land uit.
HERE, U kent het hart van de nederige mensen door en door. U kent hun wensen. Uw hart gaat naar hen uit. U leent hun een gewillig oor.
U kent de omstandigheden van de wezen en van hen die verdrukt worden; de slechte mensen die op aarde rondlopen, krijgen geen kans meer hen met geweld te onderdrukken.
11
Een psalm van David voor de koordirigent. Ik zoek mijn bescherming bij de HERE. Waarom wordt dan tegen mij gezegd: 'Je kunt beter een schuilplaats in de bergen zoeken!'
Kijk zelf maar, de goddelozen leggen hun boog al aan de schouder en spannen de pijlen om de rechtvaardigen te treffen.
Als zo de bodem onder iemands voeten wordt weggehaald, wat kan een rechtvaardige dan zelf nog doen?
De HERE woont in Zijn heilige tempel; de troon van de HERE is in de hemelen; Zijn ogen zien alles en beoordelen wat de mens doet.
De HERE stelt de oprechte mens op de proef, maar Hij haat slechte en gewelddadige mensen.
Boven het hoofd van de slechte mensen trekken de wolken samen; vuur en zwavel hagelen op hen neer en een schroeiend hete wind wordt hun deel.
Want de HERE is rechtvaardig. Hij waardeert het oprechte handelen. Zij die Hem volgen, doen Zijn wil. Daarom zijn zij in staat Hem recht in de ogen te kijken.
12
Een psalm van David voor de koordirigent. Te zingen op de wijs van 'De Achtste'.
HERE, help ons! Gelovigen zijn er niet meer te vinden. Het begrip 'trouw' zegt de mensen niets meer.
Men is oneerlijk tegen elkaar, spreekt met dubbele tong en bedriegt de ander.
Vernietig dat soort mensen maar, HERE, ieder die zo handelt;
al die mensen die zeggen: "Ik praat me overal uit; laat mij het maar zeggen (-) wie doet me wat?"
De HERE zegt: "Terwille van de onderdrukten en het hulpgeroep van de armen ga Ik nu optreden. Ieder die naar Mij uitziet, zal Ik in veiligheid brengen."
Het woord van de HERE is betrouwbaar; zo puur als zevenmaal gezuiverd zilver.
Ik weet, HERE, dat U Uw woord altijd nakomt en dat U ons zult beschermen tegen deze onbetrouwbare mensen.
De ongelovigen schijnen de overhand te hebben en het lijkt wel of alle mensen God ongehoorzaam zijn.
13
Een psalm van David voor de koordirigent.
HERE, bent U mij helemaal vergeten? Wanneer komt U mij weer tegemoet?
Moet ik nog lang naar U uitzien? Dag in, dag uit schreeuwt mijn hart om U! Laat U mij nog lang onder de overheersing van mijn vijand?
Kijk toch naar mij om, HERE, en laat mij eens iets van U mogen opmerken. U bent toch mijn God? Geef mij Uw licht en kracht, zodat ik niet zal sterven.
Zodat mijn vijand nooit kan zeggen: "Ik heb hem overwonnen!" Want als ik val, staan zij om mij heen te juichen.
Maar ik stel al mijn vertrouwen op Uw goedheid en liefde. In mijn hart is vreugde omdat ik zeker weet dat U voor bevrijding zorgt. Ik wil een loflied voor de HERE zingen, want Hij helpt mij altijd.
14
Een psalm van David voor de koordirigent. Een dwaas zegt bij zichzelf: "Er bestaat helemaal geen God." De mensen begaan de ergste misdaden. Niemand doet wat goed is.
Vanuit de hemel kijkt de HERE op de mensen neer. Hij zoekt of er nog één verstandig mens bij is, iemand die naar Hem vraagt.
Maar alle mensen zijn van Hem afgedwaald; met elkaar zijn zij het spoor bijster. Er is er zelfs niet één, die doet wat goed is.
Weten zij het dan niet, al die zondaars, al die mensen die van anderen niets heel laten? Geen van hen zoekt de HERE.
Opeens krijgen zij de schrik te pakken; paniek overvalt hun: Het blijkt dat God de Zijnen terzijde staat.
Uiteindelijk kunnen zij tegen de arme mensen toch niet op, omdat de HERE hen beschermt.
Als Israël nu eens werd gered vanuit Jeruzalem! Dat zal ook gebeuren: Wanneer eens de HERE de redding van het volk aandraagt, zal Jakob juichen en heel Israël van vreugde zingen.
15
Een psalm van David. Wie mag in Uw huis wonen, HERE? Wie mag bij U zijn op Uw heilige berg?
Die zonder struikelen door het leven gaat, eerlijk is en altijd de waarheid spreekt.
Die niet kwaadspreekt, zijn naaste geen kwaad doet en voorkomt dat een ander wordt belasterd.
Degene die alles wat zonde is, afwijst en respect heeft voor wie God zoeken en ontzag voor Hem hebben. Als zo iemand in zijn eigen nadeel een belofte heeft gedaan, zal hij die toch nakomen.
Hij zal zijn geld niet misbruiken voor woekerpraktijken en ook niets aannemen dat onschuldigen kan belasten. Wie zo door het leven gaat, kan op Gods bescherming rekenen.
16
Een speciaal lied van David. Zorg voor mij, mijn God, ik zoek mijn bescherming bij U.
Ik zei tegen de HERE: "U bent mijn God, U bent alles wat ik heb.
Als ik kijk naar de andere mensen die U volgen, wordt mijn hart warm van blijdschap.
Mensen die afgoden nalopen, worden getroffen door veel ellende; ik zal nooit aan hun afgoden offeren; zelfs hun namen zal ik niet noemen.
HERE, U bent alles wat ik bezit en ooit begeer. U leidt mijn hele leven.
U geeft mij meer dan ik nodig heb en alles wat ik van U ontvang, geeft mij grote vreugde."
Ik loof de HERE, Die mij steeds de weg wees. Zelfs wanneer ik slaap, leidt Hij mij.
Dag en nacht is de HERE de grootste in mijn leven; omdat Hij mij leidt, struikel ik niet.
Daarom is er vreugde in mijn hart en ben ik gelukkig. God zorgt ook voor mijn lichamelijk welzijn.
U laat mij niet liggen tussen de doden. U zult het lichaam van Uw beminde niet laten vergaan.
U leert mij hoe ik leven moet; mijn grootste vreugde is dicht bij U te zijn. Uw liefde is er tot in eeuwigheid.
17
Een gebed van David. Luister toch, HERE, want ik vraag Uw oordeel over een eerlijke zaak. Schenk mij Uw aandacht en luister naar mijn smeekgebed. Ik kom bij U met een volkomen eerlijk hart en spreek oprecht tot U.
Spreek Uw oordeel over mij uit, want U weet wat goed en rechtvaardig is.
Beoordeel mijn geweten; U kunt dat zelfs 's nachts doen. Test mij maar. U zult niets verkeerds bij mij vinden, waar ik ook over spreek.
Zoals U mij hebt geleerd, ben ik ook nooit op pad gegaan met zondaars. Daarvoor heb ik gewaakt.
Integendeel, ik heb alleen Uw weg betreden en daarop liep ik met vaste tred.
Maar nu roep ik naar U, juist naar U, mijn God, omdat ik weet dat U mij zult antwoorden. Luister alstublieft!
Laat ook nu blijken hoe genadig en liefdevol U bent. Want U bevrijdt de mensen die bij U schuilen.
Bescherm mij zoals een vader zijn geliefd kind beschermt. Laat ik mij in Uw schaduw mogen verbergen.
Want de ongelovigen willen mij de baas worden en mijn aartsvijanden dreigen mij in te sluiten.
De stem van hun geweten leggen zij het zwijgen op en het lijkt of zij mij vriendelijk benaderen.
Zij zijn overal om mij heen, waar ik ook ben. Hun enige bedoeling is mij te vernietigen.
Mijn vijand lijkt op een leeuw, klaar om zijn prooi te bespringen. Of op een leeuwewelp, diep weggedoken in een schuilplaats.
Gaat U hem tegemoet, HERE, en sla hem neer. Red mijn leven door Uw zwaard.
Sla hem met Uw eigen hand, HERE. Het zijn mannen van deze wereld, die buiten dit leven niets meer verwachten. Geef hun maar wat goed voor hen is. Laat zelfs hun nageslacht er nog maar last van hebben.
Ik wil rechtvaardig blijven en U altijd kunnen aanzien. 's Morgens wil ik, denkend aan Uw goddelijke heerlijkheid, blij en dankbaar wakker worden.
18
Voor de koordirigent. Van David, de dienaar van de HERE. Hij sprak deze woorden als een danklied voor de HERE, toen Deze hem had verlost van zijn vijanden en ook van Saul.
David zei toen: Ik heb U lief, HERE, U bent mijn kracht.
HERE, U bent als een rots voor mij, als een sterk fort. Altijd bent U mijn bevrijder. Mijn God bent U, mijn rots, bij U schuil ik. Achter U, mijn schild, schuil ik weg. U verkondigt mijn redding en bij U mag ik veilig wonen.
Ik roep het uit: Lof zij de HERE! Hij verloste mij van al mijn vijanden.
Ik heb de dood in de ogen gezien; de nederlaag stond voor mij.
Ik voelde mij al bijna gestorven en het einde naderde.
Toen ik ten einde raad was, riep ik naar de HERE; ik vroeg mijn God mij te helpen. Hij hoorde mij en reageerde op mijn hulpgeroep.
Daarop begon de aarde te beven en te dreunen. De bergen sidderden, omdat Hij toornig werd.
Rook en vuur verspreidden zich over de aarde.
Hij daalde neer uit de hemel met onder Zijn voeten de duisternis.
Hij reed op een cherub en vloog op de vleugels van de wind.
Hij hulde Zich in het duister, zodat Hij beschut was. In donker water en donkere wolken.
De wolken verdwenen toen Zijn glans naderde. Het regende hagel en vurige kolen.
De HERE liet de donder weerklinken. De Allerhoogste God liet Zijn stem horen.
Hij richtte Zijn pijlen op mijn vijanden en joeg ze uiteen. Hij slingerde bliksemstralen en bracht verwarring onder hen.
Door Uw dreigen, HERE, kwamen de rivierbeddingen bloot te liggen en zag men de fundamenten van de aarde.
God reikte naar mij en pakte mij op. Hij trok mij uit het diepe water omhoog.
Mijn vijand was erg machtig, maar God redde mij uit zijn hand. Hij hielp mij ontkomen aan hen die mij haten, juist omdat zij sterker waren dan ik.
Toen het slecht met mij ging, liepen zij mij voor de voeten, maar de HERE was een steun voor mij.
Hij leidde mij uit de ellende en gaf mij de ruimte. Hij redde mij omdat Hij van mij hield.
De HERE deed dit omdat ik rechtvaardig ben. Hij hielp mij omdat geen kwaad aan mijn handen kleeft.
Ik heb altijd op Zijn weg gewandeld en ben nooit op een dwaalweg van God afgeraakt.
Ik hield Zijn wetten steeds in gedachten, vergat nooit één van Zijn regels.
Ik gedroeg mij altijd precies zoals Hij verwachtte en zorgde ervoor dat ik niet zondigde.
De HERE heeft mij overeenkomstig behandeld; Hem stond mijn zuiverheid voor ogen.
U bent trouw tegenover wie U trouw is en iemand die zuiver leeft, wordt door U op dezelfde manier tegemoet getreden.
Aan de trouwe volgeling betoont U Zich trouw, maar voor de zondaar blijkt U een tegenstander.
U verlost een volk dat in nood is, maar veracht trotse mensen.
U zorgt ervoor dat mijn lamp blijft branden; U, HERE, mijn God, bent het Licht in de duisternis.
Samen met U durf ik een leger tegemoet te treden. Ja, met mijn God kan ik over muren springen.
De weg van God is een volmaakte weg; het woord van de HERE is zuiver als goud. God beschermt ieder, die zijn heil bij Hem zoekt.
Er is immers geen andere god dan de HERE? Wie is zo sterk en krachtig als Hij?
God geeft mij kracht en baant de weg voor mij.
Hij maakt mij lichtvoetig als een hert, zodat ik overal kan gaan en geen weg onbegaanbaar voor mij is.
Hij oefent mijn handen, zodat ik in oorlogstijd kundig de wapens kan hanteren.
Ook hebt U, HERE, mij het schild van het heil gegeven; ik voelde de steun van Uw rechterhand. U boog Zich naar mij over en Uw goedheid hielp mij te overwinnen.
U gaf mij de ruimte om te lopen en ik stond stevig op mijn voeten.
Ik achtervolgde mijn vijanden en rustte niet tot ik hen had vernietigd.
Ik liep de vijand onder de voet en verpletterde hem. Hij kon niet meer opstaan.
U hebt mij kracht en sterkte gegeven om de strijd aan te binden; U liet mij de een na de ander overwinnen.
U zorgde ervoor dat mijn vijanden voor mij op de vlucht sloegen; ik heb hen gedood.
Toen zij om hulp riepen, kwam er niemand om hen te redden. Zelfs de HERE riepen zij aan, maar Hij hielp hen niet.
Ik heb hen vernietigd tot er niets van over was. Zij waren niet meer terug te vinden.
U liet mij ontsnappen aan de onlusten onder het volk; U hebt mij aangesteld tot koning over vele volken, die ik niet kende. Zij werden aan mij onderworpen.
Zij hadden nog maar net van mij gehoord of zij gehoorzaamden mij al. Vreemdelingen gedroegen zich onderdanig tegenover mij.
Vreemden verloren zo hun sterke positie en verlieten vol angst hun versterkte kastelen.
De HERE leeft! Ik prijs Hem. Hij is mijn rots en ik geef Hem de hoogste plaats. Hij is de God, Die mij in veiligheid brengt.
Hij is de God, Die voor mij wraak heeft genomen en volken aan mij heeft onderworpen.
Hij heeft mij uit de handen van mijn vijanden gered. HERE, U hebt mij zelfs boven die vijanden gesteld. U redde mij uit de handen van gewelddadige mensen.
Daarom prijs ik, ook onder die andere volken, Uw naam en zing psalmen voor u.
God redt de koning, die Hij aanstelde, uit elke moeilijke situatie en toont Zijn trouw aan hem, die Hij heeft gezalfd. Voor altijd aan David en zijn nageslacht.
19
Een psalm van David voor de koordirigent.
De hemelen vertellen over Gods grote eer en de wijde luchten spreken over Zijn scheppend werk.
De dag vertelt het aan de dag en de nacht geeft zijn kennis door aan de nacht.
Het is duidelijk dat dat geen echte woorden zijn; het is immers niet te horen.
Toch spreekt de hele schepping over God; die 'taal' hoort men over de hele wereld. Het is alsof God een tent heeft gemaakt voor de zon,
die 's morgens, blij als een bruidegom, naar buiten gaat en zingend zijn weg betreedt als een gevierde held.
De zon wandelt elke dag van het ene tot het andere einde van de aarde; alles ter wereld ervaart haar stralende gloed.
De wet van de HERE is feilloos en goed; zij verandert ons leven. De woorden van de HERE zijn altijd betrouwbaar; zij geven wijsheid aan de onwetende.
Het bevel van de HERE is een vreugde voor ons hart. Het gebod van de HERE is zuiver en geeft ons een duidelijk inzicht.
Het ontzag voor de HERE is rein en kan altijd blijven bestaan. De voorschriften van de HERE bevatten louter waarheid; zij zijn altijd rechtvaardig.
Zij zijn veel kostbaarder dan goud en zoeter dan de zuiverste honing, vers uit de raat.
De knecht van God neemt ze ernstig en leert ervan; het houden ervan levert de rijkste beloning op.
Wie kent elke zonde? Vergeef mij ook mijn onbewuste zonden.
Ik ben Uw dienaar, HERE. Bewaar mij voor overmoedigheid. Geef dat die geen kans krijgt in mijn leven. Dan kan ik pas echt naar Uw wil leven en zal ik niet zondigen.
Ik bid U, HERE, dat alles wat ik zeg met mijn mond en denk in mijn hart, naar Uw wil mag zijn. HERE, U bent mijn rots en mijn bevrijder.
20
Een psalm van David voor de koordirigent.
Ik bid dat de HERE u in moeilijke tijden zal antwoorden; dat de naam van de God van Jakob u sterk zal maken.
Ik bid dat Hij u te hulp komt vanuit Zijn heiligdom en u steunt vanuit Jeruzalem.
Ik bid dat Hij Zich al uw offers zal herinneren en uw brandoffer met blijdschap zal aannemen.
Ik bid dat Hij u geeft wat uw hart verlangt en dat Hij al uw plannen laat gelukken.
Wij willen juichen over de overwinningen, die U geeft en in de naam van onze God de vlaggen omhoogsteken. Ik bid dat de HERE al uw verlangens zal vervullen.
Ik weet nu zeker dat de HERE de koning, die Hij heeft gezalfd, zal laten overwinnen. Vanuit de hemel geeft Hij hem altijd antwoord. Dat blijkt uit de machtige daden die Hij doet.
Sommige mensen verwachten alles van hun strijdwagens; anderen snoeven over hun paarden, maar wij stellen onze verwachting op de naam van de HERE, Die onze God is.
Die anderen komen allemaal ten val, maar wij blijven overeind en kunnen standhouden.
Och HERE, geef onze koning de overwinning! Ik bid dat de HERE zal antwoorden wanneer wij tot Hem roepen.
21
Een psalm van David voor de koordirigent.
HERE, de koning verheugt zich over Uw macht. Met vreugde spreekt hij over het heil dat U geeft.
U vervulde zijn grootste wens; wat hij U vroeg, hebt U hem niet geweigerd.
U komt hem tegemoet met overvloed en geeft hem een prachtige gouden kroon.
Hij vroeg U te mogen leven; dat stond U hem toe tot in hoge ouderdom.
Dank zij U is hij beroemd en geëerd. U gaf hem aanzien en majesteit.
U zegent hem rijk en geeft hem een hart vol blijdschap.
Allemaal omdat de koning op de HERE vertrouwt; door de goedheid en de liefde van de Allerhoogste God faalt hij niet.
HERE, U weet Uw vijanden te vinden; wie U haten, zullen niet aan U ontkomen.
Wanneer U komt, HERE, zullen zij door Uw toorn verbranden; U zult hen vernietigen. In het vuur zullen zij omkomen.
Zelfs hun kinderen zult U wegdoen van deze aarde en hun nageslacht zal niet bestaan.
Als zij proberen U kwaad te doen en slechte plannen maken, zal dat hun niet lukken.
U laat hen vluchten; U richt Uw pijlen op hun gezicht.
Toon Uw kracht, HERE, dan zullen wij liederen zingen tot Uw eer.
22
Een psalm van David voor de koordirigent. Te zingen op de wijs van 'De hinde in de morgenstond'.
O God, mijn God, waarom hebt U mij alleen gelaten? Ik schreeuw om uitkomst, maar die is ver van mij. Ik huil om hulp.
O mijn God, ik roep overdag naar U, maar krijg geen antwoord. Ook 's nachts roep ik, maar ik krijg geen rust.
U, Die in de heiligheid woont; U, Die de roem en eer van Israël bent:
Op U vertrouwden onze voorouders en U redde hen.
Zij riepen naar U en U hielp hen. U hebt hun vertrouwen niet beschaamd.
Maar ik lijk meer op een worm dan op een man; de massa bespot mij en het volk kijkt verachtelijk op mij neer.
Ieder die mij ziet, smaalt over mij. Zij grijnzen verachtelijk en zeggen hoofdschuddend:
"Breng het toch bij de HERE, laat Hij u verlossen. Hij zal u vast wel redden, Hij houdt immers van u?"
U, HERE, liet mij ter wereld komen. U gaf mij rust aan de borst van mijn moeder.
Bij mijn geboorte werd ik aan U opgedragen; al sinds die tijd bent U mijn God.
Laat er dan niet zo'n afstand zijn tussen U en mij, want ik zit diep in de problemen en geen mens helpt mij.
Ik sta midden tussen een hele groep stieren en ben omsingeld door buffels van Basan.
Zij brullen tegen mij, met wijd geopende bekken. Het lijken verscheurende, brullende leeuwen.
Ik voel mij als water, dat wegloopt; al mijn beenderen zijn ontwricht. Mijn hart lijkt op gesmolten was, ik voel het bijna niet meer kloppen.
Mijn keel is uitgedroogd en lijkt op een droge scherf. Mijn tong kleeft aan mijn verhemelte; ik heb het gevoel of U mij in het doodsstof legt.
Er staan honden om mij heen; misdadigers omringen mij. Zij doorsteken mijn handen en voeten.
Ik kan mijn beenderen tellen; Zij vermaken zich door naar mij te komen kijken.
Zij verdelen mijn kleren onder elkaar en loten wie mijn mantel mag hebben.
HERE, blijf toch niet zo ver van mij af staan. Kom snel bij mij en help mij! U bent immers mijn kracht?
Red mijn leven en voorkom dat ik door het zwaard word gedood. Ik ben eenzaam zonder U; wend het geweld van deze honden van mij af.
Bevrijd mij uit de muil van de leeuw en bescherm mij tegen de horens van de buffels. U hebt mij antwoord gegeven!
Aan ieder die ik ken, zal ik over Uw naam spreken; temidden van de gelovigen zal ik een lied zingen tot Uw eer!
U, die ontzag voor de HERE hebt, prijs Zijn naam. Verhoog Hem, volk van Israël; heb diep ontzag voor de HERE, volk van Israël!
Want de vernedering van de verachte heeft Hij gezien en Hij heeft Zich door hem laten kennen. Hij was niet te goed om te helpen. Hij hoorde het toen Hij te hulp werd geroepen.
Temidden van vele gelovigen zal ik U lofprijzen. Mijn geloften zal ik nakomen tegenover ieder die leeft in ontzag voor God.
De armen zullen te eten hebben en geen honger meer kennen. Zij die de HERE zoeken, zullen Hem loven en prijzen. Laat uw hart voor altijd blij zijn.
Over de hele wereld zal men de HERE leren kennen en zich tot Hem bekeren. Alle volken zullen voor U buigen.
Het Koninkrijk is van de HERE; Hij heerst over alle volken.
Over de hele wereld zullen rijke mensen Hem aanbidden. Maar ook arme mensen, die zichzelf amper in het leven kunnen houden, knielen voor Hem neer.
Het nageslacht zal Hem dienen en ieder vertelt zijn kinderen over Hem.
Zij zullen Zijn recht en goedheid doorgeven aan allen die nog geboren moeten worden, omdat Hij alles heeft volbracht.
23
Een psalm van David. De HERE is mijn herder, dus heb ik alles wat ik nodig heb!
Hij laat mij uitrusten in een groene weide en wijst mij de weg langs kabbelende beekjes.
Hij verfrist mijn innerlijk en leidt mij op de weg, waar Zijn recht geldt, tot eer van Zijn naam.
Zelfs als ik door een donker dal moet lopen, ben ik niet bang, want U bent dicht bij mij. U bewaakt mij en gaat de hele weg met mij mee.
U bereidt heerlijk eten voor mij, waar mijn vijanden bij zijn. U behandelt mij als een persoonlijke gast! U zegent mij overvloedig!
Uw goedheid, liefde en trouw mag ik mijn hele leven ervaren; en daarna mag ik voor eeuwig bij U wonen in Uw huis.
24
Een psalm van David. De hele aarde is van de HERE! Alles in deze wereld is van Hem!
Hij drong het water terug, zodat droog land tevoorschijn kwam.
Wie kan de berg van de HERE beklimmen en binnengaan in de plaats waar Hij woont? Wie kan voor de HERE staan?
Alleen zij die schone handen en zuivere harten hebben; die zich niet inlaten met oneerlijkheid en leugens.
Zij zullen als een zegen van God Zijn goedheid in hun leven ervaren. Die reikt Hij, hun verlosser, hun Zelf toe.
Zij mogen voor de HERE komen staan en Hem, de God van Jakob, hulde brengen.
Ga toch open, eeuwenoude poorten, en laat de geëerde Koning binnen!
Wie die geëerde Koning is? De HERE, sterk en machtig, onoverwinnelijk in de strijd!
Ja, zet de poorten maar wijd open en laat de geëerde Koning binnengaan.
Wie die geëerde Koning is? Hij is de HERE van alle hemelse legers. Hij is de Koning, die alle eer toekomt.
25
Een lied van David. Mijn hele wezen is op U gericht, HERE!
Laat mij niet in de steek, HERE, want ik vertrouw helemaal op U. Zorg dat mijn vijanden mij geen kwaad kunnen doen. Laat hen niet de overhand over mij krijgen.
Niemand, die in God gelooft en op Hem vertrouwt, zal in Hem teleurgesteld worden. Maar zij die de onschuldigen kwaad doen, zullen de nederlaag lijden.
Toont U mij de paden waarover ik gaan moet, HERE. Wilt U de wegen wijzen, die U goed voor mij vindt?
Wijst U hem mij; ik wil van U leren, want U bent de God, van Wie ik mijn hulp verwacht. Ik weet dat er buiten U geen hoop is.
Wilt U voorbijgaan aan de zonden, die ik in mijn jeugd begaan heb, HERE! Wilt U daarentegen naar mij kijken met ogen vol genade en vergeving, met eeuwige liefde en vriendelijkheid?
De HERE is goed en graag bereid hun, die dreigen te verdwalen, de juiste weg te tonen.
Hij zal de beste weg die men maar kiezen kan, tonen aan hen die zich in hun afhankelijkheid tot Hem richten.
Als wij Hem dan gehoorzamen, zal elk pad waarop Hij ons leidt, getooid zijn met Zijn liefdevolle goedheid en waarheid.
Maar HERE! Ik heb zoveel zonden begaan! Och, wilt U die vergeven tot eer van Uw naam?
Waar is de man, die ontzag heeft voor de HERE? God zal hem leren hoe hij steeds de juiste keus kan maken.
Hij mag leven binnen het bereik van Gods zegen en zijn kinderen zullen het land in bezit nemen.
De vriendschap met God is uitsluitend voor hen, die Hem eerbied bewijzen. Alleen zij zullen de geheimen, verborgen in Zijn beloften, leren kennen.
Ik kijk voortdurend op naar de HERE om Zijn hulp te vragen; want alleen Hij kan mij redden.
Kom toch, HERE en toon mij Uw genade, want ik ben eenzaam en diep wanhopig.
Het gaat met mij in mijn problemen van kwaad tot erger. Lost U ze toch voor mij op!
Kijk eens wat een zorgen ik heb! Voelt U mijn pijn wel? Vergeef mij mijn zonden!
Ziet U hoeveel vijanden ik heb en hoe hartgrondig zij mij haten?
Red mij uit hun handen en bevrijd mij uit hun macht! Och, laat toch nooit van mij gezegd kunnen worden dat ik vergeefs op U heb gehoopt!
Voorzie mij van godsvrucht en integriteit alsof het mijn lijfwachten zijn, want ik verwacht dat U mij zult beschermen.
O God, wilt U Israël bevrijden uit alle moeilijkheden?
26
Een lied van David. Laat het recht over mij zegevieren, HERE, want ik ben onschuldig. Ik vertrouwde op de HERE zonder uit mijn evenwicht te raken.
Stel mij maar op de proef, HERE, en ga na of er iets fout is. Beoordeel mijn hele leven; ja, ook mijn gedachten.
Ik houd steeds Uw goedheid en liefde voor ogen. Ik ga mijn weg in Uw waarheid.
Nooit zoek ik contact met slechte mensen en de huichelaars mijd ik.
Ik wil niet omgaan met misdadigers en zal mij nooit bemoeien met de goddelozen.
Ik was mijn handen in onschuld en kom graag bij Uw altaar, HERE.
Ik zing daar uit volle borst een lied om U te loven en vertel er over Uw wonderen.
HERE, ik houd zoveel van Uw huis, de plaats waar U Zelf immers woont!
Laat mij niet met de zondaars en moordenaars verloren gaan.
Aan hun handen kleeft de misdaad en zij nemen geschenken aan als verradersloon.
Niets van deze dingen heb ik gedaan; verlos mij en toon mij Uw genade.
Ik ben op het rechte pad. Ik zal de HERE prijzen in de samenkomsten.
27
Een lied van David. De HERE is mijn licht en mijn redder. Voor wie zou ik dan bang zijn? De HERE is mijn levenskracht. Zou ik dan nog angst voor iemand hebben?
Toen de misdadigers kwamen om mij te vernietigen (dat waren mijn vijanden en tegenstanders) zijn zij zelf gestruikeld en gevallen.
Al komt een heel leger op mij af, ik word niet bang. Al wordt er oorlog tegen mij gevoerd, ik blijf toch vertrouwen!
Ik heb de HERE slechts één ding gevraagd, daar gaat mijn hele hart naar uit: dat ik mijn hele leven in het huis van de HERE mag blijven. Om de lieflijkheid van de HERE te kunnen zien en steeds meer over Hem te leren in Zijn tempel.
Want wanneer kwade tijden aanbreken, verbergt Hij mij in Zijn hut. Hij verstopt mij in Zijn tent, die staat op een plaats die niemand weet. Hij zet mij hoog op een rots.
Daarom kan ik nu toch mijn hoofd opheffen. Ik kijk over al mijn vijanden heen. Daarom wil ik Hem offers brengen met luid trompetgeschal. Ik wil zingen voor de HERE. Psalmen zingen voor Hem.
Luister HERE, hoe ik hardop naar U roep! Wees zo goed mij te antwoorden en geef mij genade.
U Zelf laat mijn hart naar U vragen. Ik wil U zoeken, HERE.
Verberg U niet voor mij en stuur mij niet toornig weg. U bent altijd mijn hulp. Laat mij niet in de steek en stoot mij niet van U af, God van mijn heil.
Al zouden mijn vader en moeder mij in de steek laten, de HERE laat mij nooit alleen.
Leer mij Uw bedoelingen, HERE, en laat mij op een vlakke weg lopen, zodat mijn vijanden mij niet kunnen pakken.
Geef mij niet over aan mijn tegenstanders. Er wordt vals tegen mij getuigd en geweldenaars bedreigen mij.
Gelukkig wist ik zeker dat de goedheid van de HERE mij zou redden. Hij spaarde mijn leven!
Wees sterk en wacht op de HERE. Laat uw hart sterk zijn en krachtig door altijd op de HERE te wachten.
28
Door David. Ik roep naar U, HERE, mijn rots. Keer U niet zonder te spreken van mij af. Want als U tegen mij blijft zwijgen, zal ik sterven.
Luister toch naar mijn luide smeekbeden. Ik hef mijn handen naar U omhoog in Uw heiligdom.
Vernietig mij niet samen met de goddelozen of met andere misdadigers. Die spreken wel vriendelijk met anderen, maar in hun hart haten zij hen.
Geef hun maar wat zij verdienen; loon naar werken. Vergeld hun maar naar hun handelwijze.
De HERE zal hen vernietigen en niet meer herstellen, omdat zij niet naar Hem hebben opgezien en ook Zijn werken niet hebben onderscheiden.
Ik loof de HERE, want Hij heeft mijn luide smeekbeden gehoord.
De HERE geeft mij Zijn kracht; Hij is het schild, waarachter ik schuil. Mijn hart heeft op Hem vertrouwd en Hij heeft mij geholpen. Mijn hart juicht en ik prijs Hem met mijn lied.
De HERE geeft Zijn volk kracht. Hij is een beschermende vesting voor hem die Hij heeft gezalfd.
Maak Uw volk vrij en zegen die van U zijn. Zorg voor hen en bescherm hen tot in eeuwigheid.
29
Door David. Geef de HERE eer, bewoners van de hemelen. Bewijs Hem eer en prijs Zijn grootheid en Zijn kracht.
Prijs Zijn naam en buig u voor Hem neer. Trek uw mooiste feestkleding aan.
De stem van de HERE klinkt over de zee. De Almachtige God laat de donder weergalmen. De HERE beheerst de geweldige wateren.
De stem van de HERE is krachtig. De stem van de HERE is glorieus.
De stem van de HERE laat de cederbomen breken, zelfs de ceders van de Libanon.
De bomen van de Libanon springen op als kalveren en de bomen van de Hermon als woudossen.
De stem van de HERE splijt de vlammen.
De stem van de HERE laat de woestijnen sidderen. De woestijn van Kades beeft onder Zijn stem.
De stem van de HERE doet hertejongen geboren worden. De stem van de HERE laat het schors van de bomen vallen. Maar in Zijn paleis brengt iedereen Hem eer.
De HERE was verheven boven de zondvloed. De HERE is de machtige Koning tot in eeuwigheid.
De HERE zal Zijn volk kracht geven en zegenen door het vrede te geven.
30
Een psalm van David. Een speciaal lied voor de inwijding van de tempel.
Ik geef U alle eer en lof, HERE, want U hebt mij uit de put gehaald. U zorgde ervoor dat mijn vijanden geen leedvermaak over mij konden hebben.
Naar U heb ik geroepen om hulp, HERE, mijn God, en U hebt mij hersteld.
U gaf mij het leven terug en redde mij van de dood. Ik hoefde nog niet te sterven.
Laten al Zijn volgelingen psalmen zingen voor de HERE en Zijn heilige naam loven en prijzen.
Want Zijn toorn duurt niet lang, maar Zijn liefde mogen wij ons hele leven ervaren. 's Avonds is er droefheid, maar 's morgens klinkt gejuich.
In mijn onnozele overmoed dacht ik altijd dat mij nooit iets zou overkomen
(want HERE, ik was door U gezegend) tot ik merkte dat U Zich voor mij verborg. Vanaf dat moment vond ik geen rust meer.
Ik riep U, HERE, en ik smeekte U om genade:
"Wat heeft het voor zin mij te laten sterven? Als ik begraven word? Het stof kan U niet eren en prijzen of vertellen over Uw trouw!
Luister toch, HERE, geef mij genade. Och HERE, wilt U mij helpen?"
U veranderde mijn droevig gebed in een blij danklied. U nam mij mijn rouwkleding af en bekleedde mij met vreugde.
Zodat ik voortdurend lofliederen voor U zou zingen. HERE, mijn God, ik zal U altijd blijven prijzen.
31
Een psalm van David voor de koordirigent.
Ik verberg mij bij U, HERE. Geef dat ik nooit tevergeefs bij U aanklop. Help mij ontkomen door Uw rechtsgevoel.
Luister toch naar mij en red mij vlug. Wees voor mij als een rots die beschutting biedt; als een sterke burcht, zodat ik word gered.
Want U bent voor mij een rots en een burcht; om de eer van Uw naam zult U mij leiden op mijn weg.
U zult mij redden uit de valstrik die voor mij was uitgezet. Ik vertrouw U helemaal.
Mijn hele wezen leg ik in Uw handen, want U zult mij zeker bevrijden, HERE, mijn trouwe God.
Ik haat mensen die waarde hechten aan onbelangrijke en ijdele dingen. Zelf vertrouw ik alleen op de HERE.
Ik zing het uit en verblijd mij over Uw goedheid en liefde. Want U hebt naar mij omgezien in mijn ellendige toestand; U kende mijn angst en spanningen.
U zorgde ervoor dat de vijand mij niet de baas werd. U hebt mij alle ruimte gegeven. Ik kon gaan waar ik wilde.
Help mij met Uw genade, HERE; ik heb het zc moeilijk! Alles in mij kwijnt weg van narigheid. Het verdriet overmant mij!
Mijn leven gaat voorbij in verdriet en jarenlang leef ik zuchtend. Door mijn eigen slechtheid heb ik geen kracht meer over en lichamelijk ga ik alleen maar achteruit.
Voor hen die het mij moeilijk maken, ben ik een mikpunt van spot geworden; vooral voor mijn buren. Vrienden en bekenden schrikken als zij mij zien. Wie mij op straat tegenkomt, maakt rechtsomkeert.
Men denkt niet meer aan mij; het lijkt wel of ik dood ben voor anderen. Als een gebroken servies ben ik, waardeloos.
Ik hoor het wel hoe men achter mijn rug over mij praat. De achterklap: "Heb je hèm gezien?" Zij overleggen met elkaar en maken plannen mij van het leven te beroven.
Toch is mijn vertrouwen op U gevestigd, HERE; ik spreek het ook tegen U uit: "U bent mijn God.
U bepaalt hoe lang ik leef; verlos mij van mijn vijanden en achtervolgers.
Laat Uw licht over mij, Uw dienaar, schijnen en bevrijd mij door Uw goedheid en trouw.
Ik roep tot U, HERE; beschaam mijn vertrouwen niet. Laat hen die zonder U leven, maar beschaamd staan. Breng hen tot zwijgen in de godverlatenheid.
Breng de leugenmond tot zwijgen. Die spreekt toch alleen maar trots en smalend tegen Uw volgeling.
Wat een geweldige rijkdom wacht degenen die ontzag voor U hebben, allen die bij U schuilen. Zelfs de ongelovigen zullen het zien.
U verbergt de Uwen en beschermt hen tegen de aanvallen van de mensen. U verstopt hen in een hut en vrijwaart hen van roddels."
Alle eer is voor de HERE, want Hij heeft mij op wonderbaarlijke wijze Zijn goedheid en liefde getoond. Vooral toen ik het zo verschrikkelijk moeilijk had.
Terwijl ik in mijn angst dacht dat U mij vergeten was, hebt U juist mijn luide smeekbeden gehoord. U hoorde mij om hulp roepen.
Dit zeg ik tegen allen die God volgen: "Heb Hem van harte lief, want de HERE zorgt voor hen die Hem trouw volgen; maar Hij rekent grondig af met de hoogmoedigen.
Wees sterk; laat uw hart maar sterk en moedig zijn en blijf altijd op de HERE hopen."
32
Een leerzaam gedicht van David. Gelukkig is hij wiens misstap vergeven en zonden niet meer gezien worden.
Gelukkig is hij, aan wie de HERE zijn zonde niet toerekent en wiens innerlijk eerlijk en oprecht is.
Zolang ik mijn zonde niet beleed, kwijnde ik weg. Ik was de hele dag tot tranen toe bewogen.
Dag en nacht voelde ik hoe U tot mijn geweten sprak. Ik schrompelde in elkaar als bij grote hitte.
Toen heb ik U al mijn zonden beleden en niets voor U verborgen gehouden. Ik zei: "Ik zal de HERE alles opbiechten" en toen hebt U mijn schuld vergeven.
Laat iedere gelovige veel tot U bidden, nu U Zich nog laat vinden. Zelfs al komt grote ellende op hem af, dan nog zult U hem beschermen.
U verbergt mij. U spaart mij voor moeilijke omstandigheden. U vult mijn hart met lofliederen over mijn bevrijding.
Ik laat u zien welke weg u moet gaan. Ik geef u raad en houd mijn oog op u gericht.
Gedraag u dus niet als een paard of een muildier, dat met bit en teugels in bedwang moet worden gehouden. Dat wil Ik niet.
Iemand die zonder God leeft, krijgt veel zorgen en moeite te verduren. Maar wie op de HERE vertrouwt, wordt door Zijn liefde en goedheid omringd.
Wees blij in de HERE en zing een loflied, alle gelovigen! Laten allen die oprecht tegenover God staan het uitjubelen.
33
Zing een loflied voor de HERE, allen die met God leven! Het is goed als Gods kinderen Hem loven.
Zing een loflied voor de HERE met de citer; zing een psalm met de harp.
Zing een nieuw lied voor de HERE, begeleid door prachtig snarenspel.
Want het woord van de HERE is betrouwbaar en uit al Zijn daden blijkt Zijn trouw.
God houdt van oprechtheid en eerlijkheid. De aarde loopt over van de goedheid en liefde van de HERE.
De hemelen werden door het woord van de HERE gemaakt; alles wat er in is, ontstond door Zijn adem.
Hij brengt het water in de zeeën bijeen en slaat al het water op in Zijn schatkamers.
Laat de hele aarde ontzag hebben voor de HERE; alle bewoners van de aarde moeten met eerbied voor Hem buigen.
Want God sprak en toen was het er. Op Zijn gebod stond alles er.
De HERE doorbreekt de plannen van de volken en voorkomt hun slechte voornemens.
De wil van de HERE blijft voor eeuwig bestaan. Zijn gedachten worden van generatie op generatie overgedragen.
Gelukkig is het volk dat de HERE als zijn God heeft; het volk dat Hij Zich als erfdeel koos.
De HERE kijkt uit de hemel neer en let op alle mensen.
Vanuit Zijn woning kijkt Hij naar alle bewoners op aarde.
Hij, die hen zelf heeft gemaakt, weet precies waarom zij doen wat zij doen.
Een koning kan niet voortbestaan dank zij zijn grote leger; een held kan zich niet redden dank zij zijn grote kracht.
Een paard kan de overwinning niet bewerken; als het leger ontkomt, is dat echt niet dank zij de kracht van een paard.
Let maar op, de HERE kijkt naar hen die ontzag voor Hem hebben; Hij ziet de mensen die Zijn goedheid en liefde verwachten.
Zij weten dat zij alleen zc aan de dood kunnen ontkomen; dat alleen de HERE hen bewaart voor hongersnood.
Wij verwachten de HERE van ganser harte. Hij helpt en beschermt ons.
Ja, ons hele hart juicht van vreugde en wij vertrouwen alleen op Hem.
HERE, laten Uw goedheid en liefde ons nooit verlaten. En wij willen U altijd blijven verwachten.
34
Een lied van David, gemaakt nadat hij zich bij Abimélech gedroeg als een krankzinnige, waardoor deze hem wegstuurde en hij ontkwam.
Ik wil de HERE voortdurend prijzen; mijn mond moet steeds overlopen van Zijn eer.
Mijn hele wezen beroemt zich op Hem; laten allen die bij Hem horen, zich met mij verheugen.
Laten wij samen de HERE grootmaken en Zijn naam eren en prijzen.
Toen ik de HERE zocht, heeft Hij mij geantwoord. Hij heeft mij uit mijn vreselijke kwelling gered.
Wie op Hem ziet, straalt van vreugde en kan Hem met blijdschap aanzien.
Ik was er zc ellendig aantoe, maar toen ik naar de HERE riep, heeft Hij naar mij geluisterd. Hij verloste mij uit alle ellende.
De Engel van de HERE staat hen, die ontzag voor Hem hebben, altijd bij en verlost hen.
Probeer het maar, dan zult u ontdekken hoe goed de HERE is. Gelukkig is degene die bij Hem bescherming zoekt.
Heb diep ontzag voor de HERE, alle gelovigen! Want wie Hem dienen, zullen nooit gebrek lijden.
Leeuwewelpen kunnen ontberingen doorstaan en honger lijden, maar wie de HERE zoekt, komt niets tekort.
Kom maar, kinderen, en luister goed naar mij: ik zal u leren wat het betekent ontzag te hebben voor de HERE.
Wie van u wil graag lang en gelukkig leven? Wie wil wel elke dag genieten van al het moois?
Zorg er dan voor dat u nooit kwaadspreekt; dat in uw mond geen bedrog wordt gevonden.
Houd u ver van de zonde en doe alleen wat goed is. Zoek met uw hele hart naar alles wat vrede inhoudt.
De HERE laat voortdurend Zijn oog rusten op Zijn volgelingen; Zijn oren horen elk hulpgeroep.
Maar de HERE keert Zich tegen hen die zondigen; van hen wil Hij niets meer weten.
Wanneer Zijn kinderen roepen, luistert de HERE; Hij bevrijdt hen uit elke moeilijke situatie.
De HERE is heel dicht bij mensen met groot verdriet; Hij helpt hen die terneergeslagen zijn.
Vele zorgen en problemen kunnen de gelovigen treffen, maar de HERE zal altijd voor uitredding zorgen.
Hij beschermt zijn gebeente; er zal geen bot worden gebroken.
De ongelovige zal sterven door het onheil en wie Gods kinderen haten, zullen daarvoor boeten.
De HERE bevrijdt Zijn volgelingen en iemand, die bij Hem bescherming zoekt, zal niet worden gestraft.
35
Een lied van David. HERE, als sommigen met mij argumenteren, wilt U dan voor mij antwoorden? Als iemand mij aanvalt, vecht U dan voor mij terug.
Neem Uw wapens en kom mij te hulp!
Ga in de aanval tegen mijn achtervolgers. Laat mij weten dat U mij zult verlossen!
Laat hen, die mij willen doden, maar voor schut staan. Laat hen, die slechte plannen tegen mij beramen, maar beschaamd afdruipen.
Verstrooi hen als kaf in de wind, op het moment dat Uw Engel hen neerslaat.
Zij gaan op donkere, glibberige wegen en de Engel van de HERE achtervolgt hen daarop.
Want zonder aanleiding spanden zij een net voor mij en groeven een valkuil om mij in te vangen.
Ik hoop dat zij zonder het te merken, zelf omkomen. Dat zij in hun eigen kuil zullen vallen.
Ik verheug mij in de HERE; ik zing een loflied over Zijn hulp en bevrijding.
Alles in mij juicht: HERE, wie kan U evenaren? U bevrijdt arme en beproefde mensen van hen die de overmacht hebben en hen beroven.
Leugenachtige getuigen nemen het woord en vragen mij dingen die ik helemaal niet weet.
Zij vergelden goed met kwaad. Mijn ziel is eenzaam geworden.
Zelf heb ik mij direct in rouwkleding gestoken toen zij ziek waren. Ik vernederde mij voor U met vasten en gebed.
Ik liep rond alsof het mijn broer of mijn vriend betrof; ik ging in het zwart alsof mijn moeder was gestorven; ik vernederde mij.
Toen ik zo rondliep, lachten zij om mij en liepen te hoop om mij te zien. Vechtjassen, die ik niet eens kende, drongen zich aan mij op. Zij maakten mij onophoudelijk bespottelijk.
Een heel stel ongelovige, spotlustige lieden bedreigde mij.
Here, hoe lang laat U hen nog hun gang gaan? Verlos mij toch, ik ben eenzaam. Laten zij mij niet verslinden.
Als U dat doet, zal ik temidden van alle gelovigen U loven. U prijzen waar iedereen bij is.
Laten mijn valse tegenstanders toch geen plezier over mij hebben! Er zijn er die mij zonder reden haten!
Zij zijn niet op vrede uit. Zij maken slechte plannen, gericht tegen hen die in rust en stilte leven.
Zij bedreigen mij en zeggen: "Ha! Wij hebben het wel gezien!"
U ziet alles, HERE, wilt U optreden? Och Here, laat mij niet in de steek!
Sta op en vecht voor mijn recht; God, mijn Here, voert U voor mij het woord in de rechtzaal.
Laat Uw recht over mij beslissen, HERE, mijn God; zodat zij geen leedvermaak over mij kunnen hebben.
Dat zij niet kunnen denken: "Ha! Nu gebeurt wat wij willen! Wij hebben hem eronder gekregen!"
Laten zij zich maar schamen, al die mensen die op mijn ondergang zitten te wachten. Ik hoop dat allen die mij verachten, te schande worden gezet.
Maar ik wil dat alle mensen die verlangen naar mijn vrijspraak, zullen juichen en zich verheugen. Dat zij voortdurend de HERE zullen grootmaken en zeggen: "De HERE trekt Zich het lot van Zijn geliefde dienaar aan."
Zelf zal ik dag in, dag uit over Uw rechtvaardigheid spreken en U loven en prijzen.
36
Van David, de dienaar van de HERE, voor de koordirigent.
De zonde beïnvloedt de goddeloze; deze denkt bij zichzelf: "Wat heb ik met God te maken? Ik red mijzelf wel; ik ben niet bang voor Hem!"
Hij denkt heel wat van zichzelf, totdat het zover is dat zijn zonden aan het licht komen. Dan wordt hij een gehaat man.
Alles wat hij zegt, is slecht en bedrieglijk. Verstandig en goed handelen is er niet bij.
Zelfs in bed bedenkt hij nog allerlei kwaad; hij bevindt zich op de verkeerde weg en stelt zich open voor alles wat slecht is.
HERE, Uw goedheid en liefde zijn zc groot; Uw trouw is oneindig, niet te meten.
Uw rechtsgevoel is als de bergen die U Zelf hebt gemaakt. Uw oordeel is als een grote overstroming. U bevrijdt mensen zowel als dieren, HERE.
Wat is het geweldig om Uw goedheid en liefde te mogen ervaren, HERE! Daarom komen talloze mensen bij U schuilen.
Zij genieten van al het goede dat U hun biedt en ondergaan Uw ontelbare zegeningen.
Want U bent de bron van al het leven; als wij in Uw licht staan, zien wij de dingen duidelijk.
Laten Uw volgelingen voortdurend Uw goedheid en liefde mogen ervaren en laten de eerlijke mensen mogen delen in Uw rechtsgevoel.
Zorg toch dat de hoogmoedige geen vat op mij krijgt en de goddeloze mij niet opjaagt.
De mensen die slechte dingen doen, zijn gevallen; zij zijn neergeslagen en kunnen nooit meer opstaan!
37
Een lied van David. Wees niet jaloers op de zondaars, op de mensen die slechte dingen doen.
Zij verdwijnen net zo snel als het gras en verwelken als eendagsbloemen.
Stel heel uw vertrouwen op de HERE en doe wat Hij goed vindt. Woon rustig in uw woonplaats en zorg dat u in alles trouw bent.
Verheug u in de HERE; dan zal Hij erop toezien dat u alles krijgt wat u nodig hebt en waarnaar u verlangt.
Vertel alles wat u bezighoudt aan de HERE en vertrouw Hem. Hij zal in alles voor u zorgen.
Hij zal u openlijk recht verschaffen en uw oprechtheid aan het licht brengen.
Word stil voor de HERE en verwacht alles van Hem. Wees niet jaloers op de man die slechte plannen beraamt en wie het ogenschijnlijk goed gaat.
Word niet boos en laat elke vorm van kwaadheid schieten; wees ook nooit jaloers, want dat brengt u van kwaad tot erger.
Eenmaal worden alle zondaars vernietigd; maar wie uitzien naar de HERE, zullen alles ontvangen wat zij nodig hebben.
Nog een klein poosje en dan zal de zondaar zijn verdwenen; dan kijkt u naar hem en plotseling ziet u hem niet meer.
Maar wie nederig van hart is, zal in het land mogen wonen en genieten van een onuitsprekelijke vrede.
De goddeloze beraamt slechte plannen tegen de gelovige; hij kan hem niet verdragen.
Maar de Here lacht erom; Hij weet dat Zijn tijd is gekomen.
De zondaars grijpen naar de wapens om arme mensen neer te maaien en de gelovigen te vernietigen.
Zij zullen echter door hun eigen geweld worden vernietigd en hun wapens zullen kapot op de grond liggen.
Het is beter met een eerlijk hart weinig te bezitten dan veel rijkdom te hebben en God niet te kennen.
Want de HERE zal de goddelozen machteloos maken en oprechte mensen ondersteunen.
De HERE kent het leven van Zijn volgelingen en er wacht hun een geweldige toekomst.
In moeilijke momenten zal Hij hen niet in de steek laten; als er hongersnood is, zal Hij voor voedsel zorgen.
Het is werkelijk waar: De goddeloze zal te gronde gaan. De tegenstanders van de HERE zullen in rook opgaan; verbranden, zoals men een veld afbrandt.
De goddeloze leent wel, maar geeft nooit terug. Maar de oprechte mens bekommert zich om een ander en geeft wat nodig is.
Het is werkelijk waar: Zij, die door God gezegend zijn, mogen in het land wonen en het bezitten. Maar wie Hij vervloekt, wordt vernietigd.
Als de HERE instemt met iemands wijze van leven, zal Hij hem bevestigen in alles wat hij doet.
Als zo iemand valt, stort hij niet naar beneden, omdat de HERE zijn hand vasthoudt.
Gedurende mijn hele leven (en ik ben toch al oud) heb ik nog nooit een oprecht iemand gezien, die door de HERE werd verlaten. En ook diens kinderen ontbrak het aan niets.
Zo iemand bekommert zich om anderen en geeft wat nodig is; ook zijn kinderen helpen waar dat nodig is.
Houd u ver van het kwaad en doe wat goed is, want dan zult u altijd veilig kunnen leven.
De HERE heeft oprechtheid lief en Hij zal Zijn volgelingen nooit in de steek laten. Hij zal hen altijd bewaren en beschermen. Maar de goddelozen vernietigt Hij.
De oprechte mensen mogen het land in bezit nemen en er altijd blijven wonen.
De oprechte mens spreekt wijze woorden en alles wat hij zegt, is eerlijk.
In alles geldt voor hem de wet van God. Hij raakt nooit uit zijn evenwicht.
De goddeloze zoekt naar een gelegenheid om de oprechte mens te vermoorden.
De HERE laat dat niet toe. De HERE zorgt ervoor dat hij, als hij voor de rechter moet verschijnen, niet wordt veroordeeld.
Zie onder alles uit naar de HERE en blijf op Zijn weg. Dan zal Hij u uitkiezen om het land in bezit te nemen en er altijd te wonen; de vernietiging van de goddelozen zal u een vreugde zijn.
Ik zag eens een goddeloos mens. Het leek heel wat en hij breidde zich uit als een grote woekerplant,
maar toen er iemand langskwam, was hij opeens weg. Ik zocht nog naar hem, maar kon hem niet vinden.
Kijk maar eens naar de gelovige en let op de oprechte mens: zij zullen in vrede leven.
De zondaars worden echter allemaal vernietigd; ook hun kinderen hebben geen kans van overleven.
Maar de redding van de oprechten komt van de HERE; Hij beschermt hen in moeilijke tijden.
De HERE helpt hen ontkomen aan de goddelozen en bevrijdt hen. Dat komt doordat zij bij Hem schuilen.
38
Een psalm van David, ter overdenking.
Och, HERE, straf mij niet in het vuur van Uw toorn!
Uw pijlen hebben mij geraakt en Uw hand drukt op mij.
Door Uw toorn ben ik ziek geworden; door mijn zonde heb ik mijn gezondheid verloren.
Mijn zonden zijn mij te veel geworden; zij vormen een grote last in mijn leven.
Door mijn eigen dwaasheid zijn mijn wonden ontstoken; er komt pus uit.
Ik ben een gebroken man en ga gebukt onder mijn lasten. Ik draag alleen nog zwarte kleding.
Mijn bekken is ontstoken; ik ben van top tot teen ziek.
Ook ben ik helemaal uitgeput en gebroken; mijn hart gaat als een wildeman tekeer; ik schreeuw het uit!
Here, de verlangens van mijn hart zijn voor U als een open boek; U hoort elke zucht die ik slaak.
Mijn hart bonkt en ik voel mij krachteloos; zelfs mijn ogen begeven het.
Vrienden en bekenden bemoeien zich niet met mij nu ik in de zorgen zit. Zelfs mijn familie wil mij niet meer zien.
Er worden vallen voor mij gezet door de mensen die mij liever dood dan levend zien. Zij die mij in het ongeluk willen storten, spreken kwaad van mij en liegen voortdurend.
Het lijkt wel of ik doof ben, ik hoor niets; dat ik niet kan spreken, ik krijg mijn mond niet open.
Ik ben inderdaad doof en krijg geen verweer over mijn lippen.
Ik verwacht alles van U, HERE! U zult mij wel antwoorden, Here, mijn God.
Ik dacht bij mijzelf: "Als zij maar geen leedvermaak over mij hebben; mij niet uitlachen als ik eens struikel."
Het lijkt er inderdaad op dat ik zal struikelen; voortdurend denk ik aan al mijn ellende.
Ik beken alles wat ik heb gezondigd; ik verga van verdriet over al mijn zonden.
Mijn tegenstanders leven gewoon door; zij hebben alle macht. Ontelbaar zijn de mensen die mij haten en ontrouw tegenover mij zijn.
Zij vergelden mij goed met kwaad en bestrijden mij omdat ik het goede wil doen.
Laat mij niet in de steek, HERE! Och, mijn God, blijf niet zo ver van mij afstaan!
Kom snel naar mij toe en help mij. Here, U bent mijn verlosser.
39
Een psalm van David voor de koordirigent. Voor Jeduthun.
Ik was van plan zorgvuldig te leven en ook in mijn spreken niet te zondigen. Ik wilde mijzelf in bedwang houden, zolang ongelovigen op mij letten.
Ik zweeg en sprak geen woord; ik hield mijn mond en ontving het goede niet. Mijn zorgen en problemen werden alleen maar groter.
Het verteerde mij van binnen; als ik zuchtte, laaide alles weer op. Toen sprak ik wel.
HERE, laat mij toch zien hoe het met mij afloopt; hoelang ik nog te leven heb. Toon mij maar dat ik eigenlijk niets voorstel.
Want voor U is mijn leven niet langer dan enkele decimeters. Mijn leven stelt in Uw ogen niets voor. Ieder mens is maar een ademtocht.
Een mens gaat voorbij als een schaduw; als een zuchtje wind vliegt zijn leven weg. Mensen verzamelen van alles, maar beseffen niet dat anderen het na hun dood zullen nemen.
Maar nu wat mijzelf betreft, Here. Wilt U weten wat ik van U verwacht? Ik vertrouw geheel op U.
Vergeef mij al mijn zonden; laten de dwazen niet over mij spotten.
Ik kan niet spreken; ik zeg niets. Want U hebt alles voor mij gedaan.
Neem al dit lijden van mij af; ik zal sterven als U Zich tegen mij verzet.
Als U iemand straft voor zijn zonden, vergaat alles wat hem tot aanzien bracht; net zoals een mot een kledingstuk vernielt. Een mens is immers niets meer dan een ademtocht.
HERE, luister toch naar mijn bidden en hoor mijn smeken om hulp. Blijf niet zwijgen als ik moet huilen, want dan voel ik mij een vreemde bij U. Ver van U zoals mijn voorouders.
Neem Uw straf van mij af, zodat ik weer blij door het leven kan gaan, voor ik sterf en niet meer zal bestaan.
40
Een psalm van David voor de koordirigent.
Met verlangen keek ik uit naar de HERE; toen boog Hij Zich tot mij over en hoorde mijn roepen om hulp.
Hij trok mij omhoog uit de diepte van de zonde en uit de modder van de wereld. Hij zette mij stevig op mijn voeten, op een rots. Dank zij Hem kan ik weer goed lopen.
Hij leerde mij een nieuw lied, een lofzang voor onze God. Ik hoop dat velen mij zullen zien en ook ontzag voor de HERE zullen krijgen. Dat zij ook op Hem gaan vertrouwen.
Gelukkig is de man, die zijn vertrouwen op de HERE stelt. Die niets laat afhangen van trotse mensen of zich laat raden door leugenaars.
HERE, mijn God, Uw wonderen zijn ontelbaar, evenals Uw zorg voor ons. Niets is met U te vergelijken. Als ik over Uw wonderen en zorgen zou willen vertellen, zou ik niet weten waar ik moest beginnen.
Het gaat U niet om slacht of spijsoffers; U vraagt niet om brand en zondoffer. Voor U telt mijn gehoorzaamheid.
Toen zei ik: "Ik kom eraan; in de wet werd al over mij geschreven.
Mijn hele hart verlangt ernaar Uw wil te doen, mijn God. Uw wet is mijn leven."
Ik vertel de blijde boodschap van Uw liefde en rechtvaardigheid in de samenkomsten. U weet HERE, dat ik niet zal nalaten over U te spreken.
Ik verzwijg Uw rechtvaardigheid niet en spreek over Uw trouw en bewaring. Aan grote groepen mensen vertel ik over Uw goedheid en liefde en waarheid.
Laat mij ruimschoots delen in Uw medelijden. Laten Uw goedheid en waarheid mij voortdurend beschermen.
Want er komen talloze rampen over mij heen; mijn zonden bereiken mij en ik weet er geen raad mee. Het zijn er zoveel. De moed zakt mij in de schoenen.
HERE, wilt U mij redden? Haast U en help mij, HERE!
Laten zij die mij naar het leven staan, zich diep schamen en afdruipen. Laten zij die mij in het ongeluk willen storten, terugdeinzen en belachelijk worden gemaakt.
Laten zij, die mij uitlachen, maar met stomheid geslagen worden.
Laten alle mensen die U zoeken, over U jubelen en grote blijdschap over U hebben. Laat ieder die Uw zorg ervaart, zeggen: "De HERE is groot!"
Al bezit ik niets en zit ik diep in de ellende, toch denkt de HERE aan mij. Mijn God, U bent mijn helper en bevrijder. Kom snel, mijn God.
41
Een psalm van David voor de koordirigent.
Gelukkig is de man die voor de kleinen zorgt; als hemzelf eens onheil treft, zal de HERE hem helpen.
De HERE zal hem beschermen en in leven laten. Anderen zullen hem prijzen. Zijn vijanden krijgen hem er niet onder.
Als hij ziek wordt, zal de HERE hem steunen; tijdens zijn ziekte wordt hij door U veranderd.
Ik zei: "HERE, geef mij Uw genade. Genees mij, want ik ben U niet gehoorzaam geweest.
Mijn tegenstanders roddelen over mij en zeggen: "Wanneer denk je dat hij sterft? Eindelijk is hij dan verdwenen."
Wanneer iemand mij opzoekt, spreekt hij met gladde tong. In zijn hart haat hij mij en zodra hij weer weg is, vertelt hij links en rechts leugens.
Zij die mij haten, steken hun hoofden bij elkaar en fluisteren over mij:
"Heb je het al gehoord? Hij heeft een dodelijke ziekte. Hij zal nooit meer van zijn ziekbed afkomen."
Zelfs mijn beste vriend, die ik volledig vertrouwde en die regelmatig bij mij at, heeft zich tegen mij gekeerd.
HERE, wilt U mij genade schenken en mij beter maken? Dan zal ik het hun vergelden!
Wanneer mijn tegenstander geen plezier meer over mij heeft, is dat voor mij de bevestiging dat U met liefde voor mij zorgt.
U geeft mij echter kracht, omdat ik niet tegen U gezondigd heb. U houdt mij voor altijd heel dicht bij U.
Geprezen zij de HERE, de God van Israël! Tot in alle eeuwigheid. Amen.
42
Een leerzaam gezang van de Korachieten voor de koordirigent.
Zoals een hert naar water snakt, zo verlang ik naar U, God.
Mijn hele innerlijk verlangt naar de levende God; wanneer zou ik voor Hem mogen verschijnen?
Dag en nacht huil ik; ik proef alleen maar tranen, omdat men voortdurend aan mij vraagt waar mijn God is.
Eens ging ik aan het hoofd van een grote menigte mensen op weg naar het Huis van God. Het was een feestvierende menigte. Overal klonk gejuich en lofprijzing. Daar zal ik aan terugdenken en mijzelf mee opbeuren.
Waarom ben ik toch zo onrustig en terneergeslagen? Ik moet alles van God verwachten. Ik zal Hem zeker eens weer lofprijzen, mijn Bevrijder en mijn God!
Steeds opnieuw ben ik terneergeslagen. Daarom dwing ik mijzelf aan U en aan het land bij de Jordaan en het Hermongebergte te denken.
Zoals het water klinkt en het bruisen van de rivieren, zo treffen mij Uw beproevingen.
Overdag zal de goedheid en liefde van de HERE bij mij zijn en 's nachts zal ik tot Hem zingen; bidden tot de God van mijn leven.
Ik zal God (mijn rots) vragen: "Waarom vergeet U mij? Waarom moet ik in rouw lopen, omdat mijn tegenstanders mij voortdurend onderdrukken?"
Mijn vijanden bespotten mij en brengen mij de doodsteek toe door de hele dag maar te zeggen: "Waar is uw God nu?"
Waarom ben ik toch zo onrustig en terneergeslagen? Ik wil op God vertrouwen; eens zal ik Hem zeker weer loven, want Hij is mijn bevrijder en mijn God!
43
Zorgt U voor mijn recht, God, en voert U mijn verdediging tegen een goddeloos volk; laat mij niet in de handen van oneerlijke mensen vallen.
U bent immers de God tot Wie ik kan vluchten? Waarom helpt U mij niet? Waarom moet ik in rouw lopen omdat mijn vijanden mij voortdurend onderdrukken?
Stuur Uw licht en Uw waarheid om mij te begeleiden. Laten zij mij naar Uw heiligdom en naar Uw woningen brengen.
Want dan kan ik weer naar Uw altaar gaan; naar U, Die de God van mijn vreugde bent. Ik wil U lofzingen met mijn citer. U bent mijn God!
Waarom ben ik toch zo onrustig en terneergeslagen? Ik wil op God vertrouwen; Hem wil ik lofprijzen, want Hij is mijn bevrijder en mijn God!
44
Een leerzaam gezang van de Korachieten voor de koordirigent.
God, onze ouders hebben ons steeds weer verteld hoe U in de geschiedenis met ons volk hebt gehandeld. Wij hebben het zelf gehoord.
Eigenhandig hebt U de volken weggejaagd en hen in het land gezet. U hebt andere volken verdrukt en hen alleen maar groter laten worden.
Zij hebben echt niet zelf het land veroverd; noch hun zwaard, noch hun lichamelijke kracht heeft hen bevrijd. Uw kracht en Uw zorg hebben dat gedaan, omdat U hen liefhad.
God, U bent mijn Koning; zorgt U toch voor de verlossing van Uw volk!
In Uw kracht vellen wij onze tegenstanders en in Uw naam lopen wij hen die tegen ons in opstand komen onder de voet.
Ik vertrouw niet op mijn boog en verwacht geen verlossing van mijn zwaard.
U hebt ons bevrijd van onze vijanden; hen die ons haten, hebt U voor schut gezet.
Wij beroemen ons voortdurend op onze God; Uw naam zullen wij altijd prijzen.
Toch hebt U ons weggestuurd en voor spot gezet. U bent niet meegegaan met onze legers toen die optrokken.
U zorgde ervoor dat wij voor onze vijanden moesten wijken; zij konden alles bij ons plunderen.
U hebt ons overgeleverd als vee dat wordt geslacht. Wij zijn onder andere volken verdeeld geraakt.
U hebt Uw volk voor een spotprijs van de hand gedaan; van dat geld bent U niet rijk geworden.
Onze buren roddelen over ons; U hebt ons bespottelijk gemaakt voor hen die rondom ons wonen.
Wij zijn spreekwoordelijk geworden voor andere volken; zij kijken hoofdschuddend naar ons.
Dag in, dag uit denk ik aan mijn schande; ik durf mij niet meer te vertonen
vanwege de woorden van de roddelaars en de blikken van mijn vijanden en hen die op wraak uit zijn.
Ondanks dit alles hebben wij U niet vergeten. Ook hebben wij het verbond met U nooit ontkend.
Ons hart bleef op U gericht; wij bleven op het rechte pad.
Desondanks hebt U ons wel eens op gevaarlijke plaatsen gebracht en tastten wij soms geheel in het duister.
Als wij Uw naam hadden vergeten en vreemde goden vereerd zouden hebben,
zou God dat immers altijd merken? Hij kent immers elke uithoek van het menselijk hart?
Werkelijk, terwille van U worden wij de hele dag gedood. Men beschouwt ons als schapen op weg naar het slachthuis.
Word wakker! Waarom slaapt U, Here? Word toch wakker! Laat ons toch niet meer in de steek.
Waarom keert U ons de rug toe? Waarom trekt U Zich onze ellende en moeiten niet aan?
Wij stellen zelf niets meer voor en liggen hulpeloos op de grond.
Sta op, Here, en help ons; bevrijd ons terwille van Uw goedheid en liefde.
45
Een leerzaam gezang van de Korachieten voor de koordirigent. Te zingen op de wijs van 'De Lelies'. Een liefdeslied.
Mijn hart trilt van vreugde. Ik lees mijn gedicht voor aan een koning. Mijn stem klinkt als de pen van een begaafde dichter.
U bent mooier dan welk mens ook. Uw karakter is prijzenswaardig: daarom heeft God u ook zo gezegend.
Gesp uw wapens aan, o held; alles wat uw eer en waardigheid onderstreept.
Trek op en strijd voor eervolle zaken als waarheid, recht en nederigheid. Wij verwachten grote daden van u!
U bent klaar voor de strijd; u beheerst de volken. Uw pijlen dringen tot in het hart van uw vijanden.
God, Uw troon staat tot in eeuwigheid vast. Uw bewind is een rechtvaardig bewind.
U bemint oprechtheid en haat goddeloosheid. Daarom heeft Uw God U met vreugde-olie gezalfd; U verkozen boven Uw metgezellen.
U bent gekleed in pracht en praal; U verheugt zich in lieflijke muziek uit prachtige paleizen.
Prinsessen zijn uw geliefden; uw vrouw staat in het fijnste goud gehuld naast u.
Luister goed, mijn dochter; denk niet meer aan uw volk en vergeet uw ouderlijk huis.
Laat het verlangen van de koning naar u uitgaan; hij is uw meester; voeg u naar hem.
Dan zullen de rijken der aarde u, dochter van Tyrus, geschenken geven en naar uw gunst dingen.
De koningsdochter is oogverblindend gekleed; haar gewaad is van goudbrokaat.
Wanneer zij naar de koning gaat, draagt zij kleurrijk geborduurde japonnen. In haar gevolg zijn haar vriendinnen en meisjes van adel.
Onder gezang en vreugdevol gejubel worden zij het paleis van de koning binnengebracht.
Waar eens uw vaders stonden, zullen uw zonen staan. U zult hen aanstellen tot heersers in het hele land.
Ik zal uw naam aan alle volgende generaties doorgeven. Daarom zal men u voor altijd blijven prijzen.
46
Een lied van de Korachieten voor de koordirigent. Te zingen op de wijs van 'De Jonkvrouwen'.
Bij God vinden wij bescherming. Hij is onze kracht. In de moeilijkste omstandigheden bleek Hij ons altijd te hulp te komen.
Daarom kennen wij ook geen angst; al nam de aarde een andere positie in en al scheurden de bergen, die op de zeebodem staan.
Laat het water maar bruisen en kolken; laten de bergen maar wankelen door de kracht van het water.
Jeruzalem verblijdt zich over haar rivier; de stad van God, die het heiligste huis van de Allerhoogste God is.
God woont in haar; zij zal niet snel ten onder gaan. Elke dag opnieuw helpt God haar.
Volken voeren oorlogen en koninkrijken wankelen, maar wanneer God Zijn stem verheft, krimpt zelfs de aarde ineen.
De Almachtige HERE is met ons. De God van Jakob beschermt ons.
Kom maar en kijk naar alles wat de HERE heeft gedaan. Hij richt verwoestingen aan op aarde.
Hij laat overal de oorlogen ophouden, breekt de wapens doormidden en verbrandt de strijdwagens.
Word rustig en wees u ervan bewust dat Ik God ben. Ik ben de Hoogste onder alle volken, de Grootste op de hele aarde.
De Almachtige HERE is met ons. De God van Jakob beschermt ons.
47
Een psalm van de Korachieten voor de koordirigent.
Klap in uw handen, alle volken ter aarde; juich voor God met lofliederen.
De Allerhoogste HERE is beroemd en gevreesd; Hij is de grote Koning van de hele aarde.
Hij laat ons andere volken overwinnen; wij heersen over andere landen.
Hij zoekt voor ons een erfdeel uit, waar Jakob trots op zal zijn. God houdt van Jakob.
God stijgt ten hemel onder juichende klanken. De HERE stijgt ten hemel bij het geluid van schallende trompetten.
Zing voor God, zing psalmen voor onze Koning. Laten onze lofliederen voor Hem opklinken.
God is immers Koning over de hele aarde! Zing voor Hem een psalm, een prachtig lied.
God regeert vanaf Zijn heilige troon over alle volken op aarde.
De oprechte mensen uit alle volken komen bij elkaar; ook zij zijn het volk van Abrahams God. Want alle bescherming die de aarde biedt, is van God. Hij is de Allerhoogste.
48
Een psalm van de Korachieten.
De HERE is groot en alle lof komt Hem toe in de stad van God op Zijn heilige berg.
De berg Sion is zo mooi doordat zij zo hoog gelegen is, een vreugde voor ieder die haar ziet. En in het noorden ligt de stad van onze grote Koning.
In de paleizen van Jeruzalem maakt God Zich kenbaar; Hij beschermt ons.
Let maar eens op: er was een samenzwering van koningen; met elkaar trokken zij op naar Jeruzalem.
Maar zodra zij er kwamen en het zagen, stonden zij versteld. Schrik greep hen aan en zij vluchtten smadelijk.
Zij sidderden angstig als een vrouw die een kind baart.
U laat de schepen van Tarsis door de oostenwind vergaan.
Eerst hadden wij ervan gehoord, maar later zagen wij het zelf in de stad van de Almachtige HERE, in de stad van onze God.
Steeds opnieuw, o God, herinneren wij ons Uw goedheid en trouw wanneer wij in Uw tempel zijn.
De eer die U toekomt, is net als Uw naam, o God, zo groot dat die reikt tot aan het einde der aarde. U bent de pleitbezorger van ons recht.
De berg Sion is blij en de dochters van Juda juichen over Uw rechtvaardigheid.
Loop maar eens om Jeruzalem heen en tel haar wachttorens.
Kijk eens goed naar haar muren en loop door haar paleizen. Dan kunt u het aan uw nakomelingen vertellen:
Kijk, zo is God. Hij is voor eeuwig onze God en tot de dag dat wij sterven is Hij bij ons en wijst ons de weg.
49
Een psalm van de Korachieten voor de koordirigent.
Luister, alle volken der aarde! Neem het goed in u op, alle wereldburgers,
of u nu niets betekent of aanzienlijk bent; of u arm bent of rijk.
Uit mijn mond hoort u wijsheid; wat uit mijn hart voortkomt, is puur inzicht.
Ik zal u wijze spreuken laten horen en u bij het geluid van de citer geheimen vertellen.
Waarom zou ik bang zijn als er dagen komen waarop het kwaad lijkt te overheersen? Als ik word belaagd door mijn vijanden die mij kwaad willen doen?
Als mensen die hun vertrouwen op geld stellen en zich op hun rijkdom beroemen, mij naar het leven staan?
Het is onmogelijk om een ander, een broeder, vrij te kopen met geld; om God een losgeld voor hem te betalen.
De prijs voor een mensenleven is immers altijd te hoog.
Het is onmogelijk dat iemand altijd blijft leven en nooit zou sterven.
Steeds weer zien wij dat wijze mensen sterven; en ook dat onredelijke en domme mensen allemaal sterven. Zij moeten hun aardse bezittingen aan anderen nalaten.
Het 'grootste' wat zij tot stand brengen, is dat hun huizen jarenlang blijven staan, dat hun nageslacht daarin zal wonen. Of zij noemen hun land naar zichzelf.
Maar de mens (hoeveel hij ook bezit) zal toch eenmaal sterven; net als de dieren vergaat hij en er blijft niets over.
Zo gaat het met degenen die op zichzelf vertrouwen. Zo is het einde van hen die zichzelf zo graag horen praten.
Alsof zij schapen zijn, komen zij daar waar God niet is en de dood zelf is daar hun herder. Wanneer een nieuwe morgen aanbreekt, zullen de oprechte mensen over hen heersen. Hun lichaam zal vergaan zodat zij geen aards huis meer hebben.
Mijn leven zal echter door God worden bevrijd; Hij zal niet toelaten dat ik Hem na mijn dood niet zal zien. Hij zorgt voor mij.
Maak u niet druk als iemand rijk wordt en zijn bezittingen alleen maar toenemen.
Wanneer hij sterft kan hij niets meenemen en zijn bezit kan hem niet volgen.
Al voelt hij zich tijdens zijn leven de gelukkigste man van de wereld; al prijst men u omdat u geniet van al het goede,
toch is het einde die plaats waar God niet is.
De mens die ondanks al zijn rijkdom geen inzicht heeft, is net als de dieren die tot stof vergaan.
50
Een psalm van Asaf. De HERE, de enig ware God, neemt het woord en roept naar de hele aarde, van oost tot west.
God komt met een ongelooflijke, prachtige glans vanuit Jeruzalem naar ons toe.
God is in aantocht en zal niet zwijgen, omdat Hij mcet spreken. Vuur smelt weg wanneer het Zijn gezicht ziet en om Hem heen davert de storm.
God roept tot in de hemelen en naar de aarde om Zijn volk te onderwijzen.
Laten mijn volgelingen bijeenkomen; zij, die mijn verbond erkennen en Mij hun offers brengen.
De hemel zelf laat horen wat recht en gerechtigheid is, want God is de enige rechter.
Luister, mijn volk! Israël, Ik zal nu spreken en tegen u getuigen. Ik ben God, uw God.
Ik wijs u niet terecht omdat u verzuimd zou hebben Mij offers te brengen. Want Ik heb al uw brandoffers gezien.
Ik neem van u geen stieren aan en ook geen bokken, die in hokken worden gehouden.
Alle dieren in het bos zijn al van Mij; het vee dat op de berghellingen graast en al de rijkdom aan rundvee.
Alle vogels die op de bergen nestelen, ken Ik en wat door het veld loopt, is al van Mij.
Wanneer Ik honger heb, zal Ik u niet te hulp roepen, want alles op de hele wereld is van Mij.
Eet Ik soms het vlees van geofferde stieren? Drink ik soms bloed van geofferde bokken?
Breng lof en eer aan God: dat is pas een echt offer! Kom uw beloften na, die u aan de Allerhoogste hebt gedaan.
Roep Mij te hulp in moeilijke tijden; dan zal Ik u redden en u zult Mij loven en prijzen.
Maar tegen de ongelovige zegt God: Waarom bemoeit u zich met mijn wetten? Waarom spreekt u over mijn verbond?
U bent immers alleen maar ongehoorzaam en laat mijn woord links liggen.
U speelt onder één hoedje met de dieven; overspel is u niet vreemd.
In uw drift slaat u de vreselijkste taal uit en met uw mond bedriegt u.
U keert zich zelfs tegen uw eigen broer; u roddelt over uw moeders andere zoon.
Terwijl u dit deed, zweeg Ik in alle talen. Nu verbeeldt u zich dat Ik met u ben en net zo denk als u.
Ongelovige, die God vergeet, laat het bovenstaande maar eens goed tot u doordringen, opdat Ik u niet vernietig want niemand kan u dan nog redden.
Wie Mij eert en looft, brengt het ware offer. Zo vindt hij vanzelf de weg, aan het einde waarvan Ik hem mijn redding zal tonen.
51
1-2 Een psalm van David voor de koordirigent. Deze psalm schreef David nadat de profeet Nathan bij hem was gekomen om hem te wijzen op zijn zonde met Bathséba.
Geef mij genade, o God, hoewel ik dat niet heb verdiend. Laat toch blijken hoe groot Uw liefde en goedheid is. Wilt U door Uw vergevende mildheid mijn zonden wegdoen?
Reinig mij toch van deze zonde, die een smet op mij werpt.
Ik weet dat ik heb gezondigd; steeds opnieuw gaan mijn gedachten terug naar deze daad, waarmee ik van Uw pad afweek.
Mijn God, ik heb tegen U gezondigd en Uw gebod overtreden. Wat U er ook over zegt, het is altijd goed en rechtvaardig. Uw uitspraken zijn altijd zuiver.
Ik weet dat ik vanaf mijn geboorte al een zondaar ben; toen ik werd verwekt, stond al vast dat ik een zondaar zou zijn.
En U wilt dat Uw waarheid ook wordt nagevolgd in het verborgene van mijn hart; U geeft mij Uw wijsheid, waar anderen niets van weten.
Wilt U met hysop de zonde van mij afnemen, dan zal ik weer helemaal schoongewassen zijn. Als U mij wast, ben ik witter dan de witste sneeuw.
Wilt U mij weer blijdschap en echte vreugde geven? Mijn lichaam en mijn ziel zijn terneergeslagen, maar U kunt mij weer oprichten en U laten prijzen.
Keer Uw gezicht af van mijn zonden en vernietig al mijn misstappen.
Geeft U mij een nieuw, schoon hart, mijn God, en een nieuwe geest die mij innerlijk standvastig maakt.
Wend U niet van mij af en laat Uw Heilige Geest niet van mij wijken.
Ik wil zo graag opnieuw de blijdschap over Uw redding ervaren. Ik wil U volgen en mijn gehoorzaamheid aan U zal mij kracht geven.
Dan zal ik ook aan andere zondaars laten zien wat Uw wil is, zodat zij zich bekeren en U ook zullen volgen.
Bevrijd mij van de schuld die ik op mij heb geladen, o God. U bent de God van mijn heil. Ik wil over Uw rechtvaardigheid juichen.
Here, stel mij in staat U openlijk lof en eer te geven.
Want ik weet dat U er geen prijs op stelt dat ik U nu brandoffers zou brengen; daar gaat het U niet om.
Het werkelijke offer waarop U wacht, is een aan U overgegeven geest van iemand die weet dat hij niet zonder U kan. En een hart dat geheel en al weet dat U de enige bent die helpen kan. Zulke mensen stuurt U nooit weg, mijn God.
Wilt U Jeruzalem zegenen en haar muren herbouwen?
Dan zullen de offers die volgens de wet worden gebracht, U genoegen doen. Dan zullen grote brandoffers aan U gebracht worden; hele stieren worden op Uw altaar gebracht.
52
1-2 Een leerzaam gedicht van David voor de koordirigent. Hij maakte dit nadat de Edomiet Doëg hem aan Saul had verraden met de woorden: "David is in het huis van Achimélech."
Och geweldenaar, waarom denkt u dat het kwade u wel zal helpen? De liefde en goedheid van God houden nooit op en gelden dag en nacht.
U bedenkt allerlei kwaad; uw tong is zo scherp als een scheermes. U bent een bedrieger!
U geeft de voorkeur aan het kwaad boven het goede. U liegt liever dan dat u de waarheid spreekt.
U hoort het liefst slechte taal en een mond die bedriegt.
God zal u echter voor eeuwig verderven. Hij zal u uit uw huis wegslepen en een einde aan uw leven maken.
De oprechte mensen die het zien, zullen ontzag voor God hebben en zeggen:
Kijk, zo vergaat het de mensen die niet op God vertrouwen, maar denken dat hun rijkdom hen wel zal redden. Die rijkdom waardoor hij zich sterk waande, werd zijn ondergang.
Ik groei echter op als een altijd groene olijfboom in Gods huis. Onophoudelijk vertrouw ik op Gods goedheid en liefdevolle zorg.
Ik zal U altijd loven en prijzen, omdat U mij steeds weer redt. Ik verwacht het alleen van U, samen met al Uw volgelingen, want Uw naam is groot en goed.
53
Een leerzaam gedicht van David voor de koordirigent. Als: Mahalath.
Een dwaas mens denkt dat God niet bestaat. Dit soort mensen doet afschuwelijke zonden. Zelfs niet één ervan doet wat goed is.
God kijkt vanuit de hemel op alle mensen neer. Hij zoekt of er misschien één bij is die verstandig is, wellicht één die God zoekt.
Maar allemaal zijn zij van Hem afgeweken. Allemaal hebben zij Hem verlaten; niemand van hen doet goed, nog niet één.
Weten zij dan helemaal niets, al die zondaars? Zij eten mijn volk op alsof het brood is. Zij piekeren er niet over God aan te roepen.
Zij schrikken terwijl er niets te schrikken is. God strooit de beenderen van uw vijanden uit; U laat hen beschaamd staan. God heeft hen al verworpen.
Wij zien uit naar de redding van Israël, die vanuit Jeruzalem zal komen. Wanneer God Zijn volk redding biedt, zal Jakob jubelen en Israël vol vreugde zijn.
54
1-2 Een leerzaam gedicht van David voor de koordirigent. Te spelen met begeleiding van een snaarinstrument. Hij schreef dit nadat de Zifieten hem aan Saul hadden verraden met de woorden: "Wist u dat David zich bij ons verborgen houdt?"
O God, bevrijd mij door Uw sterke naam. Laat Uw kracht mij recht verschaffen.
O God, luister naar mijn gebed, hoor toch naar de woorden van mijn mond.
Vreemde mensen keren zich tegen mij; geweldenaars willen mij doden. Zij denken niet aan God.
Luister, God is mijn helper. De Here geeft mij kracht en steunt mij.
God zal mij wreken tegenover de mensen die mij naar het leven staan. Vernietig hen maar in Uw trouw voor mij.
Ik zal U offers brengen, zonder dat er een wettelijke reden voor is. Ik doe dat uit dankbaarheid aan U. HERE, ik zal Uw naam loven en prijzen, want U bent zo goed voor mij.
God heeft mij bevrijd uit alle angst en gevaar en nu kan ik met vreugde naar mijn vijanden kijken.
55
Een leerzaam gedicht van David voor de koordirigent. Te begeleiden door een snaarinstrument.
O God, luister naar mijn gebed. Wend U niet van mij af als ik tot U smeek.
Geef mij Uw aandacht en geef mij Uw antwoord; ik ben onrustig en zwerf rusteloos rond, kreunend in mijn ellende.
Dat komt allemaal door het rumoer van de vijand, doordat de ongelovige mij kwelt. Zij storten mij in het ongeluk en vallen mij woedend aan.
Mijn hart begeeft het bijna; doodsangst overvalt mij.
Angst en beven zijn mijn deel en de schrik verlamt mij.
Ik zeg nu zelfs: Och, kon ik maar vliegen als een duif, dan ging ik weg en zocht elders een plek om te wonen.
Dan zou ik ver weg vliegen en in de woestijn overnachten.
Ik zou snel een plaats vinden die mij tegen de rukwinden en stormen beschut.
Breng hen in de war, Here, geef dat zij elkaar niet meer verstaan. Want er is alleen nog maar geweld en ruzie in de stad.
Dag en nacht dwalen zij door de stad en over haar muren. Er is veel ongeluk en moeite waar te nemen.
Er is zonde in de stad; op pleinen en in straten, overal is terreur en bedrog.
Mijn tegenstander die mij belaagt, is geen vijand van buitenaf; dat zou ik nog wel kunnen verdragen. Het is niet iemand die mij altijd al haatte, die nu tegen mij opstaat, want dan zou ik nog wel een schuilplaats weten te vinden.
Maar het is een goede vriend, iemand als ik die ik altijd heb vertrouwd.
Wij gingen zo vertrouwelijk met elkaar om; samen gingen we met alle feestgangers naar Gods huis.
Hij heeft de dood verdiend; laat hij maar levend ervaren dat God niet bij hem is. Hij woont temidden van slechtheid, zijn innerlijk is er vol van.
Maar ik weet wat ik moet doen: ik roep naar God; de HERE zal mij bevrijden.
's Morgens, 's middags en 's avonds bid en smeek ik, ik stort mijn hart voor Hem uit. Hij luistert naar mij.
Hij bevrijdt mijn ziel en geeft mij vrede, ondanks de strijd die om mij heen woedt. Velen keren zich tegen mij.
De Allerhoogste God zit op de troon en luistert naar mij. Hij zal mijn tegenstanders vernietigen, al die mensen die van God niet willen weten en Hem niet willen kennen.
De tegenstander valt de mensen aan met wie hij eerder vrede sloot; hij negeert zijn afspraken.
Zijn woorden zijn glad en vriendelijk, maar in zijn hart gloeit de wraak. Zijn uitspraken zijn tegemoetkomend en strelen het gehoor, maar in feite zijn het getrokken zwaarden.
Breng al uw moeilijkheden bij de HERE. Hij zorgt altijd voor u. Hij zal nooit toelaten dat een volgeling van Hem struikelt of valt.
O God, ik weet dat U Uw tegenstanders zult vernietigen; allen die uit zijn op bloedvergieten en bedriegen. Zij zullen niet oud worden. Maar ik stel heel mijn vertrouwen op U.
56
Een waardevol lied van David voor de koordirigent. Te zingen op de wijs van: 'De duif op verre eilanden.' Dit lied schreef hij nadat de Filistijnen hem bij Gath gevangen namen.
Wees mij nabij, o God, en geef mij Uw genade, want de mensen trappen mij tegen de grond. De hele dag brengen mijn tegenstanders mij in het nauw.
Mijn vijanden tergen mij de hele dag. Tallozen staan nu boven mij en strijden tegen mij.
Juist als alles mij angst aanjaagt, stel ik op U mijn vertrouwen.
Op U, mijn God. Ik prijs Uw woord. Ik vertrouw op God en ken geen angst, wat zouden mensen mij kunnen aandoen?
Zij verdraaien voortdurend mijn woorden; zij beramen kwade plannen tegen mij.
Zij willen mij overvallen en bespioneren mij. Elke stap die ik zet, zien zij. Zij willen mij doden.
Zouden zij, die zoveel slechts en zoveel zonden doen, kunnen ontkomen? O God, vernietig hen.
U neemt mijn zwerftochten waar en kent elke traan die ik stort. Alles staat immers in Uw boek?
Als ik U te hulp roep, zullen mijn vijanden terugdeinzen. Ik weet zeker dat God mij zal helpen.
Ik loof en prijs het woord van God. Ik loof en prijs het woord van de HERE.
Ik vertrouw op God en ken geen angst; wat zou een mens mij kunnen aandoen?
Ik heb U geloften gedaan, o God. Ik zal ze U terugbetalen met offers waarmee ik U zal loven en prijzen.
Want U hebt mij bevrijd van de dood, mij het leven teruggegeven. U hebt mij weer in ere hersteld. Nu mag ik weer leven voor Gods aangezicht in Zijn licht, dat leven geeft.
57
Een lied van David voor de koordirigent. Te zingen op de wijs van: 'Vernietig niet.' Een waardevol lied, dat hij schreef nadat hij voor Saul vluchtte in de grot.
Wees mij nabij, o God, en geef mij Uw genade; mijn ziel vindt alleen maar bescherming bij U. Ik schuil in de schaduw onder Uw vleugels, tot het gevaar is geweken.
Ik roep de Allerhoogste God aan. De God, Die mij bevrijden zal.
Hij zal mij hulp sturen vanuit de hemel en mij verlossen. Hij zal de man die mij naar het leven staat, tot een mikpunt van spot maken. God zal de waarheid aan het licht brengen en Zijn goedheid en liefde tonen.
Ik voel mij als voor de leeuwen gegooid; ik ben omringd door mensen die mijn bloed willen zien. Hun tanden zien er uit als speren en scherpe pijlen. Hun tong is een scherp zwaard.
Laat Uw grootheid zien tot boven de hemelen, o God; toon de hele aarde Uw geweldige majesteit.
Zij hebben een val voor mij gezet om mij levend te vangen. Zij hebben een kuil voor mij gegraven, maar zijn er zelf in gevallen.
O mijn God, U stelt mij gerust; mijn hart is weer tot kalmte gebracht. Ik zal liederen en psalmen voor U zingen.
Word wakker, mijn ziel! Word wakker, harp en citer! Samen zullen wij de nieuwe dag tegemoettreden.
Here, ik zal U de lof en eer brengen onder alle volken. De hele wereld zal mijn lofpsalmen horen tot Uw eer.
Uw goedheid en liefde zijn onmetelijk; verder dan de hemel reiken zij. Uw trouw is niet te vatten; die gaat verder dan de wolken, waar wij niet bij kunnen.
Laat Uw grootheid zien tot boven de hemelen, o God; toon de hele aarde Uw geweldige majesteit.
58
Een waardevol lied van David voor de koordirigent. Te zingen op de wijs van: 'Vernietig niet.'
Zouden de afgoden recht kunnen spreken? Leiden zij de mensen op de juiste weg?
Nee, zij zetten de mensen juist aan tot slechte daden. Hoe meer geweld op aarde hoe beter, vinden zij.
De ongelovigen willen al vanaf hun geboorte Gods wegen niet volgen. De leugenaars liegen al sinds zij hun moeders lichaam verlieten.
Zij zijn venijnig als slangen en luisteren met dovemansoren.
Zij luisteren naar niemand, wijs of onverstandig.
O God, vernietig hen toch; maak hen machteloos als een jonge leeuw, waarvan de hoektanden verwijderd zijn, HERE.
Laat niets van hen overblijven, zoals ook niets overblijft van water dat in de grond wegzakt. Laat hun wapens onbruikbaar zijn.
Laat hen vergaan als een smeltende slak, die zijn weg niet kan vervolgen of als een miskraam, die nooit het daglicht heeft kunnen zien.
God vernietigt hen eerder dan een kookpot de hitte van het vuur van brandende dorens opmerkt.
Zijn volgeling is blij als hij ziet hoe alles wordt gewroken; hij wast zijn voeten in het bloed van de goddelozen.
Iedereen zal dan bevestigen dat er toch een beloning is voor wie God volgt. Er is op aarde maar één God en Hij zorgt voor recht en gerechtigheid.
59
Een waardevol lied van David voor de koordirigent. Te zingen op de wijs van: 'Vernietig niet.' Hij schreef dit lied nadat Saul zijn huis had omsingeld met de bedoeling hem te doden.
O mijn God, bevrijd mij toch van mijn vijanden. Bescherm mij tegen hen die mij naar het leven staan.
Red mij uit de handen van deze zondaars en bewaar mij voor deze mannen, die mijn bloed willen zien.
Kijk maar, zij staan mij naar het leven; zij sturen de sterksten erop uit om mij te vermoorden. Ik heb toch niet tegen U gezondigd, HERE?
Zonder dat er aanleiding toe is, komen zij op mij af. Word toch wakker, kijk dan en kom mij te hulp.
HERE, U bent de God van de hemelse legers, de God van mijn volk Israël. Kom en straf alle ongelovigen. Schenk Uw genade niet aan verraderlijke zondaars.
Elke avond komen zij terug en lopen als huilende honden door de stad.
Zij bespotten U en mij; hun woorden zijn een aanval op wat heilig is. Zij denken dat niemand dat hoort.
U, HERE, lacht hen uit! U bespot al die ongelovigen.
U bent al mijn kracht! Ik let alleen op U, want God is als een burcht voor mij, bij Hem kan ik schuilen.
Mijn God van liefde en trouw zal mij tegemoetkomen. God, laat mij met blijdschap neerzien op al die mensen die het mij moeilijk maakten.
Dood hen niet, want dan zou mijn volk hen vergeten. Maar laat hen door Uw ingrijpen doelloos ronddwalen. Laat hen maar vallen, o Here, achter U kunnen wij wegschuilen.
Alles wat zij zeggen, is zonde. Zij denken dat zij onaantastbaar zijn. Neem hen gevangen om die hoogmoed, maar ook om de vloeken en leugens die zij uitspreken.
Vernietig hen in Uw toorn; dood hen zodat wij hen nooit meer zullen zien en zij er niet meer zijn. Dan zullen zij beseffen dat God regeert in Israël en ook in de rest van de wereld.
Elke avond komen zij terug en lopen als huilende honden door de stad.
Zij zwerven rond om eten te vinden en als zij niet genoeg vinden, worden zij agressief.
Maar ik wil Uw kracht bezingen. Reeds 's morgens vroeg jubel ik het uit over Uw goedheid en trouw. Want U bent voor mij als een burcht; een wijkplaats voor als het mij te moeilijk wordt.
Mijn God, U bent mijn sterkte, voor U wil ik lofliederen zingen. God is voor mij een veilige burcht; Hij betoont mij Zijn goedheid en trouw.
60
1-2 Een waardevol lied van David voor de koordirigent. Te zingen op de wijs van: 'De lelie van het getuigenis.' David schreef dit leerzame gedicht nadat hij had gestreden tegen de Arameeërs van Mesopotamië en Zoba, en nadat Joab op de terugweg daarvan 12.000 Edomieten in het Zoutdal had verslagen.
O God, U hebt ons verstoten, U hebt ons uiteengescheurd. U bent toornig over ons; genees ons toch!
U hebt het land laten trillen en scheuren. Het staat te wankelen.
Ons volk heeft door U de vreselijkste dingen gezien; U hebt ons bedwelmd.
Aan hen die ontzag voor U hebben, hebt U een eigen vaandel gegeven zodat zij zich kunnen verzamelen om te strijden tegen de boogschutters.
Zo zijn Uw volgelingen gereed voor de strijd. Laat ons overwinnen, want dat hangt alleen van U af. Geef ons toch antwoord!
God heeft vanuit Zijn heilige plaats tot ons gesproken. Ik juich van vreugde en zal Sichem verdelen. Ik ga het dal van Sukkoth opmeten.
Gilead en Manasse zijn van mij en Efraïm is mijn helm. Juda is de staf waarmee ik regeer.
Moab is mijn wasbak en in Edom zet ik mijn schoenen neer. Over Filistea maak ik mij vrolijk.
Wie brengt mij naar de versterkte vesting? Wie begeleidt mij naar Edom?
U bent het, o God, U Die ons eerst had verstoten. Wilt U, o God, optrekken met onze legers?
Help ons tegen de vijand, want hulp van mensen stelt niets voor.
Samen met God zullen wij dappere daden doen, want Hij vernietigt onze vijanden voor ons.
61
Een lied van David voor de koordirigent. Te zingen bij snarenspel.
Hoort U mijn smeken wel, o God? Luister toch naar mijn gebed.
Vanuit de verste uithoek van het land roep ik U; ik kan niet meer! Wilt U mij naar een plaats brengen waar ik zelf niet kan komen? Een plaats waar ik veilig ben?
U hebt mij immers altijd beschermd; bij U schuilde ik altijd tegen de vijand.
Laat mij toch altijd in Uw huis mogen blijven. Laat mij bij U mogen schuilen, veilig onder Uw vleugels.
O God, U hebt mijn geloften gehoord; al Uw volgelingen ontvangen Uw erfenis.
Geef de koning een lang leven en laat zijn nageslacht altijd regeren.
Geef dat hij U ook altijd trouw zal volgen; laten Uw goedheid, liefde en trouw hem altijd beschermen.
Dan zal ik voortdurend Uw lof zingen en elke dag mijn geloften nakomen.
62
Een psalm van David voor de koordirigent. Voor Jeduthun.
Ja, mijn hart keert zich naar God; mijn redding komt uit Zijn hand.
Hij is werkelijk mijn rots en mijn bevrijder; Hij is als een burcht voor mij; niets krijgt mij uit mijn evenwicht.
Hoe lang blijft de vijand nog aanvallen? Zij zullen allemaal omvergelopen worden, als een muur die omvalt en neerstort.
Ja, zij overleggen met elkaar hoe zij hem kunnen neervellen. Zij houden van de leugen; met hun mond spreken zij vriendelijke taal, maar in hun binnenste vervloeken zij mij.
O, mijn ziel, richt u toch helemaal op God en wees rustig. Ik verwacht alles van Hem.
Hij is werkelijk mijn rots en bevrijder; Hij is als een burcht voor mij; niets krijgt mij uit mijn evenwicht.
God zorgt voor mijn redding en redt ook mijn eer. Hij is mijn sterke rots. Alleen bij God kan ik altijd schuilen. Hij beschermt mij.
Volk, stel altijd uw vertrouwen alleen op Hem. Vertel Hem alles en houd niets voor Hem verborgen. Bij God kunnen wij altijd schuilen. Hij beschermt ons.
Mensen stellen in Gods ogen zo weinig voor: armen zijn als een ademtocht en rijken vaak onwaarachtig. Als Hij hen weegt, gaat de weegschaal omhoog; zo gering is de mens vergeleken bij Hem.
Hecht geen waarde aan verdrukking; verwacht niets van onrechtmatige opbrengsten; en als u rijk wordt, laat het uw leven met God dan niet beïnvloeden.
God heeft het Zelf gezegd; meermalen heb ik het gehoord: Alle kracht komt van God.
Here, ook de goedheid en trouw komen alleen van U. Iedereen ontvangt van U loon naar werken.
63
Een psalm van David, die hij schreef in de woestijn van Juda.
God, mijn God, ik zoek U overal; mijn hart dorst naar U. Ook mijn lichaam verlangt naar U in dit dorre, droge land, waar geen water is.
Ik heb U in Uw heiligdom gezien; ik zag Uw kracht en majesteit.
Uw goedheid en trouw overtreffen het leven zelf. Ik zal met mijn mond Uw naam grootmaken.
Mijn leven lang wil ik U prijzen; mijn handen naar U opheffen wanneer ik bid.
Er is niets anders waarnaar ik verlang; er komen prachtige lofliederen over mijn lippen;
ook 's nachts als ik wakker lig en over U nadenk.
Want U bent mij altijd te hulp gekomen. Ik jubel het uit vanuit de beschermde plaats waar U mij in leven houdt.
Alles in mij richt zich op U. Ik kan niet zonder U; Uw hand houdt mij vast.
Maar de mensen die op mijn ondergang uit zijn, zullen in de diepte van de aarde worden neergelaten.
Zij zullen omkomen door het zwaard en ten prooi vallen aan de wilde dieren.
Maar de koning verheugt zich in God; ieder die bij Hem zweert, zal reden tot vreugde hebben en zich op Hem kunnen beroemen, want Hij brengt de leugenaar tot zwijgen.
64
Een psalm van David voor de koordirigent.
Luister naar mij, o God, als ik met mijn zorgen bij U kom. Bescherm mijn leven tegen de aanvallen van de vijand.
Verberg mij als de misdadigers iets tegen mij beramen. Als de zondaars het op mij gemunt hebben.
Zij scherpen hun tong alsof het een zwaard is en leggen hun 'pijlen' aan, boosaardige taal schieten zij op mij af.
Vanuit hun schuilplaats schieten zij op onschuldigen. Niets en niemand ontzien zij.
Zij wagen het kwade dingen te doen en spreken er zelfs over valstrikken te zetten. Zij denken dat niemand hen ziet.
Zij zijn op slechte dingen uit en zeggen: 'Nu is het zover, het plan is goed doordacht.' Ja, het hart van ieder mens is ondoorgrondelijk.
Maar God kan hen onverwacht treffen; als Hij een pijl afschiet, is het altijd raak; zij zijn gewond.
Zij struikelen over hun eigen woorden. Wie hen ziet, schudt misprijzend het hoofd.
Dan zullen alle mensen ontzag hebben voor God en voor alles wat Hij doet. Met ontzag zien zij op naar Zijn werk.
De oprechte mens verheugt zich in de HERE en vindt bij Hem bescherming. Alle eerlijke mensen beroemen zich op Hem.
65
Een psalm van David, een lied voor de koordirigent.
U komt toe dat wij in stille verwondering naar U opzien, o God. Wij willen U in Jeruzalem lofliederen zingen. Geloften willen wij U betalen.
U hoort al onze gebeden en alles wat leeft, mag dan ook tot U komen.
Het kwaad dreigde mij te overmeesteren, maar U vergeeft mij mijn zonden.
Gelukkig is de man die U uitkiest. U laat hem bij U komen en bij U wonen. Al het goede van Uw huis zal ons ten deel vallen, tot verzadiging toe; al het heilige in Uw tempel.
U antwoordt ons in oprechtheid met grote daden, God; U bevrijdt ons. De hele aarde kan op U vertrouwen; U bent er tot in de verste zeeën.
Met Uw kracht hebt U de bergen stevig geplant; vastgezet door Uw sterkte.
U laat de zeeën tot kalmte komen; zowel het bruisen van de golven als het geschreeuw van de volken.
Daarom zijn alle mensen (tot in de uithoeken van de aarde) bang voor de tekenen die U doet. Van oost tot west brengt men U eer en lof.
U komt naar ons toe en geeft ons land een overvloedige oogst. U maakt ons rijk. De beek van God is gevuld met water. U laat het koren groeien, zoals U alles laat groeien.
U geeft het water op de akkers, doordrenkt de voren op het land. Uw regen laat onze gewassen groeien. U zegent de gewassen.
Door Uw goedheid wordt onze oogst bekroond; U geeft ons overvloed.
De rijpe gewassen golven op de akker; de heuvels juichen over U.
De vruchtbare streken zijn bezaaid met kudden; in de dalen groeit welig het koren. Heel het land jubelt en zingt. Heel deze overvloed is er dank zij U.
66
Een psalm, een lied voor de koordirigent. Laat de hele aarde God lof toezingen.
Zing psalmen over de grote heerlijkheid van Zijn naam. Breng Hem de eer en de lof toe.
Zeg maar tegen God: Alles wat U doet, is beroemd door Uw macht en grootheid. Daarom doen zelfs Uw vijanden of zij U eren.
Laat de hele aarde U aanbidden. Laat zij psalmen zingen ter ere van U en Uw heilige naam.
Kom maar en kijk naar wat God allemaal doet; groot is Zijn reputatie om wat Hij voor de mensen doet.
Hij maakte land droog door de zee te laten opdrogen; het volk ging te voet dwars door de rivier.
Daar aanbaden wij Hem Die in eeuwigheid regeert door Zijn grote kracht. Laat niemand tegen Hem in opstand komen.
Volken, prijs onze God; zing luid Uw lofliederen tot Zijn eer.
Hij gaf ons het leven weer en verhinderde dat wij vielen.
U hebt ons beproefd, o God; ons gezuiverd zoals men zilver zuivert.
U hebt ons in een net laten vangen en onze heupen laten binden.
Er reden mensen over onze hoofden en wij gingen door water en vuur; maar U hebt ons door alles heengevoerd tot in de overvloed.
Ik zal mijn brandoffers in de tempel brengen; ik kom mijn geloften na,
die ik U gedaan heb. Ik deed U die geloften toen ik in grote moeilijkheden verkeerde.
Ik breng U brandoffers van jonge, vetgemeste kalveren; de geur van rammen stijgt naar U omhoog. Ik offer U runderen en geiten tegelijk.
Kom en luister! Ik wil ieder die ontzag voor God heeft, vertellen wat Hij allemaal voor mij heeft gedaan.
Nog maar net had ik Hem aangeroepen, of Hij gaf mij al een loflied in de mond.
Als mijn motieven onzuiver waren geweest, zou de Here echt niet hebben geluisterd.
Maar God heeft mij wel degelijk gehoord; Hij heeft mijn luide smeekbeden gehoord.
Ik prijs God omdat Hij mijn gebed aannam. Hij wees mij niet af en heeft mij ook Zijn liefdevolle goedheid niet onthouden.
67
Een psalm voor de koordirigent. Een lied dat met snaarinstrumenten moet worden begeleid.
Ik bid dat God ons Zijn genade zal geven en ons zal zegenen. Dat Hij Zichzelf aan ons zal openbaren.
Dan zullen de mensen op aarde weten wat Uw wil is en alle volken zullen door U worden bevrijd.
Ik bid dat alle volken U zullen loven en prijzen, o God; dat zij werkelijk allemaal U zullen eren.
Dat de volken zich in U zullen verheugen en juichen zullen omdat U elk volk rechtvaardig oordeelt en Uw weg wijst.
Ik bid dat alle volken U zullen loven en prijzen, o God; dat zij werkelijk allemaal U de lof mogen brengen.
Wij mochten een rijke oogst binnenhalen omdat God, Die onze God is, ons zo rijk zegent.
God zegent ons opdat de hele aarde ontzag voor Hem heeft.
68
Een psalm van David. Een lied voor de koordirigent.
Als God aantreedt, vluchten Zijn vijanden alle kanten uit; zij snellen weg om Hem niet te hoeven zien, alle mensen die Hem haten.
U verdrijft hen. Zoals rook uit elkaar drijft en was in de warmte smelt, zo blijft van de ongelovigen niets over als God eraan komt.
Maar de gelovigen zijn blij als zij God zien en juichen voor Hem. Met veel vertoon van blijdschap laten zij dat blijken.
Zing voor God, zing psalmen ter ere van Zijn naam. Maak een effen weg voor Hem die door de vlakten nadert. Zijn naam is HERE, jubel het uit voor Hem.
Hij is een vader voor ouderloze kinderen en komt op voor de rechten van de weduwen; Hij is God, Die woont in Zijn heilig huis.
God, Die eenzame mensen weer familie geeft en gevangenen bevrijdt en welstand geeft; maar de opstandigen laat Hij achter Zich in een dor en droog land.
Mijn God, toen U voor ons volk uittrok en ons voorging in de wildernis,
toen trilde de aarde en de hemel droop omdat U Zich toonde; zelfs de Sinaï beefde toen zij U zag, U, de God van Israël.
U gaf ons een overvloed, vele goede dingen gaf U ons, o God; toen het land uitgeput was, gaf U het nieuwe kracht.
Uw volk putte daaruit. U hielp ons, die er zo ellendig aan toe waren, met Uw goedheid en trouw.
Het machtige woord van de Here werd over ons uitgesproken en het goede nieuws werd ons door velen gebracht.
De koningen van de vijandelijke legers vluchtten allemaal en de vrouwen konden de buit verdelen.
Zou u tussen de schaapskooien blijven liggen? U zult zijn als duiven met zilveren vleugels en gouden slagpennen.
Toen de Almachtige God de koningen verjoeg, leek de berg Salmon wit als sneeuw.
De berg van God lijkt op de bergen van Basan, met hun vele toppen.
Waarom kijken jullie, toppen van Basan, zo jaloers naar de berg die God uitkoos om er te wonen? Luister, de HERE zal daar voor eeuwig blijven wonen.
God bezit vele duizenden strijdwagens. Vanaf de Sinaï is de Here Zijn huis binnengegaan.
U bent naar de hemel gegaan en hebt gevangenen met U meegenomen. U hebt geschenken ontvangen voor de mensen; zelfs voor de opstandigen onder hen. U wilt bij hen wonen, HERE God.
Wij prijzen de Here; elke dag opnieuw staat Hij ons bij. Deze God geeft ons bevrijding.
Die God is een God Die altijd voor uitkomst zorgt. De Oppermachtige HERE bewaart ons voor de ondergang.
Luister, God vernietigt Zijn vijanden; Hij doodt de mensen die blijven zondigen.
De Here heeft beloofd onze vijanden aan ons over te leveren, waar dan ook vandaan. Al moest Hij hen van de zeebodem weghalen.
Opdat Israël de overwinning heeft en zelfs de honden hun deel krijgen van de vijand.
O God, ik zie de feestelijke optocht ter ere van U gaan; iedereen loopt voor U (mijn God en mijn Koning) naar Uw heilig huis.
Vooraan lopen de zangers, daarachter de muzikanten met de snaarinstrumenten. Dan de jonge meisjes met hun tamboerijnen.
Met prachtige liederen prijzen zij God, de HERE, Die Israël steeds weer kracht en leven geeft.
Ik zie daar de jongste stam, Benjamin, die een groot regeerder is. En de leiders van Juda, wat zijn het er veel! En daar de leiders van Zebulon en Naftali.
Uw God gaf u de macht. O God, laat ons maar zien hoe groot Uw macht is, waardoor U ons de overwinning gaf.
De koningen bieden U geschenken aan voor Uw tempel in Jeruzalem.
Bedreigt U het ongedierte in het riet, de talloze stieren en kalveren van de volken. Allen die uit zijn op geldelijk gewin. Laat U de volken die op oorlog uit zijn, maar uitzwermen naar alle kanten.
Er komen hooggeplaatsten uit Egypte aan en de mensen uit Ethiopië wenden zich tot God en roepen Hem aan.
Laten alle koninkrijken die er zijn, voor God lofliederen zingen. Zing psalmen voor de Here.
Hij is meester over alle hemelen en alomtegenwoordig. Luister! Zijn machtige stem klinkt.
Geef God alle eer. Hij is onze sterkte. Hij regeert over Israël. Zijn kracht omspant alles.
O God, Uw roem en eer zijn befaamd. Men weet dat U in Uw heilig huis woont. De God van Israël geeft alle kracht en sterkte aan Zijn volk. Wij loven en prijzen onze God!
69
Een lied van David voor de koordirigent. Te zingen op de wijs van: 'De Lelies'.
Bevrijd mij, o God, want het water stijgt mij naar de lippen.
Ik zak weg in het moeras en kan er niet staan. Ik sta in water waar ik de bodem niet kan voelen en het stroomt over mijn hoofd.
Ik ben moe van het roepen en mijn keel is schor. Mijn ogen zijn moe van het uitkijken naar mijn God.
De mensen die mij haten, zijn niet te tellen; het zijn er meer dan de haren op mijn hoofd. En er is geen reden voor hun haat. Mijn tegenstanders, die mij willen vernietigen, zijn zo machtig. Ik moet hun teruggeven, wat ik niet van hen heb geroofd.
O God, U kent mij, een klein en dwaas mens. U ziet al mijn zonden. Niets is voor U verborgen.
Laten Uw volgelingen niet door mij hun vertrouwen in U kwijtraken, Oppermachtige HERE; U die Heer bent over de hemelse legers. O God, laten de mensen die U zoeken, niet door mijn toedoen in U beschaamd worden.
Terwille van U verdraag ik de schande. Ik bedek mijn gezicht uit schaamte.
Mijn vrienden kennen mij niet meer en mijn broers herkennen mij niet.
Van mijzelf blijft niets over, omdat ik alles geef voor Uw zaak. De spot en hoon van hen die U haten, kwamen op mij terecht.
Ik huilde terwijl mijn hele hart zich op U richtte, maar het werd mij als schande aangerekend.
Ik trok rouwkleding aan, maar zij gebruikten mij als een spreekwoord.
De leiders van de stad praten met elkaar over mij en tijdens drinkgelagen drijven zij de spot met mij.
Maar ik zal op de juiste tijd tot U bidden, HERE; o God, geef mij Uw trouwe hulp als een antwoord daarop in Uw goedheid en liefde.
Trek mij uit dit moeras, voordat ik zink. Red mij van mijn haters en uit dit diepe water.
Zorg toch dat het water mij niet boven het hoofd stijgt; dat ik niet naar de bodem word getrokken en verdrink.
Geef mij antwoord, HERE, want ik weet hoe groot Uw goedheid en trouw zijn. Kom naar mij toe met Uw liefdevolle ontferming.
Verberg U niet voor mij; ik ben Uw dienaar en ik ben vreselijk bang. Antwoord mij toch snel!
Kom naar mij toe en bevrijd mij. Verlos mij, zodat mijn tegenstanders beschaamd staan.
U ziet toch hoe ik word bespot, hoe beschaamd ik ben en tot schande gemaakt. U weet precies wie mij dit allemaal aandoen.
De spot breekt mijn hart en ik ben nog maar heel zwak. Ik verwachtte medelijden te ontmoeten, maar vond het niet. Tevergeefs wachtte ik op iemand die mij troostte.
Zij gaven mij gif te eten en lieten mij, toen ik dorst had, azijn drinken.
Laat hun tafel een valstrik voor hen worden en hun tafelgenoten hen verraden.
Verslechter hun ogen, zodat zij niets meer kunnen zien; geef dat hun heupen verzwakken, zodat zij niet meer kunnen lopen.
Stort Uw toorn over hen uit; laat de gloed daarvan hen vernietigen.
Verander hun kampement in een woestijn en maak hun tenten onbewoond.
Want wie door U wordt geslagen, wordt door hen achtervolgd. Zij sturen verhalen de wereld in over het verdriet van hen die door U werden getroffen.
Laat hun schuld maar hand over hand toenemen, zodat zij geen aanspraak kunnen maken op Uw gerechtigheid.
Verwijder hun namen uit Uw boek, waarin ieder vermeld staat die bij U hoort. Zorg dat hun naam niet naast die van een gelovige staat.
Ik verkeer in grote ellende en groot verdriet. Laat Uw heil mij beschermen, o God.
Ik zal een loflied zingen en de naam van God prijzen. Ik zal Hem groot maken door de liederen die ik tot Zijn eer zing.
Dat zal de HERE meer vreugde geven dan een rund of een stier met horens en hoeven.
Zij die zich dankbaar aan God onderwerpen, zullen het zien en zich erover verheugen. U, die God zoekt, zult er nieuwe moed uit putten.
Want de HERE luistert wel naar de armen die Hem aanroepen en Hij ziet niet neer op de mensen die gevangen zitten.
Laat de hele schepping (hemel, aarde en zeeën) Hem eer brengen en prijzen.
Want God zal Jeruzalem bevrijden en de steden van Juda weer opbouwen. Dan zullen zij weer daarin wonen en het land opnieuw bezitten.
De kinderen van Zijn dienaren zullen het land erven en het zal worden bewoond door mensen, die Zijn naam liefhebben en eer bewijzen.
70
Een lied van David voor de koordirigent. Bij het gedenkoffer.
O God, kom mij snel bevrijden! Help mij toch, HERE!
Laat de mensen die mij willen ombrengen, beschaamd staan; laten zij die mij in het ongeluk willen storten, terugdeinzen en voor spot staan.
Laten zij die mij uitlachen, maar weglopen van schaamte.
Laat allen die U zoeken, juichen en jubelen, zich in U verblijden. Laten zij, die U en Uw redding liefhebben, voortdurend U loven en grootmaken.
O God, ik zit in grote moeilijkheden en ben een arm mens. Kom toch snel naar mij toe. Alleen U kunt mij helpen en verlossen. Kom snel, HERE, en wacht er niet mee!
71
Bij U kan ik wegschuilen, HERE. Stel mij nooit teleur.
Verlos mij door Uw rechtvaardigheid. Luister naar mij en bevrijd mij.
U bent voor mij als een rots, waarin ik wonen kan; als een huis waar ik met vertrouwen naar toe ga. U stelt mij dat huis ter beschikking, zodat ik veilig kan wonen. Want U bent mijn bevrijder en mijn rots.
O God, verlos mij uit de handen van de ongelovigen; uit de beklemmende greep van de gewelddadige misdadigers.
Ik verwacht alles van U. Almachtige HERE, van kindsbeen af heb ik alleen op U vertrouwd.
Toen mijn moeder mij nog verwachtte, steunde ik al op U. Vanaf die tijd hebt U mij al geholpen. Al mijn lofliederen zijn alleen voor U.
Velen dachten dat ik die wonderen zelf deed, maar U was degene tot wie ik altijd vluchtte.
Ik kan alleen maar liederen tot Uw eer zingen; de hele dag spreek ik over Uw grootheid.
Stuur mij niet weg nu ik ouder ben geworden. Zult U mij niet verlaten nu ik minder kracht over heb?
Ik heb U nodig, want mijn tegenstanders hebben het over mij; zij die mij willen doden, overleggen met elkaar.
Zij zeggen: "God heeft hem in de steek gelaten. Laten we hem opjagen en grijpen; er is toch niemand die hem te hulp komt."
Och, mijn God, blijf niet zo ver van mij af staan; haast U toch mij te helpen.
Laat hen die mij naar het leven staan, voor schut staan en worden vernietigd. Laat hen die mijn ondergang voor ogen hebben, zelf te schande gemaakt en bespot worden.
Ik blijf U verwachten; ik zal alleen maar meer en meer U de eer geven.
Ik zal spreken over Uw rechtvaardigheid en recht; dag in, dag uit vertellen hoe U bevrijdt. Ik kan er niet over ophouden.
Overal waar ik kom, zal ik spreken over de macht en majesteit van de Almachtige HERE. Alleen over Uw rechtvaardigheid zal ik vertellen.
O God, sinds ik een kind was, hebt U mij alles geleerd; tot op de dag van vandaag vertel ik anderen over Uw wonderen.
Nu ben ik oud en grijs, mijn God; laat mij nu niet in de steek! Ik zal deze nieuwe generatie vertellen over Uw macht. Wie het maar horen wil, vertel ik over Uw kracht.
Uw rechtvaardigheid en recht zijn oneindig, o God. U hebt grote dingen tot stand gebracht. Niemand kan zich met U meten, o God!
U hebt mij door heel veel moeilijke omstandigheden en problemen laten gaan; maar ik weet dat U mij uit al die situaties zult bevrijden. U zult mij weer helemaal in ere herstellen.
Wilt U komen en mij troosten? Wilt U mij weer aanzien geven?
Dan zal ik met de harp lofliederen voor U zingen, want U bent trouw, mijn God. Ik zal psalmen voor U zingen bij de citer; voor U, Die de Heilige van Israël bent.
Ik zal jubelen en psalmen voor U zingen. U hebt mij innerlijk bevrijd.
De hele dag door zal ik spreken over Uw rechtvaardigheid. En de mensen die uit waren op mijn ondergang, zullen zich diep schamen en afdruipen.
72
Een psalm van Salomo. O God, doe recht aan de koning en toon Uw rechtvaardigheid aan zijn zoon.
Laat hij rechtvaardig over Uw volk regeren en zuiver rechtspreken, ook over de armen.
Laten de bergen de vrede voor het volk aandragen en de heuvels spreken over de zuivere rechtspraak.
Laat de koning de armsten uit de samenleving hun rechten geven en hen werkelijk helpen. Maar laat hij de onderdrukker veroordelen.
Laat ieder, zolang de zon schijnt en de maan 's nachts aan de hemel staat, ontzag voor U hebben. Van generatie op generatie.
Laat de koning zijn als een milde regenbui, die neerdaalt op de akkers en de aarde bevochtigt.
Laat onder zijn regering de oprechte mens tot bloei komen en laat er altijd vrede zijn.
Laat hem heersen van oost tot west en van noord tot zuid.
Laten de nomaden in de woestijn zich voor hem buigen en zijn tegenstanders voorover in het stof vallen.
Laten de koningen uit Tarsis en de andere buurlanden hem geschenken brengen. De koningen van Scheba en Seba moeten hem belasting betalen.
Laten alle koningen zich voor hem buigen en alle volken aan hem onderworpen zijn.
De koning zal zeker de arme die om hulp roept, bevrijden en ook de armzalige die door niemand wordt geholpen.
Hij zal zich ontfermen over ieder die klein en arm is, hen allen nabij zijn en bevrijden.
Elke vorm van onderdrukking en geweld zal hij voor hen wegnemen. Zij zullen kostbaar zijn in zijn ogen.
De koning zal grote voorspoed kennen. Men zal hem goud uit Scheba brengen. Ook zal men voor hem bidden, dag in, dag uit. De hele dag door zal men hem het goede toewensen.
Het land zal overvloedige graanoogsten kennen. Op de bergen bloeien de gewassen met rijke vruchten, net als op de Libanon. De mensen in de stad bloeien als de gewassen op aarde.
De naam van de koning zal niet worden vergeten. Zolang de zon haar licht op aarde geeft, zal men zijn naam kennen. Laten alle volken elkaar het beste wensen met zijn naam en hem eren.
Alle lof en eer is voor de HERE God, de God van Israël, tot in eeuwigheid. Alleen Hij doet wonderen.
Voor eeuwig zal Zijn heerlijke naam worden geloofd en geprezen. Laat de hele aarde vol zijn met Zijn aanwezigheid. Ja, laat het zo zijn. Amen.
Hiermee zijn de gebeden van David, de zoon van Isaï, tot een einde gekomen.
73
Een psalm van Asaf. God is zeker goed voor Zijn volk Israël; Hij is goed voor alle mensen die een zuiver hart bezitten.
Wat mijzelf betreft: bijna had ik het rechte pad verlaten; bijna was ik uitgegleden.
Dat komt doordat ik jaloers was op de trotse mensen, toen ik zag hoe voorspoedig de ongelovigen leefden.
Zij lijken geen problemen te kennen; ook lichamelijk niet: zij zien er gezond en weldoorvoed uit.
Zij weten niet wat zorgen zijn en niemand legt hun een strobreed in de weg.
Daarom dragen zij hun trots als een halsketting en gaan zij gekleed in geweld.
Hun gezicht is dik en overvoed. Zij verbeelden zich van alles.
Zij steken overal de spot mee en spreken kwaadaardig over het onderdrukken van andere mensen. Hun taal is gezwollen, trots en uit de hoogte.
Zij zetten een grote mond op tegen God en verachten de mensen.
Het volk houdt rekening met hen en zij profiteren ervan.
Zij zeggen: "God kan niet alles weten. De Allerhoogste heeft wel iets anders te doen dan Zich met ons te bemoeien."
Kijk, zo leven nu de ongelovigen. Zonder zorgen worden zij alleen maar rijker en rijker.
Voor niets heb ik zuiver geleefd; mij ver gehouden van onrecht.
De hele dag word ik gekweld; elke morgen voel ik mijn straf.
Als ik echter net zo had gehandeld en gesproken, hoorde ik niet meer bij U.
Ik heb mij het hoofd gebroken hoe dit mogelijk was. In mijn ogen was het onbegrijpelijk en onaanvaardbaar.
Maar uiteindelijk ging ik Gods huis binnen en zag hoe het met de ongelovigen afliep.
Werkelijk, U laat hen op gladde wegen lopen en uitglijden. U laat hen tenslotte ineenstorten en een ruïne worden.
In een oogwenk veranderen zij en bekijkt ieder hen met afgrijzen. Dan zijn ze weg, omgekomen door rampen.
Zoals een droom na het ontwaken niet echt blijkt te zijn, zo ontkent U, Here, hun bestaan als U erbij wordt betrokken.
Toen bitterheid in mijn hart opkwam en ik opstandig en geprikkeld was,
reageerde ik als een dwaas zonder inzicht. Ik gedroeg mij onredelijk tegenover U.
Toch zal ik altijd bij U blijven; U houdt mij stevig vast.
Door Uw raadgevingen zal ik mij laten leiden; en wanneer ik eenmaal sterf, mag ik in Uw heerlijkheid bij U komen.
Wie of wat heb ik, buiten U, nog nodig? Als ik U heb, heb ik verder niets nodig en verlang ik niets meer. Noch op aarde, noch in de hemel.
Al zou ik geestelijk en lichamelijk bezwijken, mijn hart vertrouwt op God, Die mijn rots is. Voor eeuwig houdt Hij mij vast.
Het is duidelijk. Wie niet met U leven, gaan hun ondergang tegemoet. U vernietigt ieder die U verlaat en andere goden dient.
En ik? Ik ben gelukkig als ik dicht bij God ben. De Almachtige HERE is mijn toevluchtsoord. Ik wil iedereen over Uw werk vertellen.
74
Een leerzaam gedicht van Asaf. O God, waarom stuurt U ons bij U weg? Waarom ontbrandt Uw toorn tegen ons, de schapen van Uw kudde?
Denk eraan dat wij van U zijn; U hebt ons volk uitgekozen als Uw eigen volk. En in Jeruzalem hebt U Uw woning gekozen.
Kom toch naar de puinhopen en kijk hoe Uw tegenstanders Uw heilig huis hebben verwoest.
Zij brulden in Uw tempel en hebben er hun eigen afgoden neergezet.
Het leek wel of er iemand met een bijl was tekeergegaan.
Met allerlei werktuigen hebben zij het houtsnijwerk in Uw tempel vernield.
Zij hebben de tempel in brand gestoken en Uw woning helemaal platgebrand; nu is het geen heilige plaats meer.
Zij maakten plannen om het hele volk te onderdrukken en hebben alle heiligdommen in het land verbrand.
Nu hebben wij geen zichtbare tekenen van de eredienst meer en er is geen profeet meer te bekennen. Niemand van ons weet hoelang dit nog moet duren.
Hoelang zal de vijand nog de spot met ons drijven, o God? Zal hij U altijd blijven bespotten?
Waarom doet U niets? Waarom slaat U hen niet neer? Uw hand is toch machtig? Vernietig hen toch!
Toch is God al sinds mensenheugenis onze Koning! Hij zorgt overal voor bevrijding.
U hebt de zee gespleten door Uw kracht; U hebt de zeemonsters vernietigd.
U hebt de koppen van de zeedraken vermorzeld en als voedsel aan de dieren in de woestijn gegeven.
U laat bronnen en beken ontspringen en stromen; U laat ook de altijd stromende rivieren opdrogen.
De dag is van U en ook de nacht is Uw bezit. U hebt het licht en de zon geschapen.
U hebt de grenzen van land en water vastgesteld. Zomer en winter hebt U gemaakt.
Kijk toch eens, HERE, hoe de tegenstanders U bespotten; dit dwaze volk wil niet naar U luisteren.
Bescherm Uw volk tegen de heidenen; lever Uw volk niet aan hen uit. Spaar het leven van Uw volgelingen, die er jammerlijk aan toe zijn.
Denk aan het verbond dat U met hen sloot, want overal steekt het geweld de kop op.
Stel hen die onderdrukt worden, niet teleur. Laten de armen en verdrukten reden hebben Uw naam te loven en te prijzen.
Kom er toch bij, o God! Voert U de strijd voor ons. En denk eraan hoe die dwaze ongelovigen U de hele dag voor spot zetten.
Vergeet niet hoe Uw vijanden tegen U schreeuwen; hoe zij die niet bij U willen horen, tegen U tieren. Het stijgt allemaal omhoog tot U.
75
Een psalm van Asaf. Een lied voor de koordirigent. Te zingen op de wijs van: 'Verderf niet'.
Wij loven en prijzen Uw naam, o God, want Uw naam is onder ons. Er wordt veel gesproken over alle wonderen die U doet.
Wanneer ik de tijd daarvoor gekomen acht, zal ik volmaakt rechtspreken.
Al schudt de aarde op haar grondvesten en wankelen alle mensen, toch heb ik haar vast neergezet op haar pilaren.
Ik heb de trotse mensen gewaarschuwd: "Wees niet hoogmoedig" en zei tegen de ongelovigen: "Wees niet koppig,
gedraag u niet weerbarstig tegenover mij en wees niet trots."
Want uw waarde wordt niet bepaald door een invloed van deze aarde; niet uit dit of dat land of uit die woestijn.
God is de Rechter. De een wordt door Hem teruggewezen en op zijn plaats gezet, de ander wordt door Hem geprezen en hooggeacht.
In de hand van de HERE bevindt zich een beker. Daarin bruist de rijk gemengde wijn. God schenkt die beker helemaal uit tot op de bodem toe. Alle ongelovigen op deze aarde moeten daaruit drinken.
Maar ik? Ik wil alles wat ik over God weet, bekendmaken. Ik wil lofliederen zingen voor de God van Jakob.
Alle koppigheid en hoogmoed van de ongelovigen doe ik ver van mij. Maar oprechte mensen zullen in ere worden hersteld.
76
Een psalm van Asaf. Een lied voor de koordirigent. Te begeleiden met snaarinstrumenten.
Iedereen in Juda kent God. Heel Israël eert en verheerlijkt Hem.
Zijn huis staat immers in Jeruzalem en Hij woont op de berg Sion.
Daar heeft Hij de wapens van de vijand vernietigd.
De geweldige bergen kunnen zich niet met U meten in pracht en heerlijkheid.
U versloeg de sterke vijanden. Zij sliepen gewoon in. Geen van al die dappere krijgers had nog kracht om tegen U op te staan.
Toen U Zich liet zien, God van Jakob, konden noch paarden noch strijdwagens meer iets beginnen.
U bent groot en beroemd; niemand kan in leven blijven als Uw toorn ontbrandt.
Vanuit de hemel hebt U geoordeeld en de aarde werd helemaal stil van ontzag.
Toen stond God op als rechter en bevrijdde al de oprechte mensen op aarde.
Werkelijk, zelfs Uw tegenstanders moeten U eer brengen. U houdt ze in toom.
Doe Uw geloften aan de HERE, uw God. Kom ze ook na. Iedereen moet Hem offers en gaven brengen, want Hij is beroemd en gevreesd.
God verslaat alle tegenstanders; allen vrezen Hem.
77
Een psalm van Asaf voor de koordirigent. Voor de tempelzangers.
Ik roep naar God; ik richt mij tot Hem en verlang ernaar dat Hij naar mij luistert.
Als ik het moeilijk heb, zoek ik de Here; de hele nacht strek ik mijn handen naar Hem uit en word het wachten niet moe. Alleen Hij kan mij troosten.
Als ik aan God denk, moet ik kreunen. Ik word overmeesterd door het verlangen naar Zijn hulp.
Ik kan er niet van slapen en ben zo onrustig dat ik niet kan bidden.
Ik denk aan vroeger, aan de jaren die voorbijgingen.
Ik herinner mij mijn blijde musiceren van toen; ik pieker over het verschil tussen toen en nu.
Heeft de Here mij dan voor altijd afgewezen? Zal Hij mij geen genade geven?
Zijn Zijn goedheid en trouw voor altijd opgehouden? Geldt Zijn belofte niet meer voor de komende generaties?
Vergeet God ons Zijn genade te geven? Heeft Hij de liefde en het medeleven uit Zijn hart gebannen?
Ik moet zeggen dat het mij groot verdriet doet dat de Allerhoogste God van gedachten verandert.
Toch blijf ik mij de grote wonderen van de HERE herinneren. Alles wat U in het verleden hebt gedaan, zal ik gedenken.
Ik wil over Uw werk spreken en nadenken over alles wat U deed.
O God, Uw wegen zijn altijd goed en heilig. Wie is zo groot als U, onze God?
U bent de God, Die wonderen doet. U hebt de volken Uw macht laten zien.
U hebt Uw volk op een machtige manier bevrijd. Alle zonen van Jakob en Jozef en hun nageslacht.
Toen het water U zag, o God, beefde en sidderde het.
De wolken lieten de regen neervallen en de donder rolde langs de hemel. Uw pijlen werden afgeschoten.
Het gedreun van de donder rolde langs de hemel. De bliksemschichten verlichtten de hele aarde. Alles sidderde en beefde.
U maakte een weg dwars door de zee; een pad door het water heen. Daardoor konden Uw voetsporen later niet worden gevonden.
U leidde Uw volk als een schaapskudde, met Aäron en Mozes als herders.
78
Een leerzaam gedicht van Asaf. Luister mijn volk, naar wat ik u leer. Luister goed naar wat mijn mond zegt.
Ik wil wijze dingen zeggen en u vertellen wat van oudsher nog een geheim was.
Wat wij weten, hebben wij van onze ouders gehoord. Zij vertelden het ons.
Wij vertellen het weer door aan ons nageslacht, kinderen en kleinkinderen. Wij vertellen hun over de grote daden van de HERE, over Zijn kracht en over de wonderen die Hij heeft gedaan.
Hij richtte in ons land gedenktekens op die aan Hem herinnerden en gaf ons volk Zijn wet, de wet van Israël. Hij gaf onze voorouders bevel het aan de kinderen door te geven.
Zodat steeds het volgende geslacht het zou horen. Ieder kind dat werd geboren, moest het weten. Daarop zouden zij het weer aan hun kinderen doorvertellen.
Zodat elke generatie zijn vertrouwen op God zou stellen. Dat zij Gods werk nooit zouden vergeten en Zijn regels zouden naleven.
Opdat zij niet als hun voorouders zouden worden, want dat waren opstandige en eigenwijze mensen. Onevenwichtig in hun optreden en ontrouw tegenover God.
De zonen van Efraïm, die zo goed waren in het boogschieten, kwamen niet in het veld toen er moest worden gevochten.
Zij hielden Gods geboden niet en weigerden Zijn wet te gehoorzamen.
Zij dachten niet aan alles wat Hij had gedaan en vergaten Zijn wonderen, die zij toch hadden gezien.
Hun voorouders hadden zelf Zijn wonderen gezien, die Hij in Egypte had gedaan, in de stad Zoan.
Hij spleet het water in tweeën en leidde het volk er dwars doorheen. Het water stond als een dam aan weerszijden van hen.
Overdag leidde Hij hen door een wolk, die hen voorging, en 's nachts door een helder licht.
Hij liet in de woestijn het water uit de rotsen komen, zodat zij meer dan voldoende te drinken hadden.
Zo liet Hij een waterbeek uit een rots stromen; het water kwam als een rivier naar beneden.
Toch bleven zij tegen Hem zondigen; daar in die woestijn bleven zij opstandig tegen God.
Zij daagden Hem uit door naar lekker eten te vragen.
Zij verzetten zich tegen God en zeiden: "Kan God ons in de woestijn ook te eten geven?
Kijk, Hij sloeg wel tegen een rots, zodat er rijkelijk water uit stroomde, maar zou Hij ons dan ook wel brood kunnen geven of het hele volk van vlees kunnen voorzien?"
Toen de HERE dit hoorde, werd Hij zeer verontwaardigd. Hij ontbrandde in woede tegen de Israëlieten.
Want zij geloofden niet in Hem en vertrouwden niet op Zijn hulp.
Toen liet Hij een bevel uitgaan naar de wolken en opende de sluizen van de hemel;
Hij liet het manna als voedsel op hen neerdalen: koren uit de hemel.
Zo aten zij het brood van de engelen. Hij gaf hun zoveel te eten dat iedereen genoeg had.
Toen liet Hij een flinke oostenwind opsteken en door Zijn kracht zwol ook de zuidenwind aan.
Het vlees kwam op hun hoofden neer; het was zoveel dat het op regen leek. Talloze vogels kwamen neer.
Zij vielen in het tentenkamp op de grond, rond hun woningen.
Het volk at het en had meer dan genoeg. Zo voldeed God aan hun verlangen.
Terwijl zij hun mond nog niet leeg hadden, werden zij alweer opstandig tegen God.
Maar toen werd God heel boos op hen en richtte een ware slachting aan onder de jonge mannen van het volk.
Maar zij leerden hier niets van. Zij gingen door met zondigen en vertrouwden niet op God, Wiens wonderen zij hadden gezien.
Toen bracht Hij dood en verderf onder hen.
Pas wanneer Hij hen doodde, gingen zij weer naar Hem vragen. Dan zochten zij hun God en bekeerden zich.
Dan dachten zij er pas weer aan dat God hun rots was en dat de Allerhoogste God hen bevrijdde.
Maar zij logen en bedrogen Hem met wat zij zeiden.
Zij bleven niet bij Hem en waren Gods verbond al weer ontrouw.
Maar de barmhartige God vergaf hun zonden en vernietigde hen niet. Vele malen nam Hij Zijn woede van hen weg en vergold hun zonden niet.
Hij dacht eraan dat zij maar mensen waren, vluchtige ademtochten die niet meer terugkomen.
Wat waren zij in de woestijn vaak opstandig tegen Hem en beledigden zij Hem daar.
Steeds weer daagden zij God uit en deden zij de Heilige God van Israël verdriet.
Zij herinnerden zich Zijn macht niet, hoe Hij hen eens bevrijd had.
Hoe Hij in Egypte, in de stad Zoan, Zijn wonderen en tekenen had gedaan.
Hij veranderde het water van de Nijl in bloed; hetzelfde deed Hij met de zijrivieren, zodat niemand kon drinken.
Hij stuurde steekvliegen, die hun het leven onmogelijk maakten en kikkers die overal zaten.
Alle gewassen op de akkers werden kaalgevreten door ongedierte en daarna kwamen er nog sprinkhanen.
De hagel vernielde de druivenoogst en de ijzel bevroor de moerbeibomen.
Ook het vee stierf door de hagel en de kudden door de bliksem.
Hij liet over heel Egypte Zijn brandende toorn neerkomen, Zijn boosheid en angstaanjagende woede.
Zo ging Zijn toorn over heel Egypte. Hij beschermde hen niet tegen de dood, maar gaf hen prijs aan de pest.
Alle oudste zonen in Egypte stierven.
Hij verzamelde Zijn volk, zoals men schapen verzamelt. Als een kudde leidde Hij hen het land Egypte uit, de woestijn in.
Hij bracht de Israëlieten veilig verder en zij kenden geen angst, want God had al hun vijanden laten verdrinken.
Hij bracht hen naar heilig terrein, naar de berg die Hij voor Zichzelf had uitgekozen, de Sinaï.
Hij verjoeg de volken die zij tegenkwamen. Hij gaf Israël hun bezittingen en liet de twaalf stammen in hun tenten wonen.
Maar zij bleven God uitdagen en waren opstandig tegen de Allerhoogste God. Zij hielden zich ook niet aan Zijn leefregels.
Zij gingen afgoden dienen en werden ontrouw, zoals eens hun voorouders. Zij beantwoordden niet aan Zijn eisen.
Zij tergden Hem met hun afgodenaltaren en maakten Hem jaloers met hun beeldendienst.
God hoorde alles en ontstak in toorn. Hij steunde het volk niet langer.
Hij gaf de tabernakel over in vijandige handen. Hij verliet hem.
Dit sieraad van God kwam in handen van de vijand.
Zijn volk kwam terecht in oorlogen; Hij was boos op Zijn volk.
De jonge mannen kwamen om en de schoonheid van de meisjes werd niet meer bezongen.
De priesters werden gedood en de weduwen konden niet meer huilen.
Toen werd de Here wakker, net als een soldaat die van de wijn in slaap gevallen was.
Hij sloeg Zijn tegenstanders van achteren neer en versloeg hen smadelijk.
Hij kwam niet terug bij de stammen van Jozef. Efraïm werd niet meer uitgekozen.
Hij koos de stam van Juda; de berg Sion, waarvan Hij zoveel houdt.
Daar bouwde Hij Zijn nieuwe huis; het stond er net zo vast als de aarde na de schepping.
Zijn knecht David koos Hij uit en Hij haalde hem weg achter de schapen.
Hij hoefde geen schapen meer te weiden, maar nu een volk. Het volk van Jakob, Israël, werd zijn nieuwe kudde.
David weidde het volk met een oprecht hart en gaf het kundig leiding.
79
Een psalm van Asaf. O God, ongelovigen zijn bij ons binnengedrongen en hebben Uw heiligdom, de tempel, onteerd. Zij hebben Jeruzalem vernield.
De dode lichamen van Uw dienaren hebben zij als voedsel aan de vogels gegeven. De wilde dieren hebben de lijken van Uw volgelingen te eten gekregen.
Zij hebben hun bloed als water laten weglopen rondom Jeruzalem. Niemand heeft hen begraven.
De omwonenden spreken smalend over ons. Onze buren bespotten ons en maken ons belachelijk.
Hoelang moet dit nog duren, HERE? Hoelang zal Uw toorn op ons blijven? Uw jaloezie branden als een vuur?
Vier Uw toorn maar bot op de volken die U niet willen kennen; over de landen, waar men U niet eert en aanroept.
Die hebben Uw volk onder de voet gelopen en Jeruzalem verwoest.
Laat de zonden van onze voorouders niet op onze hoofden neerkomen; kom naar ons toe met Uw vergeving en liefde; wij zijn zo zwak geworden.
O God, Die ons bevrijdt, help ons toch terwille van U Zelf. Verlos ons en doe onze zonden weg terwille van Uw naam.
Dan kunnen de heidenen tenminste niet zeggen: Waar blijft hun God nu? Toon ons hoe U wraak neemt op deze heidenen wegens de dood van Uw volgelingen.
Luister naar het zuchten van de gevangenen; red hen die ten dode zijn opgeschreven, red hen door Uw sterke arm.
Straf de buurlanden zevenvoudig voor de spot die zij met U dreven, Here.
En wij (Uw volk, dat door U wordt geleid) zullen U altijd loven en prijzen. Onze kinderen en kleinkinderen zullen spreken over Uw grootheid.
80
Een psalm voor de koordirigent. Te zingen op de wijs van: 'De Leliën'. Deze psalm is door Asaf gemaakt, als een getuigenis.
Luister, Herder van Israël; U leidt immers Uw geliefde volk als een kudde schapen. U woont boven de engelen. Kom in al Uw stralende heerlijkheid naar ons toe.
Laat Uw kracht de stammen Efraïm, Benjamin en Manasse voorgaan en red ons.
O God, maak ons volk weer tot een eenheid. Laat Uw licht schijnen, want dan zullen wij worden bevrijd.
HERE, God van de hemelse legers, blijft Uw toorn nog lang gericht tegen Uw volk, ondanks onze gebeden?
Hun tranen doorweekten het brood dat zij aten en mengden zich met het water dat zij dronken.
De omringende landen ruziën spottend over ons; onze tegenstanders steken de gek met ons.
O God van de hemelse legers, maak ons volk weer tot een eenheid. Laat Uw licht over ons schijnen, dan zullen wij bevrijd worden.
U hebt in Egypte ons volk als een wijnstok uitgegraven; daarna hebt U hier de volken verdreven en ons in dit land geplant.
U hebt dit land, deze grond, voor ons klaargemaakt, zodat wij ons er thuis voelden en als volk hebben gevestigd.
Wij hebben ons genesteld op de bergen en in de schaduw van de bomen gezeten; de bomen die U hebt geplant.
Het volk zwermde uit naar alle kanten, tot aan de Eufraat toe.
Waarom hebt U onze grenzen opengezet? Nu worden wij steeds aangevallen.
Vreemde volken vallen ons aan en plunderen ons.
O God van de hemelse legers, kom toch bij ons terug. Kijk vanuit de hemel op ons neer; let erop hoe het met Uw volk is.
Wij zijn het volk dat U naar dit land hebt gebracht; dank zij U zijn wij ook een groot volk geworden.
Alsof wij vuilnis zijn, worden wij bedreigd door branden; als U ons helpt, kan de tegenstander niets meer doen.
Bescherm het volk van Uw keuze; de mensen die U tot een groot volk hebt gemaakt.
Dan zullen wij U niet meer verlaten; als U ons bevrijdt, zullen wij U zoeken, loven en prijzen.
HERE, God van de hemelse legers, maak ons volk weer tot een eenheid. Laat Uw licht over ons schijnen, dan zullen wij bevrijd worden.
81
Een psalm van Asaf voor de koordirigent. Te begeleiden met het muziekinstrument uit Gath.
Jubel over God, Hij is onze kracht. Loof en prijs de God van Jakob.
Zing een lied met de tamboerijn. Laat harp en citer meeklinken.
Blaas op de trompet wanneer het nieuwe maan is en ook bij volle maan, want God denkt aan u.
Dat is een voorschrift in Israël; de God van Jakob heeft deze regel ingesteld.
Hij stelde dit in toen het volk Egypte verliet; toen Hij hen uitleidde. Ik hoor een taal die ik niet ken:
Ik heb de last van hun schouders genomen; zij hoefden geen manden meer te sjouwen.
In uw moeilijkheden hebt u Mij geroepen en Ik heb u bevrijd. Ik gaf u antwoord in de schuilhoeken van de donder. Bij het water van Mériba heb Ik u op de proef gesteld.
Luister, mijn volk! Ik wil u op het hart drukken, Israël, dat u altijd naar Mij moet luisteren.
Er mag bij u geen afgod te vinden zijn; het is u verboden te buigen voor een heidense afgod.
Ik ben de HERE, Ik ben uw God. Ik heb u uit Egypte weggevoerd. Alles wat u nodig hebt, geef Ik u.
Mijn volk heeft echter niet naar Mij geluisterd; de Israëlieten kwamen tegen Mij in opstand.
Ik heb hen hun eigen gang laten gaan, eigenwijs als zij zijn. Zij zijn de weg gegaan, die zij voor zichzelf hadden uitgestippeld.
Ach, luisterde mijn volk maar naar Mij luisterde! Bewandelde het volk Israël mijn wegen maar!
Ik ben bereid hun tegenstanders te vernietigen en Mij tegen hun vijanden te keren.
De mensen die niet in de HERE geloven, zouden net doen alsof zij Hem eerden. Er zou aan hun straf geen einde komen.
Hij zou hun het mooiste koren als voedsel geven. Inderdaad, Ik zou u zoveel honing hebben gegeven, dat u niet meer op kon.
82
Een psalm van Asaf. God staat temidden van de bijeenkomst van de machtigen. Hij treedt als rechter op voor hen die zich goden noemen.
Het lijkt wel of U de ongelovigen recht verschaft en ons niet. Hoelang moet dat nog duren?
Spreek Uw oordeel uit over armen en wezen; laat het recht zegevieren voor de armzaligen en hen die niets hebben.
Bevrijd de man die wordt vernederd en de arme; red hen uit de handen van de misdadigers.
Zij zijn dom en kunnen niets vatten; zij lopen in het donker en de aarde wankelt.
Toch heb Ik gezegd dat zij hooggeplaatsten zijn; kinderen van de Allerhoogste God.
Net als andere mensen zullen zij sterven en vallen als overwonnen koningen.
Kom, God; spreek recht over de aarde. Alle volken zijn immers van U?
83
Een psalm van Asaf.
Laat iets van U horen, o God. Spreek toch en blijf niet werkeloos toezien.
Uw tegenstanders gaan tekeer. De mensen die U haten, krijgen de overhand.
Zij beramen aanslagen tegen Uw volk en overleggen hoe zij Uw volgelingen kunnen aanvallen.
Zij zeggen tegen elkaar: "We gaan dat hele volk uitroeien. Niemand kent dan nog het volk van Israël."
Zij waren het al snel eens en hebben een verdrag gesloten om gezamenlijk tegen U op te staan.
De Edomieten en Ismaëlieten; de Moabieten en de Hagarenen.
De Gebalieten, Ammonieten en Amalekieten; en ook de Filistijnen, samen met de inwoners van de stad Tyrus.
Ook Assur kwam erbij; het helpt de nakomelingen van Lot.
Doe met hen maar hetzelfde als U met de Midianieten deed en als met Sisera. Of zoals met Jabin bij de rivier de Kison.
Zij werden bij Endor verslagen en gedood; hun lijken dienden als mest voor het land.
Behandel hun voorname mannen maar net als de koningen Oreb en Zeëb, die U beiden doodde. Doe met hun koningen maar net als U deed met de Midianitische koningen Zebah en Zalmuna, die U doodde.
Want zij wilden Uw land in bezit nemen.
Mijn God, laat hen zweven als de zaadjes van een distel; blaas hen weg als kaf dat door de wind wordt verdreven.
Zoals het vuur een bos verbrandt en de vlammen de bergen roodgloeiend maken,
achtervolg hen zo met Uw storm; jaag hun schrik aan met Uw wervelwind.
Maak hen te schande; misschien zullen zij dan ooit nog eens naar U zoeken, HERE.
Laten zij zich schamen en door schrik overmand worden; laat hen door de grond gaan van berouw.
Dan zullen zij eindelijk beseffen dat U de HERE bent. Dat U de Allerhoogste bent op de aarde.
84
Een psalm van de Korachieten voor de koordirigent. Te begeleiden met het muziekinstrument uit Gath.
HERE van de hemelse legers, wat zijn Uw woningen prachtig!
Ik smacht van verlangen om bij U te komen. Mijn ziel en mijn lichaam zingen Uw lof, de lof van de God Die leeft.
Uw ogen zien zelfs een mus die een plekje zoekt om te nestelen; zelfs het nest van de zwaluw ontgaat U niet. Noch haar jongen. Ook zij zijn welkom in Uw tempel, HERE van de hemelse legers. U bent mijn Koning en mijn God.
Gelukkig zijn de mensen die heel dicht bij U leven; zij zingen lofliederen voor U.
Gelukkig zijn de mensen die Uw kracht kennen en ervaren; zij weten hoe zij op Uw weg moeten blijven.
Wanneer zij in hun leven door een donker dal gaan, ontspringen daar opeens allemaal bronnen. Problemen veranderen in zegeningen.
Zij leven door Uw kracht en worden altijd door U beschermd. Zij ontmoeten God in Sion, waar Hij woont.
Och HERE, God van de hemelse legers, luister toch naar mijn gebed. Luister goed naar mij, God van Jakob.
God, U beschermt ons. Kijk naar de man, die U hebt uitgekozen.
Ik ben liever maar heel kort bij U, dan jarenlang in een omgeving waar men U niet kent. Ik heb liever de minste plaats in Uw huis dan een ereplaats in een huis waar men met U spot.
God de HERE is het licht in mijn leven. Hij beschermt mij altijd. Hij schenkt vergeving en herstelt ons in ere. Mensen die volkomen naar Zijn wil leven, worden rijk door Hem gezegend.
HERE van de hemelse legers, gelukkig is hij die zijn vertrouwen op U stelt.
85
Een psalm van de Korachieten voor de koordirigent.
U bent altijd goed geweest voor Uw land, HERE. U hebt het volk van Jakob uit de ellende gered.
U hebt de zonden van het volk vergeven en bedekt.
U hebt Uw verontwaardiging laten varen en U afgekeerd van Uw grote toorn.
Bevrijd ons nu weer, o God, U bent onze verlosser. Laat Uw weerzin tegen ons varen.
Blijft U altijd tegen ons? Geldt Uw toorn ook voor alle komende geslachten?
Wilt U ons volk weer tot leven brengen, zodat alle mensen over U kunnen juichen?
Och HERE, laat Uw goedheid en trouw toch zien, verlos ons.
Ik wil luisteren naar wat de HERE God zegt. Hij spreekt over vrede tot de Israëlieten en tot allen die bij hen horen. Maar Zijn oordeel wacht hun, als zij zich weer van Hem afkeren.
Het is werkelijk waar dat Hij mensen bevrijdt, die ontzag voor Hem hebben. Waar zij wonen, heerst vrede en geluk.
Daar komt men goedheid, liefde en trouw tegen. Er heerst vrede omdat er rechtvaardig wordt geregeerd.
Uit de aarde komt trouw voort en vanuit de hemel komt de rechtvaardigheid.
De HERE geeft altijd het goede en op onze akkers groeien de gewassen overvloedig.
De rechtvaardigheid gaat voor God uit. Die bepaalt Zijn weg.
86
Een gebed van David. Buig U tot mij over, HERE, en geef mij antwoord. Ik ben in grote moeilijkheden en zeer te beklagen.
Bescherm mij, ik heb immers diep ontzag voor U? U bent mijn God. Bevrijd Uw dienaar die zijn vertrouwen op U stelt.
Mijn God, geef mij Uw genade. De hele dag door roep ik naar U.
Geef mij Uw vreugde, mijn God, ik richt mij helemaal op U.
Here, U bent zo goed en vergeeft graag. Ieder die U aanroept, mag zich koesteren in Uw goedheid en liefde.
HERE, luister toch naar mijn gebed; neem mijn smeken ter harte.
In tijden van grote moeite en zorgen roep ik naar U, omdat U mij altijd antwoord geeft.
Geen van de afgoden kan zich met U meten, Here. Niemand kan Uw werk evenaren.
Eenmaal zullen alle volken (die allemaal door U zijn gemaakt) naar U toekomen en voor U neerknielen, Here. Dan zullen zij allemaal Uw naam eren.
Want U bent een grote God en U doet wonderen. Alleen U, mijn God, kunt dat doen.
HERE, leer mij hoe ik Uw wil kan doen, zodat ik oprecht zal leven. Geef dat ik niet innerlijk verdeeld zal zijn, maar alleen U zal dienen.
Here, mijn God, ik wil U met mijn hele hart prijzen en altijd alleen Uw naam de eer geven.
U bewijst mij zoveel goedheid en liefde. U hebt mij gered van de godverlatenheid.
Help mij, God, want mijn tegenstanders keren zich tegen mij. Misdadigers willen mij doden. Aan U denken zij niet.
Here, U bent een God Die genade geeft en vol medelijden en liefde naar mij omziet. Ook bent U heel geduldig en toont mij Uw liefde, goedheid en trouw.
Kom naar mij toe en geef mij Uw genade. Geef Uw dienaar kracht en bevrijd de zoon van Uw dienares.
Laten mijn vijanden zien dat U mij helpt en redt. Dan zullen zij zich schamen omdat U, HERE, mij hebt geholpen en getroost.
87
Een psalm van de Korachieten. Een lied. Jeruzalem ligt op de heilige bergen.
De HERE houdt van haar poorten, meer dan van alle andere steden in het land Israël.
Stad van God! Er zijn geweldige dingen over u te vertellen.
Wanneer Ik de namen noem van Egypte, Babel, Filistea, Tyrus of zelfs van Ethiopië, is er altijd wel iemand die daar geboren is.
Maar van Jeruzalem zal worden gezegd dat er velen geboren zijn. De Allerhoogste God zal Zelf deze stad zegenen.
Wanneer de HERE de volken registreert, komt er een speciaal teken bij hen die daar zijn geboren.
Tijdens hun feesten en onder het dansen zingen zij: "Mijn hart ligt in Jeruzalem."
88
Een psalm van de Korachieten voor de koordirigent. Te zingen bij ziekte en droefheid. Het leerzame gedicht werd gemaakt door de Ezrahiet Heman.
HERE, U bent de God die mij redt. Dag en nacht roep ik U aan en kom ik tot U.
Laat mijn gebed U toch bereiken; luister toch naar mij!
Nog meer ziekten en tegenslagen kan ik niet verdragen. Ik heb het gevoel dat ik ga sterven.
Men beschouwt mij als iemand die de dood nabij is; alle kracht is uit mij geweken.
Eigenlijk hoor ik al bij de gestorvenen, de mensen aan wie U niet meer denkt en die door U zijn vergeten.
U hebt mij door de diepste diepten en door de donkerste duisternis gevoerd.
U hebt Zich tegen mij gekeerd en ik kan dat niet verdragen. Ik heb het gevoel alsof U mij tegen de grond hebt geslagen.
U hebt ervoor gezorgd dat mijn kennissen mij niet meer willen zien en van mij gruwen. Ik zie geen uitweg meer.
Ik weet niet meer waar ik het zoeken moet. Dag in, dag uit bid ik tot U, HERE. Mijn handen strek ik naar U uit.
Kunt U wonderen onder de doden doen? Kunnen de geesten van de gestorvenen U prijzen?
Spreekt men in het graf over Uw liefde en goedheid? Blijkt Uw trouw waar lichamen vergaan?
Kan Uw grote macht dan in de duisternis worden bekendgemaakt? Blijkt Uw rechtvaardigheid dan daar waar alles en iedereen wordt vergeten?
Toch roep ik naar U, HERE. Ik leg alles 's morgens voor U neer.
HERE, waarom verwerpt U mij? Waarom wilt U mij niet zien?
Van jongs af aan heb ik het moeilijk en ben ik vaak ernstig ziek. Het is aan mij te zien hoe U mij beproeft; ik weet mij geen raad meer.
Uw toorn gaat als vuur over mij heen en ik word vernietigd door wat U mij aandoet.
Ik kan er niet aan ontkomen; alles komt op mij af.
U hebt ervoor gezorgd dat vrienden en kennissen mij niet meer willen kennen; ik hoor van niemand meer iets.
89
Een leerzaam gedicht van de Ezrahiet Ethan.
Ik wil alleen nog maar zingen van de goedheid en genade van de HERE, van alles wat Hij voor mij heeft gedaan. Van generatie op generatie zal ik getuigen over Uw trouw.
Ik zeg dan: Uw goedheid en liefde gelden eeuwig; tot in de hemel blijkt hoe trouw U bent.
De HERE zegt: Ik heb een verbond gesloten met de man die Ik heb uitgekozen; dat heb Ik gezworen aan mijn dienaar David.
Ik zei tegen hem: Ik zal uw nageslacht blijven zegenen; van generatie op generatie zullen uw kinderen op de troon blijven.
HERE, daarom wordt Uw grote macht tot in de hemel geprezen. Alle gelovigen loven U om Uw trouw.
Kan in de hemel iemand zich meten met de HERE? Is er op aarde een god als onze HERE?
God dwingt ontzag en respect af van de heilige engelen, die Hem omringen.
HERE, God van de hemelse legers, wie is zo groot en machtig als U? Uw trouw omgeeft U.
U beheerst de woede van de zee; als de golven hoog oprijzen, brengt U ze tot rust.
U hebt Egypte (A) vernietigd en al Uw vijanden door Uw kracht verspreid.
De hemel is van U en ook de aarde behoort U toe. U hebt de wereld en alles wat erop leeft, geschapen.
Van noord tot zuid hebt U alles gemaakt. De bergen juichen U toe.
Uw arm is machtig en Uw hand is sterk. Uw rechterhand is de hoogste op aarde.
Alles wat U doet, is recht en rechtvaardig. Goedheid, liefde en trouw zijn alleen op U van toepassing.
Gelukkig is het volk dat U eert; HERE, zij gaan hun weg met U, in Uw licht.
De hele dag prijzen zij Uw naam en dank zij Uw rechtvaardigheid staan zij sterk.
Want U bent het kenmerk van hun kracht; door Uw liefde en goedkeuring ontvangen wij een hoge positie.
De HERE beschermt ons en de Heilige God van Israël is onze koning.
In het verleden hebt U tegen Uw volgelingen gezegd: "Ik heb mijn hulp toegezegd aan een dapper man; één man uit uw volk koos Ik speciaal uit.
Ik vond mijn dienaar David en heb hem met gewijde olie gezalfd.
Mijn hand zal hem ondersteunen en mijn arm zal hem sterk maken.
De vijand zal hem niet in zijn macht krijgen en geen misdadiger zal hem kwaad kunnen doen.
Integendeel, Ik zal zijn tegenstanders voor hem vernietigen. Wie hem haten, zullen Mij tegenkomen.
Maar al mijn trouw en goedheid en liefde zijn voor hem. Dank zij Mij bekleedt hij een hoge positie.
Ik geef hem zelfs gezag over zeeën en rivieren.
Hij zal Mij zijn Vader noemen. Ik zal zijn God zijn en de rots waar hij zijn redding vindt.
Ik zal hem behandelen als een oudste zoon, als een van de hoogste koningen op aarde.
Mijn goedheid en liefde zijn blijvend voor hem; mijn verbond met hem kan niet meer worden verbroken.
Zijn nageslacht zal altijd blijven bestaan en zijn troon is onaantastbaar.
Als zijn zonen mijn wetten negeren en niet meer leven volgens mijn leefregels,
als zij mijn voorschriften ontwijden en mijn geboden niet meer houden,
zal Ik hen straffen en allerlei plagen sturen.
Maar mijn goedheid en liefde voor hem blijven onveranderd. Ik blijf hem trouw.
En ook mijn verbond met hem blijf Ik trouw; dat is Mij heilig. Wat ik heb beloofd, zal Ik doen.
Ik heb het immers eens bij Mij Zelf gezworen! Ik kan David niet in de steek laten.
Zijn nageslacht zal altijd voortleven en zijn troon is onwankelbaar, net als de zon.
Net als de maan zal hij er altijd zijn, want Hij die vanuit de hemel getuigt, is trouw."
Maar toch hebt U Uw uitverkorene van U weggedaan en hem verworpen. U bent boos op hem geworden.
U hebt Uw verbond met Uw dienaar vernietigd en hem de kroon van het hoofd gestoten.
Zijn muren hebt U afgebroken en zijn sterke burchten tot puin gemaakt.
Mensen die langs kwamen, hebben zijn bezittingen geplunderd. Zijn buren dreven de spot met hem.
Zijn tegenstanders bleken sterker en zijn vijanden overwonnen hem.
Ook zijn zwaard gaf hem geen overwinning en hij moest zich in de oorlogen gewonnen geven.
Er was geen eer meer voor hem over en zijn troon hebt U omver geworpen.
Hij werd vroeg oud en met schande overladen.
Moet dit nog lang duren, HERE? Blijft U Zich voor mij verbergen? Blijft Uw toorn branden als het heetste vuur?
Denk er alstublieft aan dat ik maar een eindig mens ben. U hebt de mensen Zelf geschapen, dus U weet hoe kort zij leven.
Er is immers geen mens die niet zal sterven? Niemand kan toch ontkomen aan het dodenrijk?
Waar zijn nu de blijken van Uw genade, Here? U hebt die eens aan ons toegezegd, zelfs met een eed aan David gezworen.
Kijk toch, Here, hoe Uw dienaren worden bespot en hoe alle volken ons uitlachen.
Hoe ook Uw tegenstanders de spot met ons drijven, HERE. Zij drijven de spot met hem die U hebt toegerust!
Alle lof en eer is voor de HERE, tot in eeuwigheid. Laat ieder die dit hoort daarmee instemmen. Amen.
90
Deze psalm is een gebed van Mozes, de vriend van God. Here, van generatie op generatie hebben wij onze hulp en kracht bij U gezocht.
Al voordat U de bergen schiep, was U God. Voordat U de aarde schiep, was U God. Vanuit de eeuwigheid van oudsher tot in de eeuwigheid in de verre toekomst, bent U God.
U laat de mens sterven en vergaan tot stof. U zegt: "Word weer stof, mensenkinderen."
Duizend jaar betekenen niets voor U, zij zijn als een ademtocht voor ons mensen, voor U als een oogwenk.
Jaren gaan aan U voorbij als een kort moment van insluimeren bij het ontwaken 's morgens. Als gras dat snel groeit.
's Morgens groeit en bloeit het nog en 's avonds verdort het alweer.
Precies zo vergaat het ons als Uw toorn over ons komt. Deze vernietigt ons.
U ziet onze zonden scherp voor U. Onze meest verborgen zonden komen bij U aan het licht.
Zo eindigt ons leven onder Uw boosheid. De jaren van ons leven gaan als een zucht voorbij.
Onze gemiddelde leeftijd is zeventig jaar. Alleen de zeer sterke mensen worden tachtig jaar. Alles waarop wij trots waren, blijkt toch alleen maar moeite en verdriet met zich mee te brengen. Het leven vliegt voorbij en voor we het weten zijn we gestorven.
Wie kent de kracht van Uw toorn en de omvang van Uw ergernis?
O God, leer ons zc te leven dat wij ons uiteindelijk de wijsheid eigen maken.
Kom toch terug, HERE! Hoe lang moet het nog duren? Heb toch medelijden met Uw dienaren.
Laat ons 's morgens vroeg al Uw goedheid en liefde mogen ervaren; dan zullen wij juichen en elke dag met blijdschap beleven.
Geef ons blijdschap naar de mate waarin wij moeite en verdriet hebben gekend. Zovele jaren waren vol zorg en verdrukking.
Laat Uw dienaren Uw werken zien; ik bid dat hun kinderen Uw majesteit mogen aanschouwen.
HERE, onze God, stort Uw liefdevolle vriendelijkheid over ons uit. Zegen het werk dat wij doen. Ja, wij bidden U om Uw zegen over alles wat wij ondernemen.
91
Wie schuilt bij de Allerhoogste God, kan rustig slapen, want de Almachtige werpt Zijn schaduw over hem.
Ik getuig daarvan en zeg tegen de HERE: U bent mijn toevlucht; bij U ben ik veilig en geborgen. U bent mijn God en ik vertrouw alleen op U.
Hij beschermt u tegen verraderlijke vallen en houdt vreselijke ziekten ver van u.
Onder Zijn vleugels vindt u bescherming en een toevluchtsoord. Zijn trouw is uw schild en weert de aanvallen van de tegenstander.
U hoeft niet te vrezen voor de angsten van de nacht, noch voor de scherpe aanvallen die u overdag trachten te bereiken.
En ook niet voor de pest, die zich in de duisternis verspreidt of voor de vernietiging die in de middag toeslaat.
Al sneuvelen 1000 mensen aan uw linkerkant of 91:10.000 rechts van u, u wordt gered.
U zult het zelf zien; de straf treft alleen de ongelovigen.
U, HERE, bent mijn toevluchtsoord. U hebt de Allerhoogste God als beschermer gekozen.
Tegenslag zal u niet treffen en ziekten zullen ver van u blijven.
Hij zal Zijn engelen bevelen voor u te zorgen en u te beschermen, waar u ook gaat.
Zij zullen u op handen dragen en u zult niet struikelen.
Zelfs als u een leeuw tegenkomt of op een adder trapt, gebeurt er niets.
De HERE zegt: Ik zal hem verlossen, omdat hij zoveel van Mij houdt. Ik zal hem beschermen, omdat hij Mij kent en mijn naam eert.
Als hij Mij roept, zal Ik hem antwoord geven. Als hij het moeilijk heeft, zal Ik bij hem zijn. Ik zal hem bevrijden en in ere herstellen.
Ik zal hem een lang leven geven en hem mijn grootheid tonen.
92
Een psalm voor de sabbat.
Het is goed de HERE te prijzen. Allerhoogste God, het is goed lofliederen te zingen tot eer van Uw naam.
Het is goed 's morgens vroeg al te spreken over Uw goedheid en liefde en 's nachts over Uw trouw.
Het is goed om U te loven met de snaarinstrumenten: de harp en de citer of het tiensnaren instrument.
Er is grote blijdschap in mijn hart, HERE, als ik denk aan alles wat U doet. Ik juich over alles wat U hebt gemaakt.
HERE, alles wat U doet is ontzagwekkend; Uw gedachten zijn heel diep en wijs.
Een mens zonder verstand begrijpt het niet en ook dwazen kunnen er niet bij.
Het lijkt wel of bij de ongelovigen alles voor de wind gaat; of zondaars alleen maar gezondheid en voorspoed kennen. Maar toch zult U ze vernietigen.
Alleen U, HERE, neemt de hoogste positie in. Voor eeuwig.
Kijk, HERE, Uw vijanden zullen vernietigd worden. Alle zondaars zullen worden verspreid over de aarde.
U hebt mij sterk gemaakt en mij U toegeëigend.
Als mensen het op mij voorzien hebben, ken ik geen angst. Inderdaad hoor ik verhalen over zondaars, die uit zijn op mijn ondergang.
Gods volgelingen zullen groeien en bloeien als palmbomen; hoog opgroeien als de cypressen in de bossen van de Libanon.
Als zij eenmaal zijn geplant in het huis van de HERE, groeien zij dichtbij Hem op.
Ook als zij al heel oud zijn, zal hun leven nog vruchtbaar zijn; zij lijken op gezonde, jonge mensen.
Zij vertellen over de HERE, hoe rechtvaardig en oprecht Hij is. Hij is de rots waarop ik leun. Hij kent geen zonde.
93
De HERE is de grote Koning; Hij is bekleed met koninklijke waardigheid. Zijn gordel is kracht. De wereld kan niet wankelen als God haar beschermt.
Al van eeuwigheid af regeert U op Uw troon; deze staat vast gefundeerd.
HERE, het water bruist; het laat zijn stem horen en zingt bruisend tot Uw eer.
En boven het daverende geluid van al dat water, van al die zeeën, is de grootheid van de HERE zichtbaar.
Alles wat U zegt, is waar. Wij kunnen U vertrouwen. Alles aan U is heilig als een waardevol sieraad. Dat blijft zo tot in eeuwigheid, HERE.
94
HERE, U bent de enige, die het recht heeft wraak te nemen. Kom met Uw licht naar ons toe.
U bent de grote rechter van deze aarde. Sta op en spreek Uw oordeel uit over alle hoogmoedige mensen.
Hoelang mogen de ongelovigen nog dat zij het wel alleen kunnen, HERE?
Zij spreken smalend en hooghartig; al die zondaars denken dat zij het hoogste woord kunnen voeren.
Zij lopen Uw volk onder de voet, HERE. Zij onderdrukken Uw land.
Zij plegen moord en doodslag onder de vreemdelingen, de weduwen en wezen.
Zij denken bij zichzelf: "De HERE ziet het toch niet; ach, Jakobs God heeft wel iets anders te doen."
Laten alle onverstandigen maar eens opletten; dwazen, ga uw hersens maar eens gebruiken!
Denkt u nu echt dat God, Die het oor maakte, Zelf niet horen kan? Of dat de Maker van het oog Zelf niets ziet?
Hij leert de volken hoe zij moeten leven; daarom zal Hij hen ook straffen. Hij geeft de mensen immers alles wat zij nodig hebben?
De HERE weet precies wat in de mensen omgaat: Het is allemaal nutteloos.
Gelukkig is de man die door U wordt getuchtigd, HERE. Die van U onderricht krijgt in Uw wetten.
Hij zal rust ervaren in moeilijke tijden; zelfs als zijn vijand een val voor hem opzet.
De HERE laat Zijn volk niet in de steek; Hij blijft naar hen omzien.
Er zal weer eerlijk recht worden gesproken en alle oprechte mensen zullen zich daarover verheugen.
Wie verdedigt mij tegen deze slechte mensen? Wie komt voor mij op tegen deze zondaars?
Als de HERE mij niet had geholpen, had niemand meer iets van mij gehoord.
Juist toen ik dacht dat ik het niet meer aankon, ervoer ik de kracht van Uw goedheid en liefde, HERE.
Terwijl allerlei gedachten in mij omgingen, waren het juist Uw troostwoorden die mij opbeurden.
Zou U iets te maken hebben met de plaats waar de zonde zetelt? Waar men zogenaamd uit eerlijkheid het grootste onheil aanricht?
Dat soort mensen loert op het leven van de oprechte mensen; zij veroordelen onschuldigen.
Maar ik vond mijn toevlucht bij de HERE; Hij was mij tot een burcht. Mijn God is mijn rots.
Hij heeft hun het kwaad vergolden. Hij vernietigde hen in hun zonde. Hij is de HERE, onze God.
95
Kom, laten wij lofliederen zingen tot eer van de HERE; laten wij Hem loven, want Hij is de rots van ons heil.
Laten wij met lofliederen naar Hem toegaan. Met snaarinstrumenten Hem prijzen.
De HERE is een machtige God, de grote Koning. Er is niemand zoals Hij.
Hij beheerst de diepten van deze schepping en reikt met Zijn hand tot aan de toppen van de bergen.
De zee is van Hem, want Hij heeft haar gemaakt. Trouwens, het land ook, want Hij heeft het met Zijn eigen handen gemaakt.
Kom, laten wij op de grond neervallen, ons buigen en knielen voor de HERE, Die ons heeft gemaakt.
Hij is onze God en wij horen bij het volk dat Hij leidt. Als schapen volgen wij Hem. Luister toch elke dag naar wat Hij u zegt.
Wees niet koppig, zoals de mensen bij Massa en Mériba, indertijd in de woestijn.
Uw voorouders hebben Mij toen uitgedaagd. Zij stelden Mij op de proef, hoewel zij mijn macht hadden gezien in wat Ik deed.
Veertig jaar lang heeft uw volk Mij moeite gegeven. Ik ergerde Mij aan hen. Tenslotte zei Ik: Dit volk loopt voortdurend van Mij weg; het wil Mij niet volgen.
Daarom heb Ik, toen Ik toornig was, gezworen dat het geen rust bij Mij zou vinden.
96
Zing een nieuw lied voor de HERE; laat de hele aarde maar meezingen.
Zing een loflied voor de HERE tot eer van Zijn naam; vertel ieder over Zijn uitredding, dag in, dag uit.
Vertel alle volken hoe groot Hij is en welke machtige wonderen Hij doet.
De HERE is immers groot en machtig? Hij is het waard van harte te worden geprezen; roemrucht is Zijn naam.
De goden van alle andere volken zijn maar afgoden; de HERE heeft de hemel gemaakt.
Zijn grootheid en macht gaan voor Hem uit en Zijn kracht en eer omringen Hem.
Laten alle mensen, van elk volk en elke generatie, de HERE eer geven. Laten zij allemaal Zijn macht en kracht prijzen.
Prijs de grootheid van de naam van de HERE. Kom naar Zijn huis en breng Hem uw offers.
Doe uw mooiste kleren aan en buig u voor de HERE neer. Laat de hele aarde beven als Hij komt.
Zeg tegen de volken: De HERE is de grote Koning. De wereld is stevig gefundeerd. God zal een rechtvaardig oordeel over de volken uitspreken.
Er is blijdschap in de hemel en de aarde jubelt het uit. De zee bruist van vreugde, samen met alles wat er in is.
Ook de velden en alles wat daarop leeft, verheugen zich. De bomen in de bossen jubelen.
Dat is voor de HERE, want Hij komt om Zijn oordeel over de aarde uit te spreken. Hij zal in oprechtheid over de wereld rechtspreken en Zijn trouw aan alle volken bekendmaken.
97
De HERE is de grote Koning. Laat de aarde daarom juichen en de landen aan de kust zich erover verblijden.
Om Hem heen zijn wolken en duisternis. Recht en rechtvaardigheid vormen de basis waarop Hij regeert.
Zijn macht en majesteit vernietigen Zijn vijanden.
De hele wereld wordt door Hem verlicht als door bliksemschichten; de aarde beeft voor Hem.
Als de HERE verschijnt, smelten de bergen als was voor Hem. Hij is Heer over de hele aarde.
Zijn rechtvaardigheid klinkt door alle hemelen en alle volken zullen Hem zien.
Iedere afgodendienaar zal beschaamd staan; zij zullen zich op hun zogenaamde goden niet kunnen beroemen. Zelfs die moeten eenmaal voor Hem buigen.
Het volk van Israël is blij over Hem en ziet Zijn grootheid. De dochters van Juda juichen U toe om de wijze waarop U rechtspreekt, HERE.
U, HERE, bent immers de Allerhoogste God. Boven U is er niemand op aarde. U troont hoog boven alle 'goden'.
Als u van de HERE houdt, haat dan elke vorm van kwaad. God beschermt Zijn kinderen en behoedt hen voor elke goddeloze invloed.
Gods volgelingen mogen in het licht leven en Hij geeft vreugde in het hart van allen die Hem oprecht volgen.
Als u bij God hoort, verheug u dan in Hem. Wees blij en prijs Zijn grote en heilige naam.
98
Een psalm. Zing een nieuw lied voor de HERE. Hij heeft zoveel wonderen gedaan. Hij overwint altijd, want Hij is machtig en sterk.
De HERE vertelt hoe Hij redding biedt; alle volken ter wereld kunnen nu zien hoe rechtvaardig Hij is.
Hij heeft Zijn goedheid, liefde en trouw getoond aan het volk van Israël. Alle volken ter wereld hebben kunnen zien hoe God redding biedt.
Laat de hele aarde voor de HERE juichen. Breek maar uit in gejubel en zing psalmen en lofliederen voor Hem.
Gebruik bij uw zang ook de citer om de HERE te loven. Laat de citer maar klinken en zing er krachtig bij.
Laat ook de trompetten en bazuinen schallen. Juich en jubel met elkaar voor de HERE, de grote Koning.
Laat de zee maar golven en bruisen; al haar onstuimigheid mag tonen hoe groot Hij is. De hele wereld en al haar bewoners moeten weten wie Hij is.
De rivieren klappen in de handen en de bergen heffen een jubelend loflied aan voor de HERE.
Eens zal Hij komen en recht spreken over de hele aarde. Hij zal een rechtvaardig oordeel over de wereld uitspreken en elk volk eerlijk beoordelen.
99
De HERE is de eeuwige Koning. Laten alle volken dat goed beseffen en eerbied voor Hem hebben. Zijn troon is boven de cherubs. De aarde is aan Hem onderworpen en moet zich met diep ontzag onder Hem stellen.
De HERE woont in Jeruzalem. Hij is hoog verheven boven alle volken.
Laten zij daarom ook Uw grote en heilige naam prijzen. God is een heilige God.
De koning, door U aangesteld, houdt van eerlijke rechtspraak. U hebt het volk een zuivere wet gegeven. U hebt het een rechtvaardige wetgeving geschonken.
Maak de HERE, onze God, groot. Onderwerp u aan Hem en buig voor Hem neer. Alleen Hij is heilig.
Mozes en Aäron waren Zijn eerste priesters en ook Samuël kende Hem bij Zijn naam. Zij gingen vertrouwelijk met Hem om en als zij Hem riepen, antwoordde Hij hun.
Hij sprak met hen in de wolkkolom; zij hebben altijd gedaan wat Hij zei. Zijn woord was voor hen wet.
HERE, U hebt hun altijd antwoord gegeven. O mijn God, U hebt hun altijd vergeven, hoewel U wel strafte als dat nodig was.
Maak de naam van de HERE, onze God, groot. Onderwerp u aan Hem en buig voor Hem neer; want de HERE, onze God, is een heilige God.
100
Een psalm bij het lofoffer. Laat de hele aarde voor de HERE jubelen.
Laat de hele aarde de HERE met blijdschap dienen. Kom bij Hem en zing een loflied.
Bevestig dat u weet dat de HERE de enige God is. Hij heeft alles gemaakt, ook ons en wij zijn van Hem. Wij zijn Zijn volk en Hij zorgt voor ons.
Zing een loflied wanneer u de tempelpoort ingaat. Laat het in Zijn voorhof klinken en prijs Zijn naam.
De HERE is goed voor ons. Zijn goedheid reikt tot in de eeuwigheid. Hij blijft trouw aan alle generaties.
101
Een psalm van David. Ik wil een lied zingen over goedheid, liefde en rechtvaardigheid. Voor U, HERE, wil ik een psalm zingen.
Ik zorg ervoor dat ik zuiver leef. Komt U naar mij toe? Ik leef oprecht en eerlijk.
Ik denk niet aan onzuivere dingen. Ik haat de levenswandel van de zondaars. Daar houd ik mij verre van.
Iemand met een zondig hart moet ver van mij wegblijven en misdadigers wil ik niet kennen.
Wie stiekem kwaadspreekt over zijn kennissen, wil ik vernietigen. Wie hoogmoedig en trots is, kan ik niet verdragen.
Ik ben op zoek naar eerlijke mensen; die mogen bij mij wonen. Wie zuiver leeft, mag mij dienen.
Bedriegers mogen niet in mijn huis komen en leugenaars kan ik niet zien!
Elke dag opnieuw vernietig ik de ongelovigen in dit land en in Jeruzalem wil ik de zondaars uitroeien.
102
Deze psalm is het gebed van iemand die in diepe ellende zit, geen raad meer weet en zijn hart uitstort bij de HERE.
HERE, luister toch naar mijn gebed; ik bid dat mijn hulpgeroep U bereikt.
Verberg U niet voor mij, nu het mij allemaal teveel wordt; luister toch naar mij. Antwoord mij toch snel, nu ik U roep.
Want ik word zo snel oud en mijn botten doen zeer; zij gloeien.
Mijn hart is dor als dood gras en alle eetlust is verdwenen.
Door al mijn verdriet voel ik mij lichamelijk een wrak.
Ik voel mij als een pelikaan in de woestijn, hulpeloos. Alsof ik een steenuil ben, die in de ruïnes zit.
Ik kan niet slapen en lijk op een vogel, alleen op een dak.
Mijn tegenstanders bespotten mij voortdurend. Mijn naam geldt als een vloek voor wie mijn bloed wel kunnen drinken.
Ik eet as in plaats van brood en mijn tranen mengen zich met het water dat ik drink.
Dat komt allemaal doordat U Uw toorn en ergernis over mij hebt uitgegoten; eerst nam U mij op en toen gooide U mij weer neer.
Mijn dagen zijn stil en duister en ik verga.
HERE, U heerst echter tot in eeuwigheid. Uw naam zal nooit worden uitgewist en blijft altijd bestaan.
Eens zult U Zich over Jeruzalem komen ontfermen. De tijd is aangebroken om Uw stad genade te geven.
Uw dienaren houden van deze stad en hebben medelijden met de puinhopen die er liggen.
Dan zullen alle volken ter wereld eerbied en ontzag hebben voor de naam van de HERE. Alle heersers zullen Uw grootheid erkennen.
Dan zal de HERE Jeruzalem herbouwen en er met Zijn grootheid en macht gaan wonen.
Dan zal Hij de gebeden van de armen aanhoren en Zich tot hen overbuigen.
Laten we dit opschrijven voor de komende generaties. Het volk, dat dan leeft, zal de HERE prijzen.
Want de HERE heeft hoog vanuit Zijn heilige hemel neergezien op de aarde.
Hij hoorde het klagen en huilen van de gevangenen en bevrijdde hen die ten dode waren opgeschreven.
Daarom zal men in Jeruzalem over de HERE vertellen en Zijn naam groot maken.
Dan zullen alle volken en koninkrijken bij elkaar komen en de HERE dienen.
Halverwege mijn leven heeft Hij mijn kracht afgenomen. Ik leef nog maar kort.
Ik zeg tegen Hem: Mijn God, laat mij nog niet sterven; ik ben nog veel te jong. Sinds eeuwen her bent U er.
In het begin hebt U de aarde gemaakt en ook de hemel was Uw werk.
Dit alles zal eenmaal verdwijnen, maar U blijft altijd aanwezig. Alles slijt weg als oude kleren,
maar U blijft Dezelfde. Aan Uw bestaan komt geen einde.
De nakomelingen van Uw dienaren kunnen veilig leven. Het volk dat uit hen voortkomt, zal altijd veilig onder Uw hoede blijven.
103
Een psalm van David. Met hart en ziel wil ik de HERE prijzen en Zijn heilige naam loven.
Mijn ziel, prijs de HERE en vergeet vooral nooit wat Hij allemaal voor goeds heeft gedaan.
Hij vergeeft mij al mijn zonden en geneest mij van elke ziekte.
Hij geeft mij het leven terug. Hij schenkt mij Zijn goedheid, trouw en liefdevolle medelijden.
Hij overstelpt mij met zegeningen en ik voel mij weer jong als vroeger.
De HERE helpt allen die verdrukt worden; Hij laat het recht voor hen zegevieren.
Aan Mozes vertelde Hij Zijn bedoelingen en het volk van Israël mocht Zijn grote daden zien.
De HERE is vol medelijden, vergeving en genade. Hij heeft geduld en Zijn goedheid en trouw zijn overvloedig.
Hij blijft niet altijd toornig op ons. Eens komt daar een einde aan.
Hij behandelt ons niet naar wat wij door onze zonden verdienen. Hij stelt het goede tegenover onze tekortkomingen.
Zo groot en machtig als de hemel boven de aarde verheven is, net zo groot en machtig zijn Zijn goedheid en trouw voor wie eerbied en ontzag voor Hem hebben.
Hij neemt onze zonden van ons af en doet ze zo ver weg dat wij het niet kunnen peilen. Eigenlijk net zo ver als het oosten van het westen verwijderd is.
Zoals een vader met liefde voor zijn kinderen zorgt, zo zorgt de HERE voor wie ontzag voor Hem hebben.
Hij kent ons en weet dat wij beperkt zijn.
Het leven van de mens is maar kort; net als een bloem bloeit hij even,
maar als de wind erover blaast, is er niets meer over.
Maar de goedheid en trouw van de HERE zijn eeuwig en gelden voor wie eerbied en ontzag voor Hem hebben. Zijn rechtvaardigheid is voor hun nageslacht.
Voor wie Zijn wil doen en met zorg hun levensweg met Hem gaan.
De troon van de HERE staat in de hemel; Hij is Koning over alles.
Laten alle engelen de HERE loven en prijzen. Zij zijn sterke helden, die Zijn woord uitvoeren en luisteren naar Zijn stem.
Laten alle hemelse legers de HERE prijzen. Zij zijn de dienaren, die Zijn wil uitvoeren.
Laat alles wat de HERE heeft gemaakt Hem prijzen, overal waar Hij heerst. Met hart en ziel wil ik de HERE prijzen.
104
Met hart en ziel wil ik de HERE prijzen. HERE, mijn God, wat bent U groot! U bent omringd door pracht en majesteit.
God kleedt Zich in het licht alsof het een mantel is. De hemel wordt door Hem als een tent opgezet.
In de wateren maakt Hij Zijn zalen. De wolken zijn de wagen waarop Hij rijdt en Hij wandelt op de vleugels van de wind.
De windrichtingen zijn Zijn boodschappers en het vlammende vuur dient Hem.
De aarde werd door Hem vast neergezet; zij zal niet omvallen.
U hebt de diepten van het water bedekt als met een kleed. Het water reikte zelfs tot boven de bergen.
Het stroomde weg op Uw gezag. Voor Uw stem (die klonk als de dreiging van de donder) vloeide het snel weg.
De hoge bergen en de diepe dalen ontstonden precies waar U ze hebben wilde.
U hebt aan het water grenzen gesteld, die niet worden overschreden. De aarde heeft niets meer te vrezen.
God laat de bronnen ontspringen en als kleine beekjes langs de berghellingen naar beneden klateren.
Alle dieren lessen hun dorst daaraan, ook de wilde ezels.
De vogels nestelen in de bomen langs de oevers en zingen het hoogste lied.
God voorziet de bergen van water. De aarde kan alleen maar vrucht dragen dank zij U.
God laat het gras groeien als voedsel voor het vee. Ook andere gewassen voor de mensen, zodat zij brood kunnen eten.
Ook de wijn komt zo uit de aarde voort. Die doet de mensen goed. Ja, door brood en wijn worden de mensen gezond en sterk.
De ceders in de Libanon zijn van de HERE. Ook zij ontvangen ruim voldoende water.
De vogels nestelen erin. De ooievaars hebben hun nesten in de cypressen.
Hoog in de bergen leven de steenbokken en de klipdassen kunnen veilig wonen op de rotsen.
God laat de maan en de zon op hun vaste tijden op en ondergaan.
Wanneer U de duisternis laat invallen, begint de nacht en alle dieren laten van zich horen.
Jonge leeuwen willen op jacht naar voedsel; zij vragen God hun eten te geven.
Wanneer het 's morgens licht wordt, gaan zij slapen in hun hol.
Dan beginnen de mensen te leven en te werken tot de avond valt.
U hebt zo geweldig veel gemaakt, HERE. U hebt alles met wijsheid gemaakt. De hele aarde is vol van Uw schepping.
De zee bijvoorbeeld. Groot en uitgestrekt ligt zij daar vol kleine en grote dieren; ontelbaar zijn ze.
Er varen schepen op. De grote zeedraak, Leviathan, leeft in de zee; die is als speelgoed voor U.
Alles wacht op U. U geeft elk dier op zijn tijd te eten.
Als U hun dat geeft, bewaren zij het. Als U eten geeft, zullen zij allemaal genoeg hebben.
Maar als U niet verschijnt, worden zij vernietigd. Als zij geen adem meer krijgen, sterven zij. Dan worden zij weer stof.
Als u evenwel Uw Geest stuurt, worden zij gemaakt en alles op aarde lijkt nieuw te worden.
De macht en majesteit van de HERE blijven tot in eeuwigheid. De HERE is blij met alles wat Hij heeft gemaakt.
Als Hij naar de aarde kijkt, begint die te trillen. Als Hij de bergen aanraakt, roken de vulkanen.
Mijn leven lang zal ik zingen voor de HERE. Zolang ik adem heb, zal ik lofliederen zingen voor mijn God.
Ik bid dat Hij Zich verheugt over mijn gedachten. Ik zal altijd met vreugde aan de HERE denken.
Eens zullen alle zondaren en ongelovigen niet meer bestaan op deze aarde. Met hart en ziel prijs ik de HERE. Hallelujah!
105
Prijs de HERE, bid tot Hem. Vertel alle volken wat Hij heeft gedaan.
Zing lofliederen voor Hem. Getuig van alle wonderen die Hij doet.
Zijn grote en heilige naam is u tot steun; laat ieder die op de HERE vertrouwt, blij zijn over Hem.
Vraag alles aan de HERE en laat Zijn kracht u tot steun zijn; blijf voortdurend in contact met Hem.
Herinner u alle wonderen die Hij heeft gedaan. Denk nog eens na over de bijzondere dingen die Hij in het verleden deed en hoe Hij oordeelde.
U bent het nageslacht van Zijn dienaar Abraham en kinderen van Jakob. Hij heeft u uitgekozen.
De HERE is onze God en Hij oordeelt alles op aarde.
Het verbond dat Hij met u sloot, zal Hij nooit vergeten; Hij sloot het met het hele volk Israël, voor altijd.
Evenmin vergeet Hij ooit Zijn verbond met Abraham en de belofte aan Isaäk.
Zijn woord was een stevig houvast voor Jakob en een eeuwige afspraak met Israël.
Eenmaal zei Hij immers: Ik geef u het land Kanaän, het zal voor altijd van u zijn. Als een erfdeel dat niemand anders toekomt.
Toen zij nog maar met weinig mensen waren,
en als nomaden van land naar land trokken,
liet Hij niet toe dat ook maar iemand hen te na kwam en onderdrukte. Terwille van hen werden koningen door Hem gestraft.
Kom niet aan de mensen die Ik heb gezalfd en laat mijn profeten geen kwaad overkomen.
Voordat Hij een hongersnood over het land liet komen, zodat er geen brood meer was,
liet God een man voor het volk uitgaan: Jozef werd verkocht als slaaf.
Hij kwam geboeid in de gevangenis terecht, zijn voeten in het blok.
Dat duurde totdat God Zijn woord liet uitkomen. De HERE zorgde dat hem recht werd gedaan.
De koning van Egypte stuurde een boodschap naar de gevangenis dat hij moest worden vrijgelaten. De machtige Farao haalde hem eruit.
Hij gaf hem zijn vertrouwen en een hoge positie; hij werd zelfs onderkoning.
Jozef mocht alle bezittingen beheren en ermee omgaan zoals hij het juist achtte. De leiders van Egypte leerden veel van zijn wijsheid.
Toen Jakob en zijn familie naar het land Egypte waren gekomen en daar als vreemdelingen tussen de mensen woonden,
maakte God het volk steeds groter. Ook werd het machtiger dan wie ook.
Daardoor maakte Hij dat de tegenstanders het volk gingen haten en hen met list tegemoet traden.
Toen stuurde God Zijn dienaar Mozes en diens broer Aäron, die Hij ook had uitgekozen.
Zij deden voor de ogen van het volk Egypte de wonderen die Hij hun had voorzegd.
God stuurde de donkere duisternis en er was geen hand voor de ogen te zien. Maar zij sloegen er geen acht op.
God maakte bloed van al het water in Egypte en alle vissen stierven.
Het land werd overspoeld door kikvorsen, zelfs tot in het koninklijk paleis.
God zei dat er steekvliegen zouden komen en het hele land wemelde ervan. Geen plek ontkwam aan de muggen.
Hij veranderde hun regen in hagelstenen; de hagel en het vuur dat er tussenin op aarde neerkwam, vernietigden alle gewassen.
God vernietigde hun wijnstokken, vijgebomen en alle andere bomen.
Op Zijn woord kwamen er sprinkhanen over het land; ontelbaar.
Al het groene gewas en alle andere gewassen op het land werden weggevreten.
Tenslotte doodde Hij alle oudste zonen in heel Egypte. De stamhouders, op wie ieder zijn hoop had gevestigd.
God leidde Zijn volk met goud en zilver het land Egypte uit. Alles gebeurde rustig en ordelijk.
In Egypte was men blij dat zij gingen, want het volk Israël had daar grote angst aangejaagd.
God gaf daarop een wolk die het volk leidde en 's nachts had het een vuurzuil als lichtbaken.
Toen zij erom vroegen, gaf Hij hun kwakkels als vlees te eten. En elke dag was er meer dan voldoende manna, dat uit de hemel naar beneden kwam. Daarvan bakten zij brood.
Toen God een rots liet splijten, was er ruimschoots water voorhanden. Zo ontstond in die woestijn zomaar een rivier.
En dat deed Hij allemaal omdat Hij Zijn dienaar Abraham een belofte had gedaan.
God was blij toen Hij Zijn volk uitleidde; alle mensen van Israël trouwens ook, zij zongen het uit.
Hij gaf Zijn volk het land van de volken, die eerst in Kanaän woonden. Zij konden er zo van oogsten.
Wel verlangde God van hen dat zij Zijn geboden zouden naleven en Zijn wet trouw zouden navolgen. Prijs de HERE!
106
Hallelujah! Prijs de HERE. Hij is een goede God, want Zijn goedheid en liefde zijn eeuwig.
Zou er iemand zijn die alle goede daden van de HERE kan omschrijven? Die Hem alle eer kan brengen waarop Hij recht heeft?
Gelukkig zijn de mensen die rechtvaardig leven; die altijd eerlijk en oprecht optreden.
Denk toch aan mij, HERE. U houdt immers van Uw volk? Red mij!
Dan zal ik alle zegeningen die U voor Uw volk hebt weggelegd, ook mogen zien. Dan kan ik mij met Uw volk verheugen en dankbaar zijn met het land dat U ons hebt gegeven.
Net als onze voorouders hebben wij heel erg gezondigd. Wij hebben niet geleefd en gehandeld volgens Uw wil.
Onze voorouders in Egypte hechtten geen waarde aan Uw wonderen. Zij dachten niet aan de talloze zegeningen, waarmee U hen overlaadde. Integendeel, zij kwamen tegen U in opstand bij de Schelfzee.
God verloste hen echter toch, terwille van Zijn eigen naam. Zo werd Zijn grote kracht kenbaar.
Hij had de macht over die Schelfzee en maakte er een droge weg doorheen. Zo liepen zij door die watermassa alsof het een woestijn was.
God verloste Zijn volk uit de macht van hun vijanden.
Even later kwam de Schelfzee over hen heen: Er bleef bij de vijand geen mens in leven.
Toen pas geloofden zij Hem op Zijn woord; zij zongen lofliederen voor Hem.
Maar al gauw vergaten zij weer wat Hij allemaal had gedaan; zij vroegen God niet om raad.
Zij wilden afgoden gaan vereren in de woestijn en zo daagden zij God uit daar in die woestenij.
Zij kregen van Hem wat zij wilden, maar een deel van het volk kwam om.
In het kamp werden zij jaloers op Mozes en Aäron, die door de HERE waren uitgekozen.
De aarde ging open en Dathan werd verzwolgen; en met hem ook Abiram en degenen die met hem gezondigd hadden.
Het vuur verbrandde allen die God hadden getart.
Toen maakten zij bij de berg Horeb een gouden kalf; zij knielden ervoor neer alsof het een god was.
De Allerhoogste God ruilden zij in voor een beeld van een grasetende koe!
Zij vergaten God, Die hen uit Egypte had bevrijd en daarvoor grote wonderen had verricht,
al die prachtige wonderen in Egypte en bij de Schelfzee.
Op dat moment nam de HERE Zich voor hen te vernietigen. Maar Mozes, Zijn vriend, kwam voor hen tussenbeide en voorkwam het.
Het prachtige land waar zij naar toe gingen, schatten zij gering; zij geloofden niet wat God zei.
Zij mopperden in hun tenten en luisterden niet naar wat de HERE zei.
Toen werd Hij werkelijk toornig en zwoer een eed dat Hij hen allemaal in de woestijn zou laten sterven.
Ook hun nageslacht zou Hij uiteindelijk onder vreemde volken laten sterven; hen wegvoeren naar vreemde landen.
Toen zij Baäl-Peor gingen aanbidden en zelfs de offers van doden aten;
toen zij Hem uitdaagden en kwetsten door alles wat zij deden, brak een plaag uit.
Maar de priester Pinehas kwam naar voren, vond de schuldigen en strafte hen. Toen hield de plaag ook op.
Deze goede daad van hem is nooit vergeten; altijd zal God Zich dit blijven herinneren.
Bij het water van Mériba maakten de Israëlieten Hem opnieuw toornig. Door hun schuld ging Mozes ook zondigen.
Zij waren opstandig tegen de Geest van God en zonder nadenken sprak hij toen.
Ook roeiden zij de volken die in het land woonden, niet allemaal uit, hoewel de HERE dat toch duidelijk had bevolen.
Daarentegen lieten zij zich in met die heidense volken en namen dingen van hen over.
Zij dienden hun afgoden en dat werd uiteindelijk hun ondergang.
Hun zonen en dochters offerden zij aan de boze geesten.
Zo vloeide het onschuldige bloed van hun eigen kinderen. Zij offerden hen aan de afgoden van het land Kanaän en het land werd ontheiligd door deze bloedschuld.
Door alles wat zij deden, verontreinigden zij zich voor God. Door wat zij deden, pleegden zij overspel: Zij verlieten God en volgden de afgoden.
Toen brandde de toorn van de HERE tegen hen los. Hij walgde van Zijn volk en hun land.
Daarom gaf Hij hen over in de macht van vreemde volken; hun vijanden overheersten hen.
Zij zuchtten onder de verdrukking en overmacht van hun tegenstanders.
Zo redde God hen vele keren, maar zij bleven hun eigen weg gaan. Uiteindelijk was er geen redden meer aan.
Telkens echter als God hun onderdrukking zag en hun kermen hoorde,
herinnerde Hij Zich Zijn verbond met hen. Dat was in hun voordeel. Dan kreeg God, in Zijn grote goedheid en trouw, medelijden met hen.
Steeds vonden zij Hem en warmden zich aan Zijn liefde en vergeving. Hun ontvoerders stuurden hen zelfs weer terug naar hun land.
Bevrijd ons, HERE! U bent onze God. Breng ons weer bij elkaar uit alle landen waarheen wij zijn weggevoerd. Dan kunnen wij weer met elkaar Uw heilige naam prijzen en U alle eer brengen.
De HERE, de God van Israël, komt alle eer toe! Van eeuwigheid tot eeuwigheid! Laat het hele volk dat bevestigen en 'amen' zeggen. Prijs de HERE!
107
Prijs de HERE! Hij is een goede God. Want Zijn goedheid en liefde blijven eeuwig bestaan.
Laat ieder die door de HERE is bevrijd, dit blijven zeggen. Hij heeft hen immers bevrijd uit de macht van de vijand?
Hij heeft hen teruggehaald uit alle verre landen, uit oost en west, uit noord en zuid.
Er waren mensen die ronddwaalden in de woestijn, op eenzame plaatsen. Zij hadden geen plek om te wonen.
Door honger en dorst waren zij aan het eind van hun krachten.
Toen riepen zij in hun ellende tot de HERE en Hij redde hen uit al hun angst.
Hij liet hen lopen op een goed begaanbare weg, die leidde naar een stad waar ook voor hen een huis was.
Laten zij de goedheid en liefde van de HERE prijzen en Hem ook eren om alle wonderen die Hij voor de mensen heeft gedaan.
Maar ook omdat Hij de dorstige mensen te drinken heeft gegeven en de hongerigen heeft voorzien van voedsel.
Er waren ook mensen die in de duisternis moesten leven. Zij zaten (lichamelijk of geestelijk) vastgebonden.
Dat kwam doordat zij niet wilden luisteren naar wat God zei. Zij wisten het zelf beter! Zij sloegen de raadgevingen van de Allerhoogste God in de wind.
Daarom had Hij hen in de moeilijkheden gebracht. Toen zij vielen, was er niemand die hen hielp.
Toen riepen zij in hun ellende tot de HERE en Hij redde hen uit al hun angst.
Hij leidde hen uit die diepe duisternis, waarin zij leefden, en verbrak alles waarmee zij zaten vastgebonden.
Laten zij de goedheid en liefde van de HERE prijzen en Hem ook eren om alle wonderen die Hij voor de mensen heeft gedaan.
Maar ook omdat Hij de koperen deuren heeft opengebroken en de metalen sloten ervan heeft vernietigd.
Ook waren er mensen, die dwaas handelden. Wegens hun zondige leven en hun oneerlijkheid werden zij gemarteld.
Zij walgden bij het zien van eten en stonden al met één been in het graf.
Toen riepen zij in hun ellende tot de HERE en Hij redde hen uit al hun angst.
Hij kwam en sprak met hen; Hij maakte hen beter en rukte hen weg voor de kaken van de dood.
Laten zij de goedheid en liefde van de HERE prijzen en Hem ook eren om alle wonderen die Hij voor de mensen heeft gedaan.
Maar laten zij Hem ook lofoffers brengen en juichend over Zijn werk vertellen.
Er waren ook mensen die met hun schepen alle zeeën bevoeren en overal handel dreven.
Zij zagen het machtige scheppingswerk van de HERE en wat Hij in de zeeën had gemaakt.
Soms, als Hij sprak, stak er een storm op die de golven hoog opzweepte.
Dan gingen zij met schip en al omhoog met de golven en even later weer diep naar beneden; zij waren dan doodsbang.
Zij vielen om en liepen als dronkemannen. Er bleef van al hun fiere stoerheid niets meer over.
Toen riepen zij in hun ellende tot de HERE en Hij redde hen uit al hun angst.
Hij zwakte de storm af tot een zacht ruisende wind en de golven kalmeerden.
Zij waren blij omdat alles weer tot rust kwam. God Zelf bracht hen veilig naar de haven van bestemming.
Laten zij de goedheid en liefde van de HERE prijzen en Hem ook eren om alle wonderen die Hij voor de mensen heeft gedaan.
Maar laten zij Hem ook prijzen tegenover de leiders van het volk en Hem de eer geven wanneer zij later alles vertellen.
Hij bepaalt of een waterrijk gebied een woestijn wordt en bronnen opdrogen en tot droog land worden.
Of vruchtbare grond brak wordt, omdat de bewoners slecht zijn.
Maar Hij maakt ook woestijnen tot vruchtbare streken en in droge, gebarsten grond laat Hij bronnen ontspringen.
Daar laat Hij hongerige mensen wonen en zij bouwen daar een stad.
Zij zaaien akkers in en leggen wijngaarden aan. De opbrengst dient als voedsel.
God zegent hen en laat hen uitgroeien tot een groot volk. Ook het vee neemt aanzienlijk toe.
Maar als er rampen en slechte tijden komen, wordt dat volk weer kleiner en verdwijnt.
Er komt schande over de vooraanstaande mensen; zij dwalen rond zonder doel.
God beschermt echter de armen; Hij behoedt hen voor verdrukking en breidt hun families uit.
De oprechte mensen zijn blij als zij dit zien. Oneerlijkheid trekt toch altijd aan het kortste eind.
Wie denkt dat hij wijs is, moet goed op deze dingen letten; en vooral nooit de goedheid en zegeningen van de HERE over het hoofd zien.
108
Een psalm van David.
Ik voel mij veilig en rustig bij U, mijn God! Ik verlang ernaar voor U lofliederen te zingen.
Vooruit, harp en citer! Nog voor de zon opkomt, wil ik al spelen.
Ten overstaan van alle volken, HERE, wil ik U prijzen en eren. Voor vreemde volken wil ik psalmen over U zingen.
Uw goedheid en liefde zijn onmetelijk; zij gaan hoger dan het blauw van de hemel. Uw trouw is net zo min op te meten als de afstand tot de wolken.
Maak Uzelf maar groot tot in alle hemelen, mijn God. Uw macht en majesteit zullen over de hele wereld worden gezien.
Wilt U ons antwoorden? Wilt U ons de overwinning bezorgen, zodat Uw volgelingen worden bevrijd?
God heeft in Zijn heilige woning gesproken en ik juich over Zijn antwoord. Ik zal Sichem verdelen en het dal van Sukkoth opmeten.
Gilead is van mij en Manasse ook. Op Efraïm kan ik mijn hoofd neerleggen en met Juda heers ik.
Moab is een wasbak voor mij en mijn schoenen gooi ik in Edom neer. Ik jubel over het land van de Filistijnen.
Wie brengt mij naar de sterke vesting? Wie begeleidt mij als ik naar Edom ga?
U bent het immers, mijn God? U die mij eerst verstoten had! O God, wilt U met onze legers meegaan?
Help ons in onze strijd tegen de vijand, want op hulp van mensen kunnen wij niet rekenen!
Met de hulp van God kunnen wij dapper strijden; Hij zal onze vijanden verslaan.
109
Een psalm van David voor de koordirigent. Ik loof U, mijn God; zwijgt U niet tegen mij.
Mijn tegenstanders hebben bedrieglijke taal tegen mij gesproken; dingen die tegen Uw wil ingaan. Zij liegen.
De haat druipt van hun woorden af en zij zijn opstandig tegen mij, zonder enige reden.
Ik heb hen liefgehad, maar als dank keren zij zich tegen mij. Ik wend mij echter tot U; alleen door gebed wil ik dit oplossen.
In plaats van goed spreken zij kwaad over mij en geven mij haat als beloning voor al mijn liefde.
Stel een ongelovige rechter over mijn tegenstander aan en laat de aanklager naast hem staan.
Laat het hof hem maar schuldig verklaren. Zijn gebed wordt hem tot zonde.
Laat hem jong sterven en geef zijn funktie aan iemand anders.
Zijn kinderen zullen wezen worden en zijn vrouw gaat het leven verder als weduwe door.
Laten zijn kinderen maar overal ronddwalen en bedelen voor de kost; zij zullen overal weggejaagd worden.
De man bij wie hij schulden heeft, zal zijn bezit opeisen; laten vreemdelingen maar plunderen wat hij met veel moeite bij elkaar verzamelde.
Ik hoop dat er niemand is die hem nog enige liefde bewijst; dat niemand zich bekommert om zijn tot wees geworden kinderen.
Zijn nageslacht moet worden uitgeroeid. Zijn naam mag in de volgende generatie al niet meer bestaan.
De zonden van zijn ouders en voorouders moeten de HERE voor ogen blijven staan.
Laat de HERE Zich deze voortdurend herinneren, want dan zal Hij elke herinnering aan hen vernietigen.
Want mijn tegenstander piekerde er niet over om wie dan ook maar liefde te bewijzen. Integendeel; hij vervolgde de armen, de ellendigen en de zwakken om hen te doden.
Laten de vloeken (die hij zo graag uitsprak) maar over hemzelf komen. Hij wilde niet over de zegen praten: Laat die nu dan ook maar ver van hem blijven.
De vloek was als een mantel om hem heen: laat die hem nu helemaal vervullen, tot hij er ziek van wordt.
Laat die vloek nu maar helemaal om hem heen zijn; als een riem die hij dag en nacht draagt.
Ik hoop dat de HERE mijn tegenstanders op deze manier zal belonen; dat dit zal gebeuren met ieder die kwaad van mij spreekt.
HERE, mijn God, wilt U met mij omgaan terwille van Uw naam? Red mij toch, want ik weet hoe groot Uw goedheid en liefde zijn.
Zelf ben ik er ellendig aan toe en ik ben arm. Mijn hart ligt als een gewond dier in mijn lichaam.
Als een langer wordende schaduw zal ik straks verdwijnen; ik word weggeschud alsof ik een lastige sprinkhaan ben.
Doordat ik niet eet, trillen mijn knieën en ik ben mager geworden.
Ik ben een bespotting voor anderen; wie mij ziet, bekijkt mij hoofdschuddend.
HERE, mijn God, help mij toch en bevrijd mij. Dat past immers bij Uw goedheid en Uw liefde?
Dan zullen anderen erkennen dat U dit hebt gedaan. HERE, zij zullen dan zeggen dat Uw hand mij behulpzaam was.
Ook al vervloeken zij mij, wilt U mij zegenen? En als zij zich boven mij willen stellen, wilt U hen dan te schande zetten? Laat ik mij in U verheugen.
Zet U mijn tegenstanders voor spot en laat hun schande hen omhullen.
Zelf zal ik hardop de HERE loven en prijzen; velen zullen het horen.
Want God helpt de armen en verlost hen van hun onderdrukkers.
110
Een psalm van David. Dit sprak de HERE tot mijn Heer: Kom naast Mij zitten, aan mijn rechterhand, dan zal Ik alle tegenstanders aan u onderwerpen.
De HERE laat u machtig heersen vanuit Jeruzalem. U bent de overwinnaar temidden van al uw tegenstanders.
Uw volk volgt u gewillig als u het oproept voor de strijd. Al heel vroeg in de morgen verschijnen de sterke, jonge mannen in prachtige kleding.
De HERE heeft een eed afgelegd waarvan Hij nimmer spijt krijgt: U bent de eeuwige priester, zoals ook Melchizédek mijn priester was.
De Here is aan uw rechterzijde en verlaat u niet. Op de dag van Zijn toorn vernietigt Hij de koningen van deze aarde.
Hij spreekt het vonnis over de ongelovigen uit en de lijken stapelen zich op. Hij vernietigt hen, waar zij ook zijn.
Onderweg lest Hij Zijn dorst bij een beek en Hij draagt het hoofd fier opgeheven.
111
Prijs de HERE! Met mijn hele hart prijs ik de HERE temidden van de gelovigen en in de samenkomsten.
Alles wat de HERE heeft gemaakt, is geweldig groot en wie Hem liefhebben, zullen daar voortdurend over nadenken.
Alles wat Hij doet, beschrijft Zijn macht en heerlijkheid en majesteit. Hij blijft tot in eeuwigheid de rechtvaardige.
Hij wil ook dat wij altijd Zijn wonderen in herinnering houden. De HERE is vol genade en liefdevol meeleven.
Wie ontzag voor Hem hebben, ontvangen voedsel van Hem. Nooit zal Hij Zijn verbond vergeten.
Hij toonde Zijn volk Zijn kracht en grote daden, door hun het hele land te geven dat voorheen aan de heidenen toebehoorde.
Alles wat Hij doet, bevat waarheid en rechtvaardigheid; elk woord dat Hij beveelt, is betrouwbaar.
Wat Hij zegt, staat voor eeuwig vast. Hij doet het ook en het is altijd getrouw aan de waarheid en volkomen oprecht.
Hij heeft Zijn volk bevrijd; Zijn verbond ligt voor eeuwig vast. Zijn naam is heilig en alle ontzag waard.
Het diepe ontzag voor de HERE is de eerste voorwaarde om ware wijsheid te verkrijgen. Ieder die ontzag voor de HERE heeft, krijgt van Hem verstand en inzicht. De eer van de HERE wordt voor eeuwig hoog gehouden.
112
Prijs de HERE! Gelukkig is ieder, die ontzag heeft voor de HERE en van harte bereid is Zijn geboden na te volgen.
Zijn nageslacht zal op aarde machtig worden. Alle oprechte mensen worden gezegend.
De HERE voorziet hen van alles wat zij nodig hebben en rijkdom wordt hun deel. Zijn gerechtigheid houdt eeuwig stand.
God laat Zijn licht schijnen voor de gelovigen, ondanks de duisternis waarin zij soms leven. Hij geeft hun genade en recht en ook Zijn liefdevolle meeleven.
Iemand die zich om anderen bekommert en leent waar dat nodig is en eerlijk zaken doet, zal het goed gaan.
Hij zal sterk in het leven staan. De Here zal aan hem denken.
Hij is niet bang voor kwaadsprekers. In zijn hart is rust en vrede; hij vertrouwt volledig op de HERE.
Zijn hele houding is onwankelbaar en angst kent hij niet. Zijn tegenstanders bekijkt hij met blijdschap.
Hij geeft veel weg aan de armen. Altijd blijft hij oprecht; met blijdschap en eer wordt hij omringd.
De ongelovige ergert zich aan hem als hij dat alles ziet. Hij knarst met zijn tanden, machteloos. Wat de goddelozen willen, wordt altijd tenietgedaan.
113
Prijs de HERE! Dienaars van de HERE, loof en prijs Zijn naam!
Laat de naam van de HERE worden geprezen en geëerd, nu en tot in eeuwigheid.
Over de hele aarde moet de naam van de HERE worden geprezen.
De HERE staat boven alle mensen en volken. Hoog boven de hemelen troont Zijn heerlijkheid.
Is iemand te vergelijken met de HERE? Met onze God, Die zo onmeetbaar hoog woont?
Met onze God, Die zo heel laag moet neerzien om te zien wat in de hemel en op aarde gebeurt?
Hij helpt kleine mensen opstaan uit het stof en armen tilt Hij op uit de modder.
Hij laat hen zitten bij de vooraanstaanden uit het volk.
Onvruchtbare vrouwen verandert Hij in gelukkige moeders. Prijs de HERE!
114
Toen het volk Israël wegtrok uit Egypte en het volk verliet dat een vreemde taal sprak,
koos God het gebied van Juda uit als Zijn heilige woonplaats; het land Israël was Zijn gebied.
De Schelfzee zag het volk komen en week uiteen om het door te laten. Hetzelfde gebeurde met de Jordaan: Ook die stremde haar water en bood een doorgang.
De bergen leken op springende schapen en de heuvels op dartelende lammetjes.
Waarom week de Schelfzee uiteen? Waarom bood de Jordaan een doorgang?
Waarom leken de bergen op springende schapen en de heuvels op lammetjes?
Laat de hele aarde beven als de Here komt; beven wanneer de God van Jakob Zijn gezicht laat zien.
Want Hij veranderde de rots in een waterbron en droge, dorre stenen gaven water.
115
HERE, wij verdienen geen eer. Alleen Uw naam komt alle eer toe wegens Uw goedheid, liefde en trouw.
De heidenen zeggen: "Waar is hun God nu?"
Onze God woont in de hemel en doet wat Hem goeddunkt.
Hun afgodsbeelden zijn van zilver en goud; vervaardigd door gewone mensen.
Die beelden kun je zien: Zij hebben een mond, maar zeggen geen woord.
Ook hebben ze oren aan het beeld gemaakt, maar die kunnen toch niet horen. En een neus, maar die ruikt niets.
De handen die eraan zitten, voelen niets. En de voeten verzetten geen stap. Ook de keel kan geen geluid voortbrengen.
Degenen die de beelden maakten, zullen eenmaal net zo dood worden als hun maaksels. Zo gaat het ook met ieder die op die beelden vertrouwt.
Israëlieten, stel uw vertrouwen op de HERE. Hij is voor hen een helper en stelt Zich beschermend voor hen op.
Nageslacht van Aäron, stel uw vertrouwen op de HERE. Hij is voor hen een Helper en stelt Zich beschermend voor hen op.
Als u ontzag hebt voor de HERE, stel dan ook uw vertrouwen op Hem. Hij is voor u een Helper en stelt Zich beschermend voor u op.
De HERE denkt aan ons; Hij geeft de zegen. Hij geeft zegeningen aan het volk van Israël, aan het nageslacht van Aäron
en aan ieder die ontzag voor de HERE heeft; klein en groot.
Ik bid dat de HERE u veel kinderen geeft, zowel aan u als aan uw kinderen.
U bent rijk gezegend door de HERE, Die hemel en aarde heeft gemaakt.
De hemel is de woonplaats van de HERE en de aarde gaf Hij aan de mensen.
Dode mensen kunnen de HERE niet prijzen; vanuit het dodenrijk kan niemand Hem eren.
Wij, de levende mensen, mogen echter de HERE loven en prijzen: Nu en tot in eeuwigheid.
116
Ik houd zoveel van de HERE; altijd hoort Hij mij als ik mij smekend tot Hem richt.
Hij wil ook graag naar mij luisteren; daarom zal ik nooit nalaten Hem aan te roepen.
Toen de dood mij omknelde en de angst voor de dood mij aangreep, was ik wanhopig en vreselijk benauwd.
Toch heb ik toen de naam van de HERE geroepen. Ik zei: Och HERE, red mij toch!
De HERE is rechtvaardig en geeft genade voor recht. God buigt Zich met liefde en medelijden over tot de mens.
De HERE zorgt voor eenvoudige mensen; hoe zwak ik ook was, toch heeft Hij mij bevrijd.
Mijn hart kan weer helemaal tot rust komen, omdat de HERE voor mij heeft gezorgd.
U hebt mij voor de kaken van de dood weggerukt, mijn tranen gedroogd en elke steen waarover ik kon struikelen voor mij weggenomen.
Ik leef dicht bij de HERE en ik mag leven!
Ik bleef op Hem vertrouwen, zelfs toen ik in grote moeilijkheden verkeerde.
Zelfs toen ik zo bang was, dat ik geen mens meer vertrouwde.
Hoe kan ik iets voor de HERE terugdoen? Hij heeft zoveel goeds voor mij gedaan!
Ik zal overal vertellen dat H!j mij heeft bevrijd. Ik zal met eerbied spreken over de naam van de HERE.
Wat ik de HERE heb beloofd, zal ik ook doen ten overstaan van het hele volk.
Als één van Zijn volgelingen sterft, raakt dat de HERE heel diep.
Werkelijk, HERE, ik ben Uw dienaar, de zoon van Uw dienares. U hebt mij vrij gemaakt.
Ik zal U lofoffers brengen en Uw naam aanroepen.
Alles wat ik de HERE heb beloofd, zal ik nakomen. Zijn hele volk zal het zien.
Ik zal dat doen in de voorhof van het huis van de HERE; in het midden van Jeruzalem. Prijs de HERE!
117
Laten alle volken de HERE loven en Hem prijzen.
Want Hij stort Zijn goedheid en liefde machtig over ons uit. De HERE is trouw tot in eeuwigheid. Prijs de HERE!
118
Prijs de HERE, want Hij is een goede God. Zijn goedheid en liefde zijn eeuwig.
Laat eerst het volk van Israël zeggen: Zijn goedheid en liefde zijn eeuwig.
Laat dan het nageslacht van Aäron zeggen: Zijn goedheid en liefde zijn eeuwig.
En laat nu ieder die ontzag heeft voor de HERE, zeggen: Zijn goedheid en liefde zijn eeuwig.
Toen ik het heel erg moeilijk had, heb ik de HERE aangeroepen. Hij heeft mij antwoord gegeven en mij bevrijd. Ik kon het allemaal weer aan.
De HERE is dicht bij mij, ik ben nergens meer bang voor. Want wat kan een mens mij nu nog aandoen?
De HERE is dicht bij mij en mijn vrienden; daarom kan ik neerzien op mijn tegenstanders.
Het is het beste te leven onder de bescherming van de HERE; dat biedt meer zekerheid dan wanneer men op mensen vertrouwt.
Het is het beste te leven onder de bescherming van de HERE; dat biedt meer zekerheid dan wanneer men het verwacht van vooraanstaande mensen.
Toen ik van alle kanten werd aangevallen, heb ik de vijand neergeslagen in de naam van de HERE.
Toen zij mij omringden, heb ik ze in de naam van de HERE neergeslagen.
Het leek wel alsof ik door een zwerm bijen werd aangevallen, maar ik heb ze uitgerookt; ik heb hen neergeslagen in de naam van de HERE.
U hebt mij flink te pakken gehad, ik was zelfs gevallen. Maar de HERE hielp mij.
De HERE is mijn kracht en ik zing een loflied voor Hem. Hij heeft mij bevrijd.
Luister! Vanuit de huizen van de gelovigen klinken overwinningsliederen en lofzangen. De rechterhand van de HERE is sterk en doet grote dingen.
De rechterhand van de HERE helpt mensen overeind. De rechterhand van de HERE is sterk en doet grote dingen.
Ik kom niet om in de strijd, maar zal overleven en iedereen vertellen wat de HERE heeft gedaan.
De HERE heeft mij pijnlijk gestraft, maar Hij heeft mij in leven gelaten.
Laat mij zien waar de rechtvaardigheid heerst, dan zal ik daar naar binnen gaan. Ik wil de HERE prijzen.
De rechtvaardigheid heerst waar de HERE woont; de gelovigen mogen bij Hem komen.
Ik prijs U, want U hebt mij gehoord en geantwoord. U hebt mij gered.
Nu blijkt hoe de steen die door de bouwvakkers werd weggegooid, een echte hoeksteen is geworden.
De HERE heeft daarvoor gezorgd en wij zien dat als een groot wonder.
Deze dag heeft de HERE gemaakt; het is goed dat wij deze dag jubelen en grote blijdschap ervaren.
HERE, geef ons bevrijding! HERE, geef ons welvaart.
Gelukkig is hij die namens de HERE komt. Wij zegenen u vanuit het huis van de HERE.
De HERE is onze God. Hij zorgt ervoor dat wij in het licht kunnen leven. Zet de lofoffers maar vast klaar naast het altaar. Bind ze eraan vast.
U bent mijn God; ik zal U prijzen. Mijn God, U bent de Allerhoogste!
Prijs de HERE, Hij is een goede God! Zijn goedheid en liefde zijn eeuwig.
119
Gelukkig zijn de mensen die een zuiver leven leiden en zich houden aan de wet van de HERE.
Gelukkig zijn de mensen die Hem dienen en Zijn woord bewaren in hun hart.
Gelukkig zijn de mensen die geen misdaden begaan, maar leven zoals God wil.
U hebt ons Uw bevelen gegeven met de bedoeling dat wij ons daaraan houden.
Ik wilde wel dat ik zo standvastig was, dat ik altijd Uw regels zou naleven.
Dan zou ik mij nooit hoeven schamen als ik Uw wet las.
Met een eerlijk en oprecht hart zal ik U prijzen, als ik anderen les geef over rechtvaardige wetten.
Ik zal mij houden aan Uw voorschriften. Laat mij niet in de steek.
Hoe kan een jonge man zuiver leven? Als hij zich laat leiden door Uw woord.
Met mijn hele hart wil ik U volgen. Helpt U mij om niet van U af te dwalen.
Ik vul mijn hart met Uw woorden; dat is de enige manier om niet te zondigen en U geen verdriet te doen.
HERE, U bent het zo waard te worden geprezen! Leer mij alles over Uw wet.
Ik spreek over alle wetten die U hebt gemaakt.
Ik ben zo blij als ik veel over U mag spreken. Dat maakt mij blijder dan aardse rijkdom.
Ik wil blijven nadenken over Uw voorschriften en zal U trouw volgen.
Uw gebod geeft mij de grootste vreugde. Ik zal Uw woord nooit vergeten.
Ik ben Uw dienaar; bewaart U mij, dan kan ik mij mijn hele leven houden aan Uw woord.
Open mijn ogen, zodat ik alle wonderen in Uw wet kan ontdekken.
Hier op aarde voel ik mij slechts een vreemdeling; laat Uw gebod niet voor mij zijn verborgen.
Alles in mij verlangt voortdurend naar Uw voorschriften.
Mensen die eigenzinnig van Uw wet afdwalen, worden door U bedreigd en zijn al vervloekt.
Wilt U elke vorm van spot en schande bij mij weghouden, want ik ben trouw aan alles wat U zegt.
Zelfs al zouden koningen gezamenlijk een aanslag op mij beramen, dan nog zou ik, Uw dienaar, alleen maar Uw wetten overdenken.
Alles wat U hebt gezegd en wat in Uw woord staat, is voor mij een grote vreugde en ik laat mij door Uw woorden raad geven.
Ik merk hoe mijn hart aan deze aarde hangt; geef mij het leven door Uw woord.
Ik heb U alles verteld wat ik heb gedaan en U hebt mij ook antwoord gegeven. Leer mij nu hoe ik naar Uw wil kan leven.
Laat mij begrijpen wat U in Uw wet bedoelt, zodat ik kan nadenken over alle wonderen die U doet.
Mijn hart huilt van verdriet en wanhoop; helpt U mij overeind door Uw woord.
Wilt U mij op het rechte pad houden? Geef mij in Uw genade Uw wetten.
Ik kies ervoor de waarheid te volgen. Daarom denk ik voortdurend aan Uw leefregels.
Ik houd mij vast aan alles wat U gezegd hebt, HERE. Stel mij niet teleur.
Ik zal de weg van Uw wet volgen, omdat U mij alle levensruimte geeft.
Leer mij, HERE, hoe ik de weg van Uw wet kan volgen. Dan zal ik mij mijn leven lang daaraan houden.
Maak mij verstandig, want dan kan ik Uw wet houden zoals U wilt. Met mijn hele hart wil ik mij aan Uw wet houden.
Laat mij lopen op het pad van Uw geboden; dat maakt mij gelukkig.
Ik wil zo graag dat mijn hart uitgaat naar alles wat U gezegd hebt en niet naar geld verdienen.
Help mij niet naar zinloze dingen te kijken. Ik wil in dit leven gelukkig worden door U te volgen.
Ik ben Uw dienaar en heb diep ontzag voor U. Wilt U laten blijken dat Uw beloften waar zijn?
Ik ben bang voor schande; neemt U die angst toch weg, want Uw geboden zijn zo goed.
Heus, ik verlang naar Uw bevelen. Door Uw rechtvaardigheid kunt U mij zuiver laten leven. Doet U dat toch!
Ik bid dat U mij Uw goedheid en liefde laat ervaren, HERE. En bevrijdt U mij zoals U hebt beloofd.
Dan weet ik iets terug te zeggen als men mij bespot; want ik wil alleen zc spreken dat het overeenstemt met Uw woord.
Laat mij Uw woorden spreken, want die bevatten de waarheid. Ik wacht op Uw bevel.
Ik wil mij onafgebroken houden aan Uw wet, mijn leven lang.
Dan ga ik mijn weg onbevangen en zonder belemmering, omdat ik mij richt naar Uw woord.
Zelfs voor koningen kan ik dan over U spreken zonder mij te schamen.
Ik geniet van Uw wet en houd van haar.
Daarom reik ik telkens naar Uw geboden, waarvan ik zoveel houd. Dan denk ik rustig na over alles wat U hebt vastgelegd.
Denk aan wat U tegen mij hebt gezegd; ik ben immers Uw dienaar en U hebt hoop in mij gewekt.
Dat troost mij in alle ellende die ik meemaak. Uw beloften geven mij weer leven.
Ongelovigen kunnen mij nog zo bespotten, ik stap niet af van Uw wet.
HERE, als ik denk aan alles wat U sinds mensenheugenis hebt voorgeschreven, voel ik mij getroost.
De goddeloze mensen die Uw wet links laten liggen, brengen mij tot grote verontwaardiging.
Uw leefregels zijn muziek voor mij, zolang ik hier op aarde woon; ik voel mij hier een vreemdeling.
Als ik 's nachts wakker lig, denk ik aan Uw grote naam, HERE, en ook dan houd ik mij aan Uw wetten.
Dat heb ik van U ontvangen, omdat ik Uw voorschriften zorgvuldig bewaar.
De HERE heeft Zichzelf aan mij gegeven; ik heb ook beloofd mij altijd aan Uw woord te houden.
Ik verlang er met mijn hele hart naar dat U mij goed gezind bent; geef mij Uw genade zoals U hebt beloofd.
Ik denk na over mijn levensweg en haast mij om Uw woord te volgen.
Zonder aarzelen haast ik mij te doen wat U voorschrijft.
Hoewel de ongelovigen om mij heen mij voortdurend willen vangen, vergeet ik niet wat U in Uw wet zegt.
Rond middernacht sta ik op om U te prijzen voor Uw rechtvaardige wetten en geboden.
Ik ga mijn weg samen met alle mensen die ook ontzag voor U hebben en die leven volgens Uw gebod.
De aarde is vol van Uw goedheid en liefde, HERE. Leer mij alles over Uw wetten.
U hebt mij, Uw dienaar, het goede gegeven. Precies, HERE, zoals Uw woord dat aangeeft.
Geef mij een goed onderscheidingsvermogen en verstand, want ik stel mijn vertrouwen op Uw wet.
Voordat ik in moeilijkheden kwam, dwaalde ik vaak van U af. Maar nu houd ik mij alleen nog aan wat U zegt.
U bent een goede God en doet het goede voor de mensen. Leer mij alles wat U van de mensen wilt.
Ongelovigen schuiven mij allerlei leugens in de schoenen, maar ik houd mij met mijn hele hart vast aan Uw wet.
Zij hebben harten van steen, maar ik ervaar vreugde als ik aan Uw wet denk.
Het is goed dat ik grote moeilijkheden heb doorgemaakt, want daardoor heb ik U en Uw wet beter leren kennen.
Uw woorden gaan voor mij ver boven grote rijkdommen aan goud en zilver.
U hebt mij met Uw eigen handen gemaakt. Maak mij verstandig, zodat ik alles over Uw wet kan leren.
Andere mensen, die ook diep ontzag voor U hebben, zijn blij als zij mij zien en meemaken, omdat ik op Uw woord vertrouw.
HERE, ik weet dat Uw oordeel een rechtvaardig oordeel is. Dat U mij trouw bleef in al mijn ellende.
Ik bid dat Uw goedheid en liefde mij zullen troosten. Dat hebt U mij, Uw dienaar, immers beloofd?
Laat Uw liefdevolle meeleven mij bereiken, zodat ik leven kan. Ik verheug mij in Uw wetten.
Laat de ongelovigen toch tot inzicht komen en zich schamen, omdat zij mij onterecht kwaad deden. Ik denk voortdurend aan wat U mij hebt opgedragen.
Wilt U mensen, die diep ontzag voor U koesteren en Uw wet kennen, naar mij toe sturen?
Ik wil met volledige toewijding Uw wet naleven, zodat ik mij nooit hoef te schamen.
Alles in mij verlangt naar Uw bevrijding, zoals U hebt beloofd.
Mijn ogen kijken verlangend uit naar de vervulling van Uw belofte; wanneer komt U om mij te troosten?
Ik ben oud en onaantrekkelijk geworden, maar toch heb ik Uw wet niet vergeten.
Hoe lang laat U mij nog in leven? Wanneer gaat U nu eens wraak nemen op mijn vijanden?
Ongelovigen, die zich niet interesseren voor Uw wet, hebben een kuil voor mij gegraven.
U bent toch trouw aan alles wat U hebt beloofd? Help mij toch! Zij achtervolgen mij terwijl ik niets heb gedaan.
Het is hun bijna gelukt mij te doden, maar ik heb mij vastgehouden aan Uw bevelen.
Laat ik mogen leven in overeenstemming met Uw goedheid en liefde. Dan zal ik blijven spreken over Uw grote daden.
HERE, Uw woord blijft eeuwig bestaan tot in de hemelen toe.
U bewijst Uw trouw aan elke generatie. U hebt ook de aarde gemaakt, zodat die stevig gegrondvest is.
Vandaag de dag staat alles vast volgens Uw voorschriften. Alles is aan U onderworpen.
Als ik niet voortdurend de vreugde van Uw wet had ervaren, was ik in alle moeilijkheden ten onder gegaan.
Nooit zal ik Uw wetten vergeten, want juist door die wetten hebt U mij het leven weer gegeven.
Ik ben Uw eigendom, bevrijd mij. Ik verlang naar Uw opdrachten.
Ongelovigen zijn er op uit mij te vernietigen, maar ik let uitsluitend op Uw woord.
Ik heb gezien hoe alles (hoe geweldig ook) eens een einde heeft. Maar ik weet dat Uw geboden oneindig zijn.
Wat houd ik veel van Uw wet! Ik denk er de hele dag over na.
Uw geboden geven mij meer wijsheid dan mijn vijanden hebben. Want ik heb ze altijd bij me.
Ik heb meer verstand dan de mannen die mij eens lesgaven, omdat ik voortdurend Uw woorden overdenk.
Ik heb meer inzicht dan de oude mensen, omdat ik Uw bevelen zorgvuldig bewaar.
Ik zorg ervoor dat ik niet op het verkeerde pad kom; zo kan ik mij houden aan Uw woord.
Ik volg Uw voorschriften nauwgezet op; alles leer ik van U.
Alles wat U zegt, is heerlijk om naar te luisteren. Het klinkt zoeter dan honing.
Door Uw wet heb ik inzicht gekregen en daarom haat ik de leugen.
Uw woord is een stralend licht, dat mij de weg door het leven wijst.
Ik heb een eed afgelegd en daar wil ik mij aan houden. Ik heb daarbij toegezegd dat ik mij altijd zal houden aan Uw rechtvaardige wetten.
Ik heb zulke grote moeilijkheden. HERE, geef mij toch het leven weer door Uw woord.
Ik spreek ongedwongen over U, HERE, en hoop dat U daar genoegen in hebt. Leer mij alles over Uw wetten.
Ik zal nooit Uw wet vergeten, ook al is mijn leven voortdurend in gevaar.
Ongelovigen proberen mij te vangen, maar ik blijf bij wat U hebt gezegd.
Alles wat U hebt gezegd, heb ik als een blijvend erfdeel gekregen. Ik ben er heel erg blij mee.
Ik verlang ernaar altijd te doen wat U hebt gezegd, mijn leven lang.
Ik heb een hekel aan aarzelende mensen, maar houd zielsveel van Uw wet.
Bij U kan ik schuilen en U beschermt mij. Ik verwacht het van Uw beloften.
Kom mij niet te na, misdadigers, want ik wil mij houden aan het gebod van mijn God.
U hebt beloofd mij te zullen ondersteunen. Doet U dat nu ook, zodat ik blijf leven. Stel mij niet teleur.
Geef mij Uw kracht en bevrijd mij. Dan zal ik mij blijven verheugen in Uw geboden.
Ieder die zich niet aan Uw wet houdt, doet U ver van U weg. Wat zij zeggen en doen, is zinloos.
Alle goddelozen op aarde worden eens door U weggevaagd. Ook dat is voor mij een reden Uw wet lief te hebben.
Ik ben bang voor Uw oordeel; mijn hele lichaam trilt van angst.
Ik heb altijd eerlijk en oprecht geleefd; laten mijn vijanden mij niet in hun macht krijgen.
Stelt U Zich garant voor mij en zorg ervoor dat ongelovigen mij niet achtervolgen.
Ik verlang ernaar U te zien en Uw rechtvaardig woord te horen.
Wilt U met Uw goedheid en liefde met mij omgaan en mij alles leren over Uw wetten.
Ik ben Uw dienaar; maak mij verstandig, zodat ik Uw wetten kan begrijpen.
HERE, voor U is de tijd aangebroken om op te treden, want men heeft Uw wetten overtreden.
Ik houd van Uw geboden; meer dan van het mooiste goud.
Daarom geloof ik ook dat al Uw bevelen rechtvaardig zijn; ik haat de leugen.
Alles wat U hebt gezegd, is geweldig en heerlijk. Daarom onthoud ik alles wat ik van U hoor.
Door te luisteren naar Uw woord, komt er licht en duidelijkheid in mijn leven. Zelfs onverstandige mensen ontwikkelen inzicht.
Ik smacht van verlangen naar alles wat U gebiedt.
Kom bij mij en geef mij Uw genade. Mensen die van U houden, mogen zich immers daarop beroepen?
Doet U mij wandelen op mijn levenspad, zoals U hebt beloofd. Houd het onrecht ver van mij.
Bevrijd mij uit de onderdrukking van mijn vijanden; dan zal ik voortaan alles doen wat U hebt bevolen.
Ik ben Uw dienaar; laat Uw licht over mij schijnen en leer mij alles wat ik van U moet weten.
Mijn tranen vloeien en mijn verdriet is groot, omdat mijn volk niet leeft volgens Uw wet.
HERE, U bent rechtvaardig en Uw leefregels zijn betrouwbaar.
Toen U ons Uw geboden gaf, was dat in oprechtheid en het getuigde van Uw grote trouw.
Ik word beheerst door het verlangen U te dienen; temeer omdat mijn vijanden U in de steek laten.
Uw woorden zijn volkomen zuiver; ik, Uw dienaar, heb ze van harte lief.
Ik ben maar gering en niemand acht mij hoog, maar ik denk voortdurend aan Uw geboden.
Uw rechtvaardigheid is eeuwig en alleen Uw wet is de waarheid.
Ook al overkomt mij allerlei ellende en achtervolging, juist dan zijn Uw geboden voor mij een vreugde.
Alles wat U hebt gezegd, bevat rechtvaardigheid voor altijd. Als U mij verstandig maakt, kan ik werkelijk leven.
HERE, ik roep met mijn hele hart naar U; antwoord mij toch. Ik zal Uw geboden naleven.
Ik roep naar U; bevrijd mij! Dan zal ik elk gebod van U in ere houden.
Nog voor de zon opkomt, roep ik U te hulp. Ik verwacht een woord van U.
Nog voor de nachtwakers aan het werk gaan, zie ik al weer uit naar Uw belofte.
Wilt U met Uw liefde en goedheid naar mij luisteren? HERE, als Uw recht mij leidt, kan ik leven.
Om mij heen zijn mensen die in zonde leven; van Uw wet willen zij niets weten.
U bent dichtbij mij, HERE. Ik weet dat al Uw woorden waar zijn.
Uit Uw woorden weet ik dat U van het begin af aan alles een vaste plaats hebt gegeven.
Let toch op mijn moeilijkheden en bevrijd mij. Ik zal Uw wet echt niet vergeten.
Wees rechter over mij en red mij. U hebt beloofd mij nieuw leven te geven.
De ongelovigen zullen niet worden gered, want zij willen zich niet aan Uw voorschriften houden.
Uw liefdevolle meeleven is zo groot, HERE. U hebt bevolen dat ik het leven weer zou krijgen.
Het aantal vijanden dat mij achtervolgt, is groot; toch zal ik niet van Uw woorden afwijken.
Ik voel weerzin als ik mensen zie, die van U zijn afgeweken; want zij houden zich niet aan wat U zegt.
Ziet U wel hoeveel ik van Uw wet houd? HERE, laten Uw goedheid en liefde weer nieuw leven geven.
Nergens in Uw woord is iets onwaars; alles is de waarheid. Al Uw rechtvaardige geboden zijn eeuwig.
Zonder aanleiding word ik achtervolgd door koningen, maar Uw woord is het enige dat ik vrees; daarvoor heb ik ontzag.
Ik ben zo blij met Uw woord, alsof onverwachte rijkdom mij in de schoot valt.
Ik heb een hartgrondige hekel aan leugens; daarentegen houd ik heel veel van Uw wet.
Zeven keer per dag prijs ik U, omdat U ons een rechtvaardige wet hebt gegeven.
Mensen die van Uw wet houden, ervaren een diepe vrede in het hart. Er staat hun niets in de weg.
HERE, ik verwacht alleen uitredding van U en houd mij aan Uw geboden.
Ik houd mij met mijn hele wezen aan Uw woorden; ik heb ze oprecht lief.
Ik blijf trouw aan Uw wetten en regels, want U weet wat goed voor mij is.
HERE, ik bid dat U mij zult horen. Wees trouw aan wat U hebt gezegd en maakt U mij verstandig.
Laat mijn aanhoudend bidden U bereiken. Bevrijd mij zoals U hebt beloofd.
Overal waar ik kom, zal ik U steeds prijzen, want U leert mij alles wat U goed vindt.
Ik zal een lied zingen over wat U zegt, omdat alles wat U gebiedt, rechtvaardig is.
Laat Uw hand mij te hulp komen, want ik kies ervoor Uw geboden na te volgen.
Ik verlang naar Uw bevrijding, HERE. Uw wet maakt mij gelukkig.
Laat mij leven en U prijzen. Laten Uw leefregels mij tot steun zijn.
Soms dwaal ik rond als een schaap dat de herder niet meer kan vinden. Zoekt U mij dan op; ik zal Uw geboden nooit vergeten.
120
Een bedevaartslied. Toen ik grote angst had, riep ik naar de HERE en Hij gaf mij antwoord.
HERE, neem mij in bescherming tegen de leugenaars!
Leugenaars, wat denkt u van Hem te kunnen verwachten?
Pijlen van een scherpschutter en brandend hout van de bremstruik. Dat doet pijn.
Ik vind het zo erg dat ik in den vreemde moet verblijven en moet wonen bij een ver en vreemd volk.
Ik woon al veel te lang tussen deze mensen, die de vrede zelfs haten.
Zelf ben ik altijd op vrede uit, maar als ik daarover spreek, worden zij opstandig en willen zij vechten.
121
Een bedevaartslied. Ik kijk omhoog naar de bergen. Waar vandaan kan ik hulp verwachten?
De HERE helpt mij. Hij heeft immers de hemel en de aarde gemaakt?
Hij zal voorkomen dat u valt, want Hij is uw beschermer en slaapt nooit.
Werkelijk, de beschermer van het volk Israël slaapt nooit!
De HERE is uw beschermer; zoals uw schaduw u nooit verlaat, blijft ook Hij altijd bij u.
Zon noch maan kunnen u kwaad doen. Altijd is Hij bij u.
De HERE beschermt u tegen elk kwaad; Hij beschermt uw leven.
De HERE beschermt u, waar u ook gaat. Niet alleen vandaag, maar altijd, tot in eeuwigheid.
122
Een bedevaartslied van David. Wat was ik blij toen men mij voorstelde samen naar het huis van de HERE te gaan.
Jeruzalem, wij staan in uw poorten.
Jeruzalem is een goed gebouwde stad,
waar de stammen van het volk naar toe gaan. Alle stammen die bij de HERE horen. Het is een voorschrift voor het volk de HERE te prijzen.
Want in Jeruzalem wordt rechtgesproken en het huis van David is er gevestigd.
Bid voor de vrede van Jeruzalem; dat ieder die van de stad houdt, rust mag ervaren.
Laat er vrede heersen binnen de muren en rust in elke stadswijk.
Terwille van mijn broers en vrienden zeg ik tot de stad: Laat er vrede in u zijn.
En terwille van het huis van onze HERE God zal ik het goede zoeken voor de stad Jeruzalem.
123
Een bedevaartslied. Ik kijk omhoog naar mijn God, Die in de hemel woont.
Zoals knechten wachten op het bevel van hun meester en een dienstmeisje wacht op het teken van haar meesteres, richten wij onze ogen op de HERE, onze God, en verwachten van Hem genade.
Geeft U ons genade, HERE, en helpt U ons. Want wij hebben al te veel minachting ontmoet.
Wij werden overladen met spot van ongelovigen en trotse mensen hebben ons verachtelijk bejegend. Meer kunnen wij niet verdragen.
124
Een bedevaartslied van David. Laat Israël het volgende zeggen: Was de HERE niet steeds bij ons?
Was de HERE niet steeds bij ons, toen wij werden aangevallen door vreemde mensen?
Zij hadden ons wel levend kunnen verslinden, toen zij in hun woede op ons afkwamen.
Wij hadden kunnen verdrinken in een woeste rivier.
Het kolkende water had zich dan boven ons gesloten.
Maar prijs de HERE! Hij liet dat niet toe. Dank zij Hem kregen zij ons niet te pakken.
Wij ontkwamen, zoals een vogel wegglipt uit het net van de vogelvanger. De valstrik is kapot en wij zijn ontsnapt.
Wij vinden hulp bij de naam van de HERE. Hij heeft de hemel en de aarde gemaakt.
125
Een bedevaartslied. Wie in alles op de HERE vertrouwt, is onwankelbaar als de berg van Jeruzalem, die er voor altijd is.
Zoals rondom Jeruzalem bergen liggen, zo is de HERE om Zijn volk. Niet alleen nu, maar altijd en tot in de eeuwigheid.
Want het land van de gelovigen zal niet onder de tirannie van de goddeloze vijand blijven zuchten. De gelovigen zullen dan ook niet komen tot onrechtmatige daden.
HERE, wilt U het goede doen voor eerlijke, goede mensen?
Als iemand echter slinkse wegen bewandelt, zal Hij (samen met de ongelovigen) door de HERE worden vernietigd. Laat er vrede zijn in Israël!
126
Een bedevaartslied. Als de HERE de ballingen laat terugkomen in Jeruzalem, zal het net zijn of wij dromen.
Dan breken wij uit in gejuich en iedereen lacht van blijdschap. Dan zullen zelfs de ongelovige volken rondom ons zeggen dat de HERE wonderen bij ons doet.
De HERE heeft inderdaad grote wonderen onder ons gedaan. Wat waren wij blij!
HERE, wilt U een ommekeer geven in onze situatie?
Wie met verdriet in het hart huilend hun akkers inzaaien, ervaren tegen de oogsttijd vaak grote vreugde.
Ook al huilt iemand terwijl hij op pad is met de zaadtas, zeker is dat hij blij lachend de rijke schoven zal wegdragen.
127
Een bedevaartslied van Salomo. Als de HERE de bouw van een huis niet zegent, is alle moeite nutteloos. Ook staat de wachter voor niets op wacht, als niet de HERE de werkelijke bescherming over de stad geeft.
Het is zinloos als u vroeg opstaat en tot diep in de nacht ploetert. God geeft Zijn kinderen wat zij nodig hebben in de slaap.
Kinderen zijn een geschenk van de HERE. Hij beloont u met een nageslacht.
Zoals de pijl in zijn hand de soldaat zekerheid geeft, beloven ook uw kinderen veel voor de toekomst.
Gelukkig is de man die zoveel 'pijlen' heeft. Hij heeft de zekerheid ook in zijn ouderdom veilig te zijn.
128
Een bedevaartslied. U bent een gelukkig mens als u ontzag hebt voor de HERE en doet wat Hij wil.
Uw werk zal u voldoende opleveren om van te leven. Het gaat goed met u en u bent heel gelukkig.
Uw vrouw die bij u woont, zal vruchtbaar zijn; uw zonen zitten bij u aan tafel.
Luister, al die zegeningen zijn voor de man, die diep ontzag heeft voor de HERE.
Ik bid dat de HERE u vanuit Jeruzalem zal zegenen, dan zult u zien hoe goed het met de stad is, zolang u leeft.
Ook uw kleinkinderen mogen dat dan nog meemaken. Laat er vrede zijn in Israël!
129
Een bedevaartslied. Laat Israël het volgende zeggen: Sinds de tijd dat ons volk ontstond, hebben wij onderdrukking te verduren gehad.
Van oudsher hebben zij ons in moeilijkheden gebracht, maar zij hebben ons niet overwonnen.
Zij hebben ons onderdrukt en zelfs gemarteld.
Maar de HERE, Die rechtvaardig oordeelt, heeft de touwen waarmee de ongelovigen ons hadden vastgebonden doorgesneden.
Alle volken die Jeruzalem haten, zullen te kijk worden gezet en wegvluchten.
Zij lijken op gras, dat op de daken groeit en al is verdord voor het wordt uitgetrokken.
Het kan zelfs niet meer als hooi dienen.
Voor zulke mensen geldt niet de zegenwens: Ik bid dat de HERE u zegent. Ook niet: Wij zegenen u in de naam van de HERE.
130
Een bedevaartslied. Ik zit zo diep in de put, HERE, en ik roep naar U.
Luister naar mij, Here. Laten Uw oren naar mij luisteren.
HERE, als U al onze zonden blijft onthouden, kunnen wij immers niet blijven leven?
Maar ik weet dat U vergeeft, zodat iedereen ontzag voor U zal hebben.
Ik verwacht alles van de HERE. Ik ken Zijn woord en heb er alle vertrouwen in.
Ik zie uit naar de Here. Ik zie naar Hem uit met nog meer verlangen dan de nachtwachter uitkijkt naar de nieuwe morgen.
Laten de Israëlieten al hun vertrouwen op de HERE stellen, want de HERE is rijk aan goedheid en liefde. Hij zorgt voor de bevrijding.
Hij zal het volk Israël bevrijden van al zijn zonden.
131
Een bedevaartslied van David. HERE, ik stel mijzelf niet boven anderen en kijk niet trots om mij heen. Ik bemoei mij niet met zaken die te hoog gegrepen zijn of die ik niet kan begrijpen.
Innerlijk ben ik tot rust gekomen en ik houd van de stilte. Zo rustig als een kind zit op zijn moeders schoot, zo rustig voel ik mij van binnen.
Laat het volk Israël al zijn vertrouwen op de HERE stellen; nu en voor altijd.
132
Een bedevaartslied. HERE, denk toch aan alle moeite die David zich heeft getroost.
Hoe hij heeft gezworen aan de HERE en een belofte heeft gedaan aan de machtige God van Jakob.
Hij zei: Ik meen het, ik zal mijn huis niet meer binnengaan en niet meer naar bed gaan,
en ik zal de slaap niet vatten
eer ik voor de HERE een plaats heb gevonden, waar Hij kan wonen. Een woonplaats voor de machtige God van Jakob.
Weet u, wij hoorden in Efratha al over Zijn woning spreken en vonden haar in de velden van Jaär.
Laten wij Zijn huis binnengaan en ons diep voor Hem buigen.
HERE, sta op en ga naar Uw rustplaats; U en de ark die spreekt van Uw kracht.
Laten Uw priesters zich kleden in rechtvaardigheid en Uw volgelingen jubelen over Uw grootheid.
Keer U niet af van Uw uitverkorene, terwille van Uw dienaar David.
De HERE heeft David een kostbare belofte gedaan, die Hij nooit zal verbreken. Hij zei: Eén van uw eigen nakomelingen zal Ik koning maken.
Als uw zonen zich aan mijn wet houden en spreken over alles wat Ik hun leer, zullen ook hun kinderen weer regeren.
Want de HERE heeft Jeruzalem uitgekozen. Daar wilde Hij graag wonen.
Hij zei: Dit is de plaats waar Ik altijd rust zal vinden. Hier wil ik graag wonen.
Het eten in deze stad zal Ik zegenen en de armen die er wonen, zal Ik volop te eten geven.
De priesters van Jeruzalem zullen mijn bevrijding kennen en de gelovigen zullen blij jubelen.
In Jeruzalem zal Ik David sterk maken. Door hem die Ik uitkies, zal het licht schijnen.
Zijn vijanden zullen te schande worden, maar hij zelf zal een stralende kroon dragen.
133
Een bedevaartslied van David. Kijk eens hoe goed en waardevol het is als broeders in vrede met elkaar omgaan.
Dat is net zo kostbaar als de olie waarmee Aäron werd gezalfd en die van zijn baard af op zijn kleding vloeide.
Het is net zo kostbaar als de dauw die van de berg Hermon neerstroomt op de bergen van Jeruzalem. Dat is de plaats waaraan de HERE Zijn zegen verbindt en het leven tot in eeuwigheid.
134
Een bedevaartslied. Kom, laten alle dienaren van de HERE, die 's nachts dienstdoen in de tempel, de HERE loven.
Hef uw handen omhoog naar het heilige huis en loof de HERE.
De HERE geve u Zijn zegen vanuit Jeruzalem. Hij heeft de hemel en de aarde gemaakt.
135
Prijs de HERE! Dienaren van de HERE, loof Zijn naam!
U bent immers voortdurend in het huis van de HERE of in de voorhof van het huis van mijn God?
Prijs de HERE! De HERE is een goede God. Zing lofliederen voor Zijn naam; Zijn naam is de liefde zelf.
De HERE heeft Jakob uitgekozen en het volk Israël is van Hem.
Zeker, ik weet dat de HERE een grote God is; dat onze God de Allerhoogste God is.
In de hemel en op aarde, in de diepten van de zee, overal doet de HERE wat Hem goeddunkt.
Hij laat ver weg op aarde de damp opstijgen. Hij voegt de bliksem bij de regen en stuurt de wind er op uit vanuit Zijn schatkamers.
Hij doodde elke eerstgeborene in Egypte, zowel bij de mensen als bij de dieren.
Hij deed al die tekenen en wonderen in Egypte voor Farao en zijn dienaren.
Hij versloeg grote menigten tegenstanders en doodde machtige koningen,
zoals koning Sihon van de Amorieten en koning Og van Basan. Hij veroverde alle koninkrijken in het land Kanaän.
Hun land gaf God aan Zijn volk Israël.
HERE, Uw naam blijft tot in eeuwigheid bestaan en alle generaties zullen aan U denken.
De HERE is rechtvaardig voor Zijn volk; met liefde zorgt Hij voor Zijn dienaren.
De andere volken maakten eigenhandig hun gouden en zilveren afgodsbeelden.
Al hebben die een mond, zij kunnen niets zeggen. Zij hebben ogen, maar zien niets.
Zij hebben oren, maar die kunnen niet horen. En ademen kunnen zij helemaal niet.
De mensen die die beelden hebben gemaakt en ieder die op die beelden vertrouwt, zullen net als die beelden worden: dood.
Laat het hele volk Israël de HERE prijzen. Laat het nageslacht van Aäron de HERE prijzen.
Laat het nageslacht van Levi de HERE prijzen. Laat ieder die ontzag heeft voor de HERE, Hem prijzen.
Laat de HERE worden geprezen in Jeruzalem. Want Hij woont in Jeruzalem. Prijs de HERE!
136
Prijs de HERE! Hij is een goede God. Want Zijn goedheid en liefde zijn eeuwig.
Prijs God, Hij staat boven alle goden. Want Zijn goedheid en liefde zijn eeuwig.
Prijs de Here, die boven allen staat. Want Zijn goedheid en liefde zijn eeuwig.
Hij doet grote wonderen; niemand kan wat Hij kan doen. Want Zijn goedheid en liefde zijn eeuwig.
Hij maakte met kennis en inzicht de hemelen. Want Zijn goedheid en liefde zijn eeuwig.
Hij maakte de zeeën op aarde. Want Zijn goedheid en liefde zijn eeuwig.
Ook het licht maakte Hij. Want Zijn goedheid en liefde zijn eeuwig.
De zon als machthebber over de dag. Want Zijn goedheid en liefde zijn eeuwig.
En maan en sterren als heersers in de nacht. Want Zijn goedheid en liefde zijn eeuwig.
Hij doodde elke eerstgeborene in Egypte. Want Zijn goedheid en liefde zijn eeuwig.
Hij leidde het volk Israël het land Egypte uit. Want Zijn goedheid en liefde zijn eeuwig.
Dat gebeurde door Zijn kracht en onder Zijn leiding. Want Zijn goedheid en liefde zijn eeuwig.
Hij maakte een droog pad dwars door de Schelfzee. Want Zijn goedheid en liefde zijn eeuwig.
Zo liet Hij het volk Israël oversteken. Want Zijn goedheid en liefde zijn eeuwig.
Maar Farao en zijn leger verdronk Hij in de Schelfzee. Want Zijn goedheid en liefde zijn eeuwig.
Hij leidde Zijn volk door de woestijn. Want Zijn goedheid en liefde zijn eeuwig.
Hij versloeg koningen en grote volken. Want Zijn goedheid en liefde zijn eeuwig.
Machtige koningen doodde Hij. Want Zijn goedheid en liefde zijn eeuwig.
Koning Sihon bijvoorbeeld van de Amorieten. Want Zijn goedheid en liefde zijn eeuwig.
En koning Og van Basan. Want Zijn goedheid en liefde zijn eeuwig.
Hun land schonk Hij aan Zijn volk. Want Zijn goedheid en liefde zijn eeuwig.
Het werd het eigendom van Zijn dienaar Israël. Want Zijn goedheid en liefde zijn eeuwig.
Toen wij werden vernederd, heeft Hij ons geholpen. Want Zijn goedheid en liefde zijn eeuwig.
Hij heeft ons bevrijd van onze vijanden. Want Zijn goedheid en liefde zijn eeuwig.
Alles wat leeft, wordt door Hem gevoed. Want Zijn goedheid en liefde zijn eeuwig.
Prijs de Allerhoogste God, want Zijn goedheid en liefde zijn eeuwig.
137
Wij zaten aan de rivier in de stad Babel en huilden toen wij aan Jeruzalem dachten.
Onze citers hadden wij daar aan de takken van een wilg gehangen,
omdat onze bewakers wilden dat wij zouden zingen. Ondanks dat zij ons sloegen, wilden zij een vrolijk lied horen. "Vooruit", zeiden zij, "zing eens een lied over Jeruzalem!"
Maar hoe kunnen wij nu in een vreemd land een lied voor de HERE zingen?
Mijn rechterhand mag verlamd raken, als ik Jeruzalem zou vergeten!
Als ik Jeruzalem niet zou bezingen als de mooiste en hoogste stad, zou mijn tong krachteloos in mijn mond mogen liggen.
Neem wraak, HERE, op de Edomieten die Jeruzalem hebben verwoest. Zij zeiden tegen elkaar: "Wij breken die stad tot op de bodem af!"
Volk van Babel, binnenkort zal uw eigen land worden verwoest. Wij prijzen hen die vergelding zullen uitoefenen over wat u ons hebt aangedaan.
Wij prijzen de man, die nu Lw kinderen tegen de rotsen te pletter zal gooien.
138
Een lied van David. Met mijn hele hart zal ik U prijzen en groot maken; ik daag de machtigen uit en zing psalmen voor U.
In Uw heilige tempel wil ik op mijn knieën gaan en Uw naam eren om Uw goedheid, liefde en trouw. Want U hebt terwille van Uw eigen grote naam al Uw beloften ingelost.
Toen ik U aanriep, hebt U mij antwoord gegeven. U gaf mij nieuwe moed en kracht om verder te gaan.
HERE, eenmaal zullen alle koningen van deze aarde U prijzen, als zij hebben gehoord wat U zegt.
Zij zullen liederen zingen over alles wat de HERE doet, want Zijn macht en majesteit zijn onmetelijk groot.
De HERE is hoog verheven en ziet vol liefde neer op ieder die zich van zijn kleinheid bewust is. Maar trotse mensen wil Hij niet kennen.
Wanneer ik in grote moeite en zorgen verkeer, houdt U mij vast. U houdt de woede van mijn vijanden van mij weg en bevrijdt mij door Uw kracht.
De HERE zal ervoor zorgen dat alles goed voor mij afloopt. HERE, Uw goedheid en liefde zijn eeuwig. Laat het werk dat U bent begonnen, niet halverwege ophouden.
139
Een psalm van David voor de koordirigent. HERE, U ziet alles van mij; U kent mij helemaal zoals ik ben.
U weet het als ik zit en als ik weer opsta; vanuit de hemel weet U wat ik denk.
U ziet waar ik heen ga en weet wanneer ik ga liggen. Alles wat ik doe, is voor U bekend.
Elk woord dat ik uitspreek kent U al, HERE.
U bent bij mij, naast mij, voor mij, achter mij. Uw hand rust op mij.
Het is voor mij onmogelijk dat te begrijpen. Het is zo wonderlijk, zo hoog.
Hoe zou ik mij kunnen verbergen voor Uw Geest; waar zou ik naar toe moeten om U te ontvluchten?
Als ik naar de hemel ging, zag ik U daar. Als ik neerdaalde in het dodenrijk, zou ik U ook daar ontmoeten.
Zelfs als ik vleugels had en ging wonen aan de andere kant van de zee,
zou ik U daar ontmoeten. U zou mij vasthouden en Uw rechterhand zou mij stevig leiden.
Stel dat ik zei dat de duisternis op mij kon vallen, dan zou het nog licht om mij heen zijn.
Ook de duisternis kan niets voor U verbergen. Voor U is de nacht net zo licht als de dag en duisternis betekent niets voor U.
U hebt mij immers in de buik van mijn moeder gemaakt? Mijn hele lichaam werd door U geweven.
Ik prijs U, omdat U mij zo prachtig hebt gemaakt. Alles wat U doet, is wonderbaarlijk. Alles in mij getuigt daarvan.
U zag elk van mijn botten, terwijl zij in het verborgene werden gemaakt.
U zag mij al toen ogen mij nog niet konden zien. Elke dag van mijn leven stond toen al in Uw boek opgeschreven.
Wat betekenen Uw gedachten veel voor mij, mijn God. Zij zijn ontelbaar.
Zelfs als ik zou proberen ze te tellen, blijken het er nog meer te zijn dan de zandkorrels. Ik ben voortdurend in Uw nabijheid.
Mijn God, wilt U Uw tegenstanders doden? Moordenaars, blijf uit mijn buurt!
Zij zeggen boosaardige dingen tegen U en gebruiken Uw naam voor hun leugens. Zij zijn Uw vijanden.
Ik moet immers wel de mensen haten, die U haten, HERE? Ik heb een diepe afkeer van mensen die tegen U in opstand komen.
Ik voel een diepe haat tegen hen en beschouw hen als mijn eigen vijanden.
God, houdt U mij in het oog en ken mijn hart. Toets mij. U mag alles weten wat in mij omgaat.
Let op of ik soms de verkeerde weg opga. Leid mij op Uw weg, die naar Uw eeuwigheid voert.
140
Een psalm van David voor de koordirigent.
HERE, bescherm mij tegen de misdadigers en houd mij uit de handen van hen die geweld liefhebben.
Zij beramen slechte plannen en zijn voortdurend uit op oorlog.
Hun tong is zo scherp als die van een slang en zij staan klaar om gif te spuwen.
HERE, bescherm mij tegen de aanvallen van de ongelovigen en houd mij uit de handen van hen die geweld liefhebben. Zij zijn van plan mij te laten struikelen.
Hoogmoedige mensen zetten vallen voor mij; valstrikken en netten om mij te vangen.
Maar ik zeg tegen de HERE: U bent mijn God. HERE, luister toch naar mijn bidden en smeken.
Almachtige HERE, U bevrijdt mij door Uw kracht. U beschermt mijn leven wanneer de oorlog uitbreekt.
HERE, voorkom dat mijn vijanden hun zin krijgen. En laat, als zij mij aanvallen, hun aanslag mislukken.
Het kwaad van de mensen om mij heen en de slechte dingen die zij zeggen, zullen hun zelf overkomen.
Laten gloeiend hete kolen op hun eigen hoofd vallen. Laat God hen maar in een vuurkuil laten vallen, dan komen zij nooit meer terug.
De roddelaar heeft geen recht van leven in dit land en ik hoop dat het ongeluk de misdadiger inhaalt.
Ik ben ervan overtuigd dat de HERE als pleiter optreedt voor hen die arm zijn en het moeilijk hebben.
Het is duidelijk dat de oprechte mensen Uw naam zullen prijzen, zij mogen in Uw nabijheid leven.
141
Een psalm van David. Och HERE, ik schreeuw het uit tot U; kom mij snel te hulp. Luister naar mijn stem als ik U aanroep.
Laat mijn gebed U als een reukoffer bereiken. Laten mijn opgeheven handen voor U als een avondoffer zijn.
HERE, help mij niet te snel te spreken; zorgt U ervoor dat geen verkeerd woord over mijn lippen komt.
Laat mijn hart het kwade mijden; zorg dat ik nooit goddeloze dingen doe. Houd mij ver van de misdadigers en breng mij niet in de verleiding van hun tafel mee te eten.
Als ik word geslagen door iemand die oprecht is, weet ik dat hij het uit liefde doet. Als hij mij terechtwijst, doet mij dat goed. Ik zal er acht op slaan. Ik zal blijven bidden, ook als men mij kwaad doet.
Al vallen zij in de handen van hun rechters, dan nog zullen zij mij alleen maar goede dingen horen zeggen.
Zoals een rots zich splijt en de aarde openscheurt, zo liggen onze beenderen verspreid voor de ingang van het dodenrijk.
Ik kijk alleen maar uit naar U, HERE God. Ik weet dat U mij beschermt, lever mij niet aan hen uit.
Bescherm mij voor de strikken die zij hebben gezet; voor de valkuilen, die misdadigers voor mij hebben gegraven.
Ik hoop dat de ongelovigen zelf in die kuilen terechtkomen; allemaal, terwijl ik eraan voorbij ga.
142
Een leerzaam gedicht van David. Hij schreef dit gebed toen hij zich in de grot verborg
Hardop roep ik naar de HERE en ik smeek Hem naar mij te luisteren.
Ik stort mijn hele hart voor Hem uit; al mijn ellende vertel ik Hem.
Als alles mij te veel wordt, weet U hoe ik verder moet. Men zet vallen voor mij op het pad dat ik moet gaan.
Ik kijk naar rechts en zie uit naar hulp, maar geen mens kijkt naar mij om. Ik heb geen plek om weg te schuilen en niemand vraagt hoe het met mij gaat.
HERE, ik roep naar U: U bent de beste plaats om weg te schuilen. U houdt mij in leven.
Luister naar mijn smeekgebed; ik ben zo verzwakt. Bevrijd mij van de vijanden die mij achtervolgen; zij zijn veel sterker dan ik.
Leid mij uit deze diepe ellende, dan zal ik Uw naam prijzen. Als U mij redt, zullen oprechte mensen om mij heen komen staan.
143
Een psalm van David. HERE, luister naar mijn bidden; hoor toch hoe ik smeek. U bent trouw en rechtvaardig, antwoord mij dan ook.
Oordeel Uw dienaar niet, want geen mens is in Uw ogen rechtvaardig.
Mijn vijand achtervolgt mij. Hij wil mij doden en mij het dodenrijk injagen, de duisternis in.
Ik weet mij geen raad meer en ben zo verschrikkelijk bang.
Ik denk aan vroeger en aan wat U toen allemaal deed. Alles wat U hebt gedaan en gemaakt, trekt aan mijn geestesoog voorbij.
Ik strek mijn handen naar U uit. Ik verlang naar U zoals droog land naar water verlangt.
Geef mij snel antwoord, HERE, want ik houd het niet meer uit. Verberg U niet voor mij, want dan kan ik beter sterven.
Laat mij 's morgens vroeg al Uw goedheid en liefde ervaren. Ik vertrouw U volkomen. Laat mij weten welke weg ik moet inslaan. Alles in mij richt zich op U.
HERE, bevrijd mij van mijn tegenstanders; ik vlucht naar U.
Leer mij te doen wat U van mij vraagt. U bent mijn God, de goedheid Zelf. Uw Geest leidt mij op een effen weg.
HERE, laat mij leven terwille van Uw naam. U bent rechtvaardig. Haal mij uit deze ellende en moeilijkheden.
Betoon Uw goedheid en liefde en vernietig mijn tegenstanders. Ik ben Uw dienaar. Slaat U ieder neer die mij naar het leven staat.
144
Van David. Ik prijs de HERE, Hij ondersteunt mij. Hij maakt mij klaar voor de strijd, gereed om aan te vallen.
God betoont mij Zijn goedheid en liefde. Hij beschermt mij. Hij bevrijdt mij en geeft mij een schuilplaats. Achter Hem kan ik schuilen. Hij laat mij volken overwinnen.
HERE, hoe is het mogelijk dat U zelfs naar kleine mensen omziet? Waarom zijn zij U zoveel waard?
Zoals een ademtocht voorbijglijdt en in het niets verdwijnt, vliegt ook een mensenleven voorbij.
HERE, kom uit Uw hoge hemel naar beneden en raak de vulkanen aan zodat zij uitbarsten.
Zwaai Uw bliksemschichten in het rond; schiet Uw pijlen af zodat zij in verwarring raken.
Kom met Uw macht uit de hoge hemel en verlos mij uit dit grote gevaar. Uit de macht van vreemde volken.
Liegen en bedriegen is voor hen zo gewoon.
Mijn God, ik wil voor U een prachtig, nieuw lied zingen. Onder begeleiding van de harp zal ik psalmen voor U zingen.
U geeft koningen de overwinning en verlost mij, Uw dienaar David, van de vreemde overheersing.
Verlos mij uit de overheersing van de vreemde volken; zij liegen en bedriegen alsof geen waarheid bestaat.
Laat onze zonen opgroeien als sterke jonge mannen en onze jonge vrouwen worden als de fraaiste beeldhouwwerken.
Geef ons voldoende voedselvoorraden; van alles wat wij nodig hebben. Laat onze schaapskudden enorm groot worden.
Laat ons vee gezonde jongen werpen. Laat er vrede in het land zijn en geen aanleiding tot paniek of vluchten.
Het volk dat zo kan leven, is een gelukkig volk! Het volk dat de HERE God aanbidt, is een gelukkig volk!
145
Een loflied van David. Mijn God, ik zal U groot maken. U bent mijn Koning. Uw naam wil ik mijn leven lang loven.
Elke dag zal ik U eren en Uw naam prijzen zolang ik leef.
De HERE is een grote God en Hem komt alle eer toe. Voor ons mensen is niet te begrijpen hoe groot Hij is.
Van generatie op generatie zal men U prijzen om wat U doet. Men zal dan vertellen over Uw grote daden.
Ik wil vertellen over Uw geweldige heerlijkheid en Uw machtige wonderen.
Die gaan over Uw macht en roem. Ik wil vertellen hoe groot U bent.
Laat Uw grote goedheid geroemd worden en juichende liederen worden gezongen over Uw rechtvaardigheid.
De HERE geeft genade en ontfermt Zich liefdevol. Hij heeft een onmetelijk geduld en is groot in Zijn goedheid en liefde.
De HERE is goed voor iedereen en vol liefde ontfermt Hij Zich over alles wat Hij heeft gemaakt.
Alles wat U hebt gemaakt, prijst U, HERE. Ook allen die U liefhebt, zullen U loven.
Zij vertellen over Uw goddelijk koningschap en over Uw grote macht.
Zo zullen alle mensen horen over Uw grote daden en over de geweldige majesteit van Uw koningschap.
Uw koningschap is eeuwig. U heerst over elke generatie.
De HERE ondersteunt ieder die dreigt te vallen. Ieder die gebukt gaat, helpt Hij overeind.
Alle ogen zijn op U gericht; U voorziet ieder op zijn tijd van voedsel.
Als U Uw hand opendoet, maakt U iedereen gelukkig.
De HERE is rechtvaardig in alles wat Hij doet. Zijn goedheid en liefde stralen af van alles wat Hij maakt.
De HERE is dichtbij ieder die Hem aanroept met een zuiver hart.
Mensen die ontzag voor Hem hebben, komt Hij tegemoet. Hij hoort hun roepen om hulp en redt hen.
De HERE zorgt voor ieder die van Hem houdt, maar Hij vernietigt de ongelovigen.
Zonder ophouden wil ik vertellen over de grootheid van de HERE. Tot in de eeuwigheid zal alles wat leeft Zijn heilige naam eren.
146
Prijs de HERE! Laat alles in mij de HERE prijzen!
Ik wil de HERE eren zolang ik leef. Ik wil psalmen zingen voor mijn God, zolang ik daarvoor de adem heb.
Stel uw vertrouwen niet op vooraanstaande mensen. Zij kunnen u niet redden.
Want als zulke mensen sterven, blazen zij de laatste adem uit en bestaan niet meer. Vanaf dat moment kunnen zij niets meer doen.
Gelukkig is hij die zijn hulp ontvangt van de God van Jakob, die alles verwacht van de HERE, zijn God.
Want God heeft de hemelen en de aarde gemaakt en de zeeën met alles wat daarin zwemt. Hij is trouw tot over de grenzen van de dood heen.
Hij doet recht aan onderdrukte mensen en geeft voedsel aan wie honger lijden. De HERE bevrijdt de gevangenen van hun boeien.
De HERE laat blinden weer zien en beurt mensen op die gebukt gaan onder zorgen. Hij houdt van oprechte mensen.
De HERE beschermt mensen die in een ander land vertoeven en Hij zorgt voor weduwen en wezen. Ongelovigen helpt Hij echter niet. Hun wegen maakt Hij tot dwaalwegen.
De HERE is Koning tot in eeuwigheid. Jeruzalem, uw God is er voor elke nieuwe generatie. Prijs de HERE!
147
Prijs de HERE! Het is goed psalmen te zingen voor onze God. Ja, dat klinkt mooi en een loflied komt Hem ook toe.
De HERE bouwt Jeruzalem weer op en brengt de ballingen terug naar Israël.
Mensen met een gebroken hart vinden bij Hem genezing; Hij heelt alle wonden.
Hij weet precies hoeveel sterren aan de hemel staan; Hij kent ze zelfs bij hun naam.
Onze Here is een grote God en Zijn kracht is geweldig groot. Zijn kennis strekt zich onmetelijk ver uit.
De HERE bemoedigt wie zich bescheiden opstellen, maar de goddelozen zet Hij te schande.
Zing een loflied voor de HERE en begeleid de psalmen die u voor God zingt, met een citer.
Want Hij laat de wolken langs de hemel drijven en regen op aarde neerdalen. Hij laat op de bergen het jonge gras uitlopen.
Hij zorgt voor het voer voor onze dieren; zelfs voor de jonge raven, die roepen in het nest.
Hij hecht geen waarde aan sterke paarden of de kracht van een man.
De HERE hecht er waarde aan dat mensen ontzag voor Hem hebben en vertrouwen op Zijn goedheid en liefde.
Jeruzalem, beroem u op de HERE! Berg Sion, prijs uw God!
Hij zorgt er immers voor dat uw poorten goed vergrendeld zijn. Hij zegent de kinderen in uw stad.
Hij geeft vrede in het land en zorgt voor rijke oogsten.
Hij stuurt Zijn bevelen de aarde rond en Zijn woord gaat met grote snelheid.
De sneeuw ligt als wol op de aarde en rijp ligt als gestrooide as op de gewassen.
De ijzel valt in stukken op de grond. Als Hij de kou stuurt, kan niemand zich redden.
Maar als God Zijn woord stuurt, smelt alles weg. Als Hij de wind laat waaien, stroomt het water weer.
Hij heeft Jakob Zijn woord gegeven en het volk van Israël kreeg van Hem wetten en leefregels.
Met geen ander volk heeft Hij dat gedaan. Daarom kennen zij Zijn geboden niet. Prijs de HERE!
148
Prijs de HERE! Geef eer aan de HERE in de hemel; prijs Zijn naam die hoog verheven is.
Prijs Hem, engelen! Prijs Hem, hemelse legers!
Prijs Hem, zon en maan! Prijs Hem, alle sterren, die zoveel licht geven!
Prijs Hem, alle hemelen en al het water dat de hemel omspant!
Laat alles de naam van de HERE prijzen! Want op Zijn bevel werd alles gemaakt.
Hij heeft alles vastgesteld voor altijd. Hij gaf aan alles een wetmatigheid, die geen ervan overtreedt.
Prijs de HERE op aarde! Prijs Hem, alle grote dieren in de zee en alle diepe zeebodems!
Prijs Hem, vuur en hagel, sneeuw en mist; en ook u, stormen, die Zijn woord uitvoeren!
Prijs Hem, bergen en heuvels, boomgaarden en cederbomen!
Prijs Hem, wilde dieren en het vee, kruipende dieren en vogels!
Prijs Hem, alle koningen op aarde en alle volken! Prijs Hem, alle heersers en machthebbers op aarde!
Prijs Hem, jonge mannen en meisjes; jonge en oude mensen samen!
Laat iedereen de naam van de HERE prijzen! Want alleen Zijn naam is waard geprezen te worden. Zijn macht en heerlijkheid strekken zich uit over hemel en aarde.
Want Hij heeft Zijn volk een hoge positie gegeven: Ieder die Hem liefheeft, kan Hem prijzen. Alle Israëlieten, het volk dat Hij dicht nabij blijft. Prijs de HERE!
149
Prijs de HERE! Zing een nieuw lied voor de HERE; prijs Hem in uw samenkomsten.
Laat Israël blij zijn als het aan zijn maker denkt. Laten alle inwoners van Jeruzalem jubelen over hun Koning.
In een reidans kunnen zij Zijn naam prijzen. Met tamboerijn en citer psalmen voor Hem zingen.
Want de HERE houdt van Zijn volk. Hij bemoedigt en bevestigt de mensen, die zich aan Hem onderwerpen.
Laten de gelovigen Hem eren en voor Hem jubelen. Zelfs als zij in bed liggen, juichen zij nog over hun God.
In hun mond zijn de lofprijzingen voor God. In hun hand hebben zij een tweesnijdend zwaard.
Daarmee kunnen zij wraak nemen op de vreemde volken en ongelovige volken afstraffen.
Hun koningen zullen zij geboeid gevangen nemen en de vooraanstaanden in ijzeren boeien slaan.
Zo wordt het vonnis dat God voorheen voorspelde, aan hen voltrokken. Dat is de eer voor hen die God trouw bleven. Prijs de HERE!
150
Prijs de HERE! Loof God in Zijn heilige hemel; prijs Hem om de machtige hemel die Hij maakte.
Prijs Hem om de geweldige dingen die Hij heeft gedaan. Prijs Hem omdat Hij zo geweldig groot is!
Prijs Hem met het schallen van de trompetten; prijs Hem met de harp en citer.
Prijs Hem met reidans en tamboerijnen. Prijs Hem met fluiten en snaarinstrumenten.
Prijs Hem met klinkende cimbalen; prijs Hem met schallende cimbaalslagen.
Laat alles wat adem heeft, de HERE prijzen! Prijs de HERE!
- Holder of rights
- Multilingual Bible Corpus
- Citation Suggestion for this Object
- TextGrid Repository (2025). Dutch Collection. Psalms (Dutch). Psalms (Dutch). Multilingual Parallel Bible Corpus. Multilingual Bible Corpus. https://hdl.handle.net/21.11113/0000-0016-93B8-2